Verruiging

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Verruiging[1][2] is het proces in vegetaties, waarbij in een min of meer ijle, betrekkelijk lage kruidlaag met veel eenjarige planten het aandeel sterk concurrerende en snelgroeiende, tweejarige en meerjarige planten toeneemt. Dergelijke soorten worden ruigtesoorten genoemd.

Verruiging kan optreden door verstoring van het milieu, in het bijzonder ten gevolge van bemesting of mineralisatie als bijvoorbeeld het maaisel na een maaibeurt blijft liggen en verteert of na wegvallen van het gebruikelijke beheer. Als ook de bodem is verstoord door vergraven of door puinstort spreekt men veelal van ruderale ruigtes.

In het algemeen neemt in verruigende vegetatie de biomassa toe en de diversiteit af. Langzaam groeiende soorten zullen afnemen of verdwijnen door een kleinere concurrentiekracht dan de ruigtesoorten.

De verruigingssoorten zijn bijvoorbeeld grassen, brandnetels, akkerdistel, ridderzuring, kleefkruid[3] en in natte vegetaties de reuzenbalsemien, haagwinde.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]