Virulentie
Virulentie is een maat voor de hoeveelheid schade die een schadelijk micro-organisme of biologisch deeltje in zijn gastheer aanricht. Het is een kwantitatief begrip voor de mate van 'ziekmakend vermogen' of pathogeniteit van de betreffende agens.
Voorbeeld: bacteriofagen ('bacterie-etende' virussen)
[bewerken | brontekst bewerken]Een virulente, virale bacteriofaag zal, na het binnendringen van een bacteriële gastheercel, deze direct instrueren om kopieën van de bacteriofaag te maken, waardoor de gastheer snel sterft. Een minder virulente bacteriofaag kan zijn genoom inbouwen in het bacteriële genoom en, gedurende het leven van de bacterie, deze steeds nieuwe virale fagen laten produceren, waardoor het virus zich sneller vermenigvuldigt.
Evolutie
[bewerken | brontekst bewerken]Er is een 'evolutionair belang' voor parasieten om steeds minder virulent te worden: uiteindelijk zal een minder virulente variant zich beter kunnen verspreiden dan een zeer virulente variant, die de gastheer onmiddellijk doodt. Vergelijk bijvoorbeeld de besmettingen door een griepvirus met die van ebola: ebola is zo dodelijk dat, ondanks de grote besmettelijkheid, slechts een populatie in een klein gebied door een epidemie wordt getroffen. Vaak zijn - het voor een bepaalde soort gastheer - nieuwe parasieten, die overgesprongen zijn vanaf een andere soort gastheer, die voor de nieuwe gastheer erg virulent zijn.
Een virulentiefactor is een product van een bacteriesoort, vaak een eiwit of een koolhydraat, dat mede de virulentie en dus de pathogeniteit van de betreffende bacterie bepaalt.
Infectiedosis (ID50) in de epidemiologie
[bewerken | brontekst bewerken]In de epidemiologie is de ID50 of infectiedosis een maat voor de virulentie van een pathogeen. De infectiedosis is het minimaal benodigde aantal micro-organismen per geïnfecteerd individu, waarna de pathogeen zich binnen de gastheer voldoende kan vermenigvuldigen om uiteindelijk 50% van een populatie ziek te maken. Hoe kleiner de ID50, hoe groter de virulentie.
Verwekkers van darminfecties hebben vaak een zeer hoge ID50, bijvoorbeeld 107, omdat door afsterving van de pathogeen door het maagzuur, en door de werking van het immuunsysteem in de darmen tijdens de darmpassage, slechts een zeer klein deel zich kan hechten aan het slijmvlies. Daarentegen zijn bij infectie van de buikholte door bijvoorbeeld een wond, 10 bacteriën al genoeg om daar een infectieziekte te veroorzaken. De ID50 is in dit geval meer een maat voor de weerstand van de porte d'entrée, dan voor de eigenschappen van het micro-organisme.