Antiarchi

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Antiarchi †
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Siluur - Devoon
Yunnanolepis, reconstructie
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Onderstam:Vertebrata (Gewervelden)
Infrastam:Gnathostomata
Klasse:Placodermi † (Placodermen)
Orde
Antiarchi
Cope, 1985
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Antiarchi † op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De Antiarchi zijn een orde van uitgestorven vissen uit het Siluur en Devoon, die behoren tot de placodermen. De placodermen hadden allen een karakteristiek pantser van benen platen, maar de Antiarchi spanden de kroon. Ze hadden een pantser dat de hele kop omvatte dat alleen de ogen onbedekt liet. Alle Antiarchi waren bodembewoners. De meeste soorten waren zoetwaterdieren. In het Onder-Devoon zijn fossielen van Antiarchi nog relatief zeldzaam, maar uit het Midden- en Boven-Devoon is een grote diversiteit van soorten bekend.

De wetenschappelijke naam Antiarchi betekent 'verkeerd om geaarsden'. De naam werd bedacht door de Amerikaanse paleontoloog Edward Drinker Cope, die de fossielen verkeerd oriënteerde en dacht dat de anus zich bij deze dieren aan de bovenzijde bevond.

Uiterlijk[bewerken | brontekst bewerken]

Bothriolepis panderi, gevonden in de omgeving van Novgorod, Rusland. Museum für Naturkunde, Berlijn.

De Antiarchi hadden een pantser om de kop en het voorste deel van het lichaam. Voor de ogen en neusgaten, die dicht bij elkaar stonden, was een ovale opening in het koppantser opengelaten. Andere openingen waren er voor de steelvormige borstvinnen, die zelf ook met pantser omhuld waren en daarom qua uiterlijk wel op de scharen van een krab leken. Bij de meeste soorten zat midden in de borstvinnen een gewricht of knik. Waarvoor deze poot-achtige vinnen dienden is onduidelijk. Ze kunnen hebben gediend om zich in te graven in de bodem, of om predatoren zoals zeeschorpioenen op afstand te houden.

Antiarchi hadden een verhoudingsgewijs kleine kop met de mond aan de onderzijde. Bij sommige soorten, zoals Bothriolepis, was de staart geheel onbedekt. Bij andere soorten, zoals Pterichthyodes, was de staart bedekt met schubben. De meeste soorten werden 20 tot 30 cm lang. De grotere soorten konden tot 1 m lang worden.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Hieronder staat een cladogram uit Jia et al. (2010):

Antiarchi 

Parayunnanolepis




Dayaoshania



Grenfellaspis



Euantiarcha
Bothriolepidoidei

Luquanolepis




Nawagiaspis



Jiangxilepididae

Jiangxilepis



Ningxialepis





Dianolepis



Bothriolepididae


Bothriolepis



Grossilepis





Monarolepis



Briagalepis




Microbrachiidae

Wudinolepis




Hohsienolepis



Microbrachius









Asterolepidoidei

Byssacanthus





Hunanolepis





Kirgisolepis



Pterichthyodes





Gerdalepis



Sherbonaspis







Stegolepis




Asterolepis




Remigolepis



Pambulaspis