Bohaiornis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Bohaiornis
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Vroeg-Krijt
Een diagram van de schedel van Bohaiornis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Onderklasse:Enantiornithes
Familie:Bohaiornithidae
Geslacht
Bohaiornis
Hu et al., 2011
Typesoort
Bohaiornis guoi
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

Bohaiornis is een geslacht van uitgestorven vogels uit het Vroeg-Krijt van het huidige China, behorend tot de Enantiornithes.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

In 2011 benoemden en beschreven Hu Dongyu, Li Li, Hou Lianhaim en Xu Xing de typesoort Bohaiornis guoi. De geslachtsnaam verbindt de naam van de Bohaizee met een Oudgrieks ὄρνις, ornis, 'vogel'. De soortaanduiding eert Guo Chen als ontdekker. Het kan verdedigd worden dat de gepubliceerde samenvatting van een lezing uit 2009 al een geldige naamgeving opleverde, vaak wordt de status in 2009 nog slechts als die van een nomen nudum gezien.

Het holotype LPM B00167 is bij Lamadong gevonden, volgens de beschrijving uit 2011 in een laag van de Yixianformatie die dateert uit het Aptien. Het bestaat uit een vrijwel volledig skelet met schedel, platgedrukt op een enkele plaat. Slechts de achterzijde van de schedel ontbreekt. Het skelet ligt in verband. Het is van een jongvolwassen dier. Delen van het verenkleed zijn bewaard gebleven. Het maakt deel uit van de collectie van het Liaoning Paleontology Museum, Shenyang Normal University.

In 2014 werd een tweede exemplaar gemeld, specimen IVPP V17963, een skelet met schedel van een volwassen exemplaar, ook gevonden bij Lamadong. Dit bleek uit de Jiufotangformatie te stammen die dateert uit het vroege Albien wat het vermoeden heeft opgeroepen dat ook het holotype eigenlijk die herkomst heeft.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Bohaiornis is een vrij grote vogel. De totale lengte van het skelet is 296 millimeter. De staartveren brengen de lengte op 357 millimeter.

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Drie daarvan zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. De achterkant van het articulare in de onderkaak steekt schuin naar achteren en beneden uit. In het heiligbeen zijn de sacrale wervels zo sterk overdwars afgeplat dat een kam ontstaat. De takken van het vorkbeen eindigen in een naar buiten verdikte punt.

Daarnaast was er, vergeleken met andere Enantiornithes, een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. De lichaamsomvang is groot. De voorste borstwervels hebben doornuitsteeksels die sterk van voor naar achteren verbreed zijn. Op het schouderblad is de processus acromialis extreem verlengd met een verbreed uiteinde. Het onderste derde deel van het ravenbeksbeen heeft een licht bolle buitenrand.

Het exemplaar uit 2014 leverde extra autapomorfieën op. De beenbalk van het jukbeen onder de oogkas is bandvormig en onderaan licht naar achteren gebogen. Het aantal tanden in de bovenkaaksbeenderen en de onderkaken is laag. De tanden zijn robuust. De beenplaatjes van de scleraalringen van de ogen zijn breed. De processus acromialis heeft een rechthoekig profiel. Het uitsteeksel op de punt van het ravenbeksbeen voor de geleiding van de pees van de heffende borstspier heeft de vorm van een licht naar binnen gebogen haak. De bijdrage van het ravenbeksbeen aan het schoudergericht bevindt zich op dezelfde hoogte als dit uitsteeksel. De buitenrand van het ravenbeksbeen is plat of licht hol met een klein buitenwaarts uitsteeksel. Het borstbeen heeft in het midden van de achterrand een klein T-vormig uitsteeksel dat even ver reikt als de achterste buitenste uitsteeksels. De voetklauwen zijn lang en sterk gebogen. De derde voetklauw is groter maar minder gekromd dan de overige klauwen.

De twee uiterste staartveren zijn extreem verlengd. Ze zijn, althans aan hun basis, schubvormig, zonder schacht of veren. Ze hebben een rechthoekig profiel met evenwijdige zijranden, naar achteren iets verbredend.

Bij het tweede specimen zijn maagstenen, gastrolieten, aangetroffen. Dit werd gezien als een aanwijzing voor een vleesetende levenswijze waarop ook al de grote klauwen en robuust gebit zouden duiden. Een studie uit 2021 ontkende echter dat het om maagstenen zou gaan. Het zouden precipitaties van chalcedoon zijn. Wel is er de mogelijkheid dat die weke delen van het levende dier hebben vervangen.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

In 2011 lukte het niet goed de fylogenetische positie van Bohaiornis nader te bepalen. Men nam een verwantschap met Eoenantiornis aan. In 2014 echter werden de verwanten Parabohaiornis en Longusunguis benoemd en bij die gelegenheid werd ook een eigen familie Bohaiornithidae als klade gedefinieerd.

Het volgende kladogram toont de positie van de Bohaiornis in de evolutionaire stamboom volgens een kladistische analyse uit 2014:

Enantiornithes 

Protopteryx



Elsornis



Iberomesornis


 Euenantiornithes 
 Longipterygidae 


Boluochia



Longipteryx





Shanweiniao




Longirostravis



Rapaxavis








IVPP V 18631



Pengornis





Eocathayornis





Cathayornis




Neuquenornis



Gobipteryx



Vescornis



Eoalulavis




Concornis



Qiliania





 Eoenantiornithiformes 

Eoenantiornis


 Bohaiornithidae 


Shenqiornis



Sulcavis





Zhouornis




Longusunguis




Parabohaiornis



Bohaiornis