Gebruiker:Ha.Jager/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Dit artikel geeft een overzicht van de Historie van de Hilversumse badhuizen met in het bijzonder de historie van de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting, opgericht 1912, Badhuislaan 3 te Hilversum.

1857 - Diepenweg (Torenlaan)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1857 was de Hilversumse burgerbevolking door de krappe, slechte en armoedige huisvesting in het algemeen gesproken volstrekt verstoken van enig badsanitair. Open riolen via de straten voor hemelwater en huishoudelijk afvalwater waren gebruikelijk. Eerst in 1898 werd de waterleiding in Hilversum aangelegd. De eerste ontwikkelingen van openbare badvoorzieningen in Hilversum zijn te danken aan de Hilversumse huisarts Johannes (Jan) Fredericus van Hengel (1811 - 1892).[1] Dr van Hengel liet aan de toenmalige Diepenweg in 1857 een gebouwtje oprichten, waarin onder andere zes voor burgers toegankelijke badkamers waren opgenomen, elk voorzien van een verdiept, marmer bekleed bad.[2] Kennelijk bedoeld voor de gegoede burger; het toegangsgeld was 50 cent. Omstreeks 1955 werd deze badgelegenheid aan de Diepenweg, inmiddels Torenlaan geheten, gesloten.

1885 - Oude Haven[bewerken | brontekst bewerken]

In 1842 werd een aanvang gemaakt om de Berensteinse Vaart vanaf de latere Hondenbrug verder uit te graven tot uiteindelijk de Havenstraat. Een zanddek tot 15 meter dik werd met de hand afgegraven en afgevoerd. Dit gedeelte zou naderhand de 'Oude Haven' worden genoemd.

In 1843 werd bij de Turfstraat een smal houten bruggetje over het water van het einde van de Berensteinse Vaart gemaakt om het daar gelegen woonbuurtje, alsmede de loswal langs de Turfstraat bereikbaar te houden. In 1867 is in deze wijk de Hilversumsche Stoom Spinnerij en Weverij opgericht met in 1868 32 arbeiderswoningen met rode dakpannen. Dit buurtje werd daarom naderhand in het Hilversumse volksjargon het 'Rooie Dorp' genoemd.[3]

Van 1797 tot rond 1808 heeft hier ook nog een houtzaagwindmolen van de burgers Huibt. Jongeneel en Jan Koenders uit Blauw Capel bij Utrecht gestaan.[4] Dit houten bruggetje is in 1930 vervangen door een betonnen verkeersbrug (ontwerp: Willem Dudok[5]) als onderdeel van de Loosdrechtseweg; de Hondenbrug.

In 1876 was het graven van de Oude Haven met een draaikom bij de huidige Badhuislaan vanaf de Oude Loswal/Turfstraat tot aan de Havenstraat voltooid. De Oude Haven is derhalve het verlengde van de Berensteinse Vaart, waarvan de aanleg dateert uit 1634.[6]

In 1885 is door de heer Gerrit Jan Stokerman, afkomstig uit Amersfoort, in de Oude Haven een openluchtzwembad gesticht. Dit zwembad was gelegen ter hoogte van het einde van de huidige Hyacintenlaan. Toen was de waterkwaliteit van de Oude Haven tussen beide 15 m hoge taluds nog geschikt (kwelwater?) als zwemwater en werd de haven nog niet gebruikt als afvoer voor Hilversums rioolwater. Deze openbare met schuttingen omheinde bad- en zweminrichting werd in 1898 al weer gesloten[7][8]

1890 - Molenweegje/Badhuislaan[bewerken | brontekst bewerken]

In november 1890 is door de gemeente Hilversum het op dat moment onverharde pad, dat liep van de Vaartweg naar de voormalige openlucht bad- en zweminrichting van de heer G.J. Schoterman aan de Oude Haven, de Badhuislaan genoemd. Ofschoon in 1890 aan de Badhuislaan van een badhuis ter plekke nog geen sprake was. Dat pad liep naar de plek, waar in 1914 een ongemakkelijk steile en hardstenen trap zou worden gemaakt zonder leuningen - 15 meter hoog - met 73 treden en met 3 tussentableaus (architect: Piet Andriessen;[9]). Naderhand in 1916 heeft architect Willem Marinus Dudok[5] als één van zijn eerste werken voor de gemeente Hilversum op dezelfde hoek van de Badhuislaan met de Couperusweg een grote, vierkant gemetselde gasstraatlantaarn (ong. 3½ m hoog) laten maken met aan weerszijden aan de bovenkant van de trap gemetselde trapafsluitingen van enkele meters lang.

De Badhuislaan was tot 1890 een onverhard particulier zandpad met de naam Molenweegje (Molenweggetje?). Waarschijnlijk, omdat op het heuvelterrein, waar Boomberglaan, Badhuislaan en Vaartweg samen komen, zijnde het hoogste punt (ong. 25 m +NAP) van de nabije omgeving, de gemetselde windkorenmolen 'De Erfgooier' stond. Deze korenmolen was de derde versie in opeenvolging en is in oktober 1920 afgebroken[4]. De oudste molen op dat terrein dateert uit rond 1450.[10] Op de zogenaamde 'Ronde Kaart' van Het Gooiland uit 1524 wordt op deze plek een molen op een heuvel vermeld. In het verre verleden werd de Vaartweg daarom achtereenvolgens genoemd: 'Den Moelen Dryft', van november 1829 tot mei 1876 het 'Moleneind, van mei 1876 tot december 1883 'Molendrift' en daarna tot op heden Vaartweg[10]. Het molenrecht van de molen De Erfgooier dateert van vóór 1500. In het historisch archief uit de tijd van de vroege Erfgooiers waarschijnlijk nog traceerbaar, want de molenaar was een Erfgooier.In de omgeving van deze molen heeft nog een tweede molen gestaan, namelijk een houtzaagwindmolen (molendatabase nr. 15478), die vermoedelijk op hoger gelegen terrein nabij de Turfstraat/Oude Loswal heeft gestaan.[4] Deze houtzaagwindmolen is zichtbaar op een etsafbeelding van Hilversum uit de periode 1797 tot <1808, van de hand van Anna Catharina Brouwer *Amsterdam 1772.

1911 - Gasthuisstraat 38[bewerken | brontekst bewerken]

Op 26 oktober 1911 werd de Vereniging Volksbaden Hilversum opgericht. In 1911 stichtte de Vereniging voor de arbeidersbevolking op de hoek van de Gasthuisstraat 38 en de Mauritslaan aan de havenzijde in een voormalig ziekenhuisje een openbaar badhuis.[6] Dit badhuisje omvatte drie badkuipen en elf douchecellen in een eenvoudige doch praktische uitvoering, afgestemd op de eenvoud van de arbeidersbevolking. Deze voorziening bleek al snel te klein en werd in 1925 afgebroken. De Vereniging wendde zich in 1916 tot de gemeenteraad met een verzoek tot financiële ondersteuning bij uitbreiding van de gemeentelijke badfaciliteiten in volkswijken.

1912 - N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting[bewerken | brontekst bewerken]

De Vereniging Hilversumsche Bad- en Zweminrichting richtte op 30 oktober 1912 op de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting. De N.V. werd op 30 november 1912 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Het maatschappelijk kapitaal, groot fl. 30.000 was verdeeld over 30 aandelen aan toonder van elk fl. 1.000.[11] De bouwarchitect Everwijn Verschuyl was voorzitter van het bestuur van de N.V.

De initiators/promotors van de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting waren Geert van Mesdag (Groningen 6 november 1863 - Hilversum 7 november 1939) en F.M. Delfos. Geert van Mesdag was een industrieel ondernemer en woonde vanaf 1898 in Hilversum. In 1893 werd hij als medevennoot opgenomen in de directie van de cacao- en chocoladefabriek Koninklijke Van Houten te Weesp.In 1914 werd hij benoemd tot commissaris van de N.V. Philips Gloeilampen Fabriek te Eindhoven. In 1937 was hij president-commissaris van de Raad van Commissarissen tot 1939, waarna Anton Philips dit overnam. F.M. Delfos was een handelaar onder andere in suiker uit voormalig Nederlands Oost-Indië. De Hilversumse vennootschap verkreeg door de verkoop van aandelen aan toonder van de N.V. fl. 12.500 voor het oprichten van het zwembadgebouw aan de Badhuislaan hoek Floralaan te Hilversum. De N.V.liet architect Everwijn Verschuyl (29 augustus 1871 - 25 oktober 1954) een ontwerp maken. Op dinsdag 12 augustus 1913 werd de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met enig feestelijk vertoon geopend. Dit betekent sinds de Koninklijke goedkeuring op 30 november 1912 een bouwtijd van slechts 8 maanden! In die bouwtijd is een gebouw gerealiseerd met allure in een eclectische Louis XVI-stijl. Niet alleen aan de buitenzijde maar ook aan de binnenzijde waren de bouwkundige detailleringen en versieringen van stand, een monumentenstatus waardig.

Voor het zwemwater werd gebruik gemaakt van grondwater, dat achter het gebouw nabij het ketelhuis in de noordoosthoek van het terreinperceel werd opgepompt. De bodemstructuur in de omgeving van de Badhuislaan wordt gevormd door een zandpakket met een groot doorlaatvermogen. De stijghoogte bedraagt ongeveer NAP +1 m. In verband met deze lage grondwaterstand van ongeveer -16m (maaiveldhoogte 17 m +NAP zandgrond met het waterpeil van de Oude Haven 1 m +NAP zeer nabij) werd daartoe in de noordoostelijke punt van het terreinperceel een ronde (diameter 1,75 m) gemetselde waterput gemaakt met een diepte van ong. 15m met op de bodem in het droge een elektrische grondwaterpomp. Deze grondwatervoorziening was in 1948 nog steeds aanwezig maar is na de tijdelijke sluiting begin jaren dertig wegens een ernstig defect aan de grondwaterpomp niet meer in gebruik geweest. Bij de opening in 1913 beschikte de inrichting over een 'eigen' watervoorziening ondanks de aanwezigheid van een gemeentelijke waterleiding; de watertoren aan de Jacobus Pennweg op Trompenberg in 1893; het waterleidingnet in 1898.

Een rondgang door het gebouw, zoals dit in 1912 is gebouwd, toont het volgende te beginnen aan de voorzijde met de hoofdentree.

De fraai gevormde hoofdentree was gesitueerd in het midden van het front van het gebouw. Deze bestond uit een met 6 traptreden verhoogd, hardstenen entreebordes met twee hardstenen zijdelingse trappen en voorzien van een baldakeinachtige door 2 forse kolommen ondersteunde overkapping. Het bordes en de beide entreetrappen waren afgezet met een sierlijk met rondingen uitgevoerd smeedijzeren hekwerk. Via de bewerkte dubbele entreedeuren betrad men de entreehal, waar links een kantoorruimte met betaalloket voor de caissière/receptioniste en rechts een besloten kantoortje. Vervolgens over de volle breedte van de entreehal een tweede trap van 5 treden naar een tussenruimte eveneens met hardstenen vloeren om uiteindelijk in de zwemzaal te geraken. In deze tussenruimte kon men hetzij naar rechts (heren) dan wel naar links (dames) naar de gescheiden heren of dames bad- en doucheafdelingen. Aan de herenzijde waren 9 kuipbaden en 6 doucheruimten. Aan de dameszijde waren 6 kuipbaden en 6 doucheruimten. De badkuipen waren vrijstaand van geëmailleerd staal. Kosten: kuipbad 75 cent; douche 25 cent. Handdoeken waren naar behoefte te huur. Aan de zijde van de herenbadafdeling kon men buitenom bij de Floralaan via een trap afdalen om door een zij-ingang de volksbaden te bezoeken. Kosten: kuipbad 25 cent; douche 15 cent.

De drie bad- en doucheafdelingen hadden ieder bij hun entree een wachtruimte. Aan de zijde van de dames badafdeling was eveneens buitenom een vergelijkbare zij-ingang naar een souterrain. Hier was een bewaakte fietsenstalling. In hetzelfde souterrain was aan de frontzijde een separate ruimte, waar tijdens de periode 1937 tot 1949 enige drukpersen stonden, waaronder een Heidelberg (afkomstig van drukkerij Hekkema in Zuidhorn?; zie hierna). Hiermee kon het eigen drukwerk, zoals diverse zwemdiploma's, worden verzorgd. Het gebouw had een zelfstandige eigen huistelefooninstallatie met door het hele gebouw op diverse plekken een telefoontoestel met een draaislingertje om verbinding te maken. De gebruiksruimten werden verwarmd met een centrale stoomverwarming behalve in de bovenwoning.

Boven de entreeruimten bevond zich een separate bovenwoning.

Via de eerder vermelde tussenruimte bereikte men de zwemzaal. Bij de ingang hiervan was een zitgedeelte voor bezoekers van enige meters breed met een hekwerk ter afscheiding van het zwemgedeelte. Het zwembad had de ongebruikelijke afmetingen van 9 bij 18 meter met een maximale diepte van 3m aan de entreezijde en aan de tegenover gelegen oostzijde een ondiepe aanvangsdiepte van ong. 1,5 m. Aan de ondiepe zijde van het zwembassin was aan weerszijden een betegelde toegangstrap met in het midden van de korte bassinzijde een fraai uitgevoerd stenen ornament van ~1,5m hoog met daaraan een grote leeuwenkop met open bek, waaruit het suppletiewater voor het zwembad stroomde. Zijdelings van beide toegangstrappen waren twee alternatieve wateraanvoervoorzieningen, waarbij het uitstromende water minder geraas maakte dan via de leeuwenkop.

Aan de diepe zijde van het bassin bevonden zich in de hoek aan de dames zijde van het zwembassin een 3 m hoge springplank en aan de heren zijde een 1 m hoge springplank. Aan beide lange zijden was een metalen ladder aan de bassinmuur bevestigd, teneinde het water te kunnen verlaten. Langs beide zijden van het bassin waren elk 20 houten omkleedhokjes. Aan de zwembadzijde konden deze omkleedhokjes worden afgeschermd met behulp van een gordijn. Aan de tegenover gelegen toegangszijde konden de omkleedhokjes met een houten deur worden afgesloten.

Aan de ondiepe zijde langs de oostgevel van de zwemzaal waren 10 separate douchehokjes, voorzien van een afsluitbare houten deur. Boven de douches was een stenen entresolvloer met 3 groepsomkleedhokken, geschikt voor rond 25 personen per hok, eveneens afgeschermd met gordijnen. Deze entresolvloer was aan beide uiteinden via een betegelde trap vanaf de ondergelegen zwembadvloer bereikbaar.

In de afsluitende oostgevel waren vijf grote en mooie glas in lood vensters aangebracht, waarvan de bovenranden de daklijn volgden. Deze fraaie gebrandschilderde vensters waren in enkelglas uitgevoerd. De beide langsgevels van de zwemzaal waren aan de bovenkant voorzien van grote, enkelglas vensterpartijen, waarvan de bovenste helft van ieder venster voor ventilatie gekierd kon worden open gezet. Vanwege de vochtige atmosfeer in de zwemzaal ontstond veel overlast van condensvorming op het enkelglas maar ook aan het ongeïsoleerde dakbeschot. Het dak van de zwemzaal werd gevormd door een ongeïsoleerd houten dakbeschot afgedekt met bitumen dakleer. In 1945 was het houten dakbeschot danig door houtrot aangetast. De buitenzijde van het metselwerk van het gebouw was zonder spouw uitgevoerd, Alle vensters waren met enkelglas uitgevoerd veelal met roedenverdeling.

De machinekamer was gesitueerd onder de douches aan de ondiepe zijde van de zwemzaal. In de machinekamer was als hoofdelement een grote, elektrische centrifugaalpomp voor het verversen van het zwembadwater. Dit zwembadwater werd toegevoerd vanuit een viertal grote, betonnen open zandfilters. Deze zandfilters bevonden zich onder de tussenhal bij de hoofdentree van de zwemzaal tegen het kopse diepe gedeelte van het zwembad. In de machinekamer was verder veel leidingwerk, waterverdeelstukken met de nodige afsluiters, een ondergrondse waterspuitank, een groot elektrisch verdeel- en schakeltableau, etc. De totale waterinstallatie werd vanaf 1937 met gemeentelijk leidingwater gevoed.

Ten behoeve van de grote hoeveelheid benodigde warm leidingwater en stoom bevond zich op de noordoostelijke hoek van het gebouw een ketelhuis. In het ketelhuis lagen als belangrijkste elementen 2 vrijstaande kolen gestookte Cornwallstoomketels. Deze stoomketels waren beide voorzien van een grote kolentrechter en automatische kolentoevoer naar de vuurhaard. Zodoende konden de stoomketels enige tijd zonder direct toezicht functioneren. Nabij de stoomketels was de benodigde inpandige kolenopslag. Ten behoeve van de afvoer van de rookgassen stond langs de noordgevel tussen de fietsenstalling en het ketelhuis een ronde, gemetselde schoorsteen van ongeveer 25m hoog.

Aan de zuidgevel van het gebouw aan de zijde van de Floralaan was op het vloerniveau van de machinekamer een wasserij. Deze wasserij was voorzien van een professionele wasserij inrichting met wasmachine, een centrifuge en een grote droogkast, die met stoom werd verwarmd. Deze wasserij werd vooral gebruikt voor het wassen en drogen van de vele gebruikte handdoeken, die belangstellenden bij binnenkomst tegen een kleine vergoeding konden huren.

Op het vloerniveau van machinekamer en ketelhuis waren rondom en onder het (ondiepe)zwembassin vele ongebruikte, loze ruimten en nissen zonder verlichting en grotendeels zonder vloerverharding (los zand) maar veelal wel met et nodige leidingwerk. Catacombe-achtig met veel spinnen; niet erg toegankelijk.

Ten behoeve van de opslag van de warmwatervoorraad was op de zolder van de bovenwoning een grote vierkante betonnen warmwatertank, die rondom met een dikke laag asbestwol was geïsoleerd. Deze warmwatertank nam het grootste deel van de zolderruimte in beslag.

Boven de voorzieningen voor de hoofdentree tegen de westgevel van de zwemzaal bevond zich een separate bovenwoning, bestaande uit een woonverdieping en een zolder. Deze woning was via een privé trappenhuis vanuit de entreehal bereikbaar. De woonverdieping bestond aan de voorzijde uit een ongedeelde woonkamer in het midden en aan weerszijden daarvan een slaapkamer. Aan de zijde van de scheidingsmuur met de zwemzaal bevonden zich een grote woonkeuken met een gasaansluiting en nog een derde slaapkamer. In de scheidingsgang tussen voor- en achterzijde van de woning was een toilet. Iedere slaapkamer was in die tijd geschikt voor 3 slaapplaatsen. Er was geen badkamer of doucheruimte en ook geen centrale verwarming. De enige verwarming in de woning bestond uit een kolenkachel in de woonkamer. In het trappenhuis was de trap naar de zolder, waar zoals eerder vermeld een grote warmwatertank was. De rest van de zolder met dakkapel aan de voorzijde werd voor de rest slechts als beperkte opslagruimte benut. Evenals de rest van het gebouw waren alle vensters van de bovenwoning in roedenverdeling met enkelglas.

Op dinsdag, 12 augustus 1913, werd de bad- en zweminrichting met enig feestelijk vertoon voor de eerste keer geopend, hetgeen blijkt uit enige foto's van die gelegenheid. Waarschijnlijk vanwege de crisisjaren van de jaren dertig met een aanvang in oktober 1929 werd de bad- en zweminrichting begin jaren dertig gesloten.

1916 - Twee nieuwe volksbadhuizen; Huygensstraat en Meidoornstraat[bewerken | brontekst bewerken]

Volksbadhuis op de Meidoornstraat in 2015

Na uitvoerige discussies in de gemeenteraad naar aanleiding van het verzoek van de Vereniging Volksbadhuis Hilversum in 1916 werd door de raad besloten twee nieuwe volksbadhuizen te laten bouwen en die in exploitatie aan derden te geven. En wel één aan de reeds bestaande Vereniging Volksbadhuis Hilversum als onderdeel van het nog te bouwen sociale woningbouwcomplex aan de Meidoornstraat/Bosdrift en één als onderdeel van het nog te bouwen sociale woningbouwcomplex aan de Huygensstraat. Gemeentearchitect Piet Andriessen[9] was inmiddels in 1914 overleden. Zijn opvolger, de bekende architect Willem Dudok,[5] werd derhalve als directeur van de Dienst Openbare Werken (1915) en later in 1928 gemeentearchitect van de gemeente Hilversum belast met de uitvoering van dit besluit.

Het nieuwe volksbadhuis aan de Huygensstraat 76 in de wijk Over 't Spoor[12] werd op 14 juni 1920 in gebruik genomen. Dit badhuis omvatte 25 douches en 4 badkuipen en tevens een schoolbad met 12 douches. In 1956 is dit badhuis gemoderniseerd en in rond 1970 wegens onvoldoende belangstelling als badhuis gesloten. In 2004 is dit bouwwerk met de aanpalende woningen afgebroken. Het vrijgekomen bouwperceel is inmiddels in 2016 weer volledig bebouwd.

Het nieuwe volksbadhuis van de Vereniging Volksbadhuis Hilversum aan de Meidoornstraat in de wijk Het Bloemenkwartier werd als onderdeel van het gemeentelijke woningbouwcomplex aan de Meidoornstraat/Bosdrift op 3 december 1921 in gebruik genomen. Tot 1975 is dit als badhuis in gebruik geweest; daarna wegens onvoldoende belangstelling als badhuis gesloten. Op het ogenblik wordt dit voormalige badhuis in de Meidoornstraat gebruikt als medisch centrum onder de naam 'Het Oude Badhuis'. Dit gebouw is sedert enige jaren een Rijksmonument.[13]

1930 - Crisistijd[bewerken | brontekst bewerken]

Omstreeks 1930 is de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting aan de Badhuislaan vanwege de crisisjaren en dientengevolge gebrek aan belangstelling tijdelijk gesloten.

1937 - Heropening Hilversumsche Bad- en Zweminrichting[bewerken | brontekst bewerken]

In 1937 heeft de heer Tjapko Jager, *Winschoten 9 januari 1881, †Baarn 10 maart 1962, brood/banketbakker en afkomstig uit Winschoten, Torenstraat, de bad- en zweminrichting aan de Badhuislaan 3 (nu: 15) te Hilversum gekocht. De heer Tj. Jager woonde op dat moment in Baarn op de Steijnlaan 6. Het beheer en de leiding van de inrichting werd na de aankoop gegeven aan zijn zoon, de heer Remt Klaas Jager (Winschoten, 24 maart 1907 - Hilversum, 11 augustus 1982). Hij had in 1928 in Groningen aan de sportacademie zijn MO-akte lichamelijke opvoeding behaald en woonde met zijn gezin - toen met 3 kinderen - vanwege de crisisjaren in 1937 in Zuidhorn in de buurt van Kerkstraat/Schoolstraat. RKJ was daar als assistent werkzaam in de drukkerij van de heer Lupko Hekkema te Zuidhorn, Molenstraat 5, een aangetrouwde zwager.

Vanwege zijn nieuwe functie in Hilversum reden voor RKJ om in 1937 met zijn gezin van Zuidhorn naar de Badhuislaan 3 te Hilversum te verhuizen. De auteur van dit document (Amsterdam, 9 september 1933) is één van die drie kinderen. De auteur heeft van 1937 tot 1949 in de bovengelegen bedrijfswoning van de bad- en zweminrichting gewoond. Veel detail informatie betreffende de inrichting en het gebruik van de bad- en zweminrichting tijdens eerder genoemde woonperiode is gebaseerd op persoonlijke herinneringen, dan wel persoonlijke foto's en geschriften. Spoedig na de verhuizing van RKJ naar Hilversum is de bad- en zweminrichting daarop in 1937 weer in gebruik genomen maar nu onder beheer van Jager. De badmeester was de heer Breton, woonachtig op de Badhuislaan 16 te Hilversum. Een zus van Remt Jager, Harmanna (Mannie) Catharina Albronda Jager (Winschoten, 2 november 1909 - Amsterdam, 25 maart 2006) was badjuffrouw. Zij woonde destijds met echtgenoot Frikko (Koos) Derk Albronda op de Loosdrechtseweg 23 op de hoek met de Taludweg te Hilversum. Zij had eveneens aan de sportacademie in Groningen de MO-akte lichamelijke opvoeding behaald.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de bad- en zweminrichting aan het einde van de oorlog dienst gedaan als eventuele noodopvang in verband met de mogelijke inzet van mosterdgas als strijdmiddel. Daartoe was op last van de Duitse bezetters een noodvoorraad steenkolen in de zweminrichting opgeslagen om warm waswater te kunnen maken. In de damesbadafdeling lagen in dit verband diverse Duitse attributen opgeslagen met ongewis gebruiksdoel. In Hilversum zou tijdens de oorlogsjaren onder Duits beheer mosterdgas in enigerlei vorm zijn opgeslagen. Met de algemene spoorwegstaking, die begon op 17 september 1944 na een oproep daartoe door de Nederlandse regering in ballingschap in Londen en die duurde tot aan de volledige bevrijding op 5 mei 1945, viel ook de openbare stroomvoorziening uit. Hierdoor was haast geen leidingwater meer beschikbaar. Daarmee was de functie van noodopvang door de Hilversumsche Bad- en Zweminrichtng tegen gasaanvallen ook niet meer bruikbaar. Jager heeft toen onmiddellijk het grootste deel van de Duitse noodvoorraad steenkolen bij het ketelhuis afgevoerd naar de duistere catacomben onder het zwembassin en daar veilig gesteld. Met deze steenkolenvoorraad heeft Jager tijdens de beruchte hongerwinter 1944/1945 voor zijn gezin nuttig ruilhandel kunnen drijven met de meelmaalderij B & J van de Beek op de Boomberglaan, met een veeboer aan het eind van de Vaartweg/Het Gooische Gat (melk) en vergelijkbaar. Door het uitvallen van de elektriciteit en omdat leidingwater nog maar beperkt werd geleverd, werd daardoor in september 1944 de bad- en zweminrichting noodgedwongen voor onbepaalde tijd gesloten. Deze sluiting duurde tot het einde van de oorlog op 5 mei 1945.

1945 - Heropening van de bad- en zweminrichting in de Badhuislaan na de oorlogssluiting[bewerken | brontekst bewerken]

Spoedig na de bevrijding in mei 1945 kon de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting weer worden heropend. Als badmeester werd door de directie de heer Wingelaar aangesteld. Mevrouw Schwan was de badjuffrouw. Eén van de eerste noodzakelijke dingen was het vervangen van het dak in de zwemzaal. Daarin was inmiddels al spontaan een open gat ontstaan. Vervanging was derhalve hoog nodig. Het complete dakbeschot van de zwemzaal is vernieuwd met ongeïsoleerde asbestcement dakplaten. In de machinekamer werd in 1945 een chloreerinstallatie gemonteerd en in gebruik genomen om het recirculerende zwemwater niet alleen te filtreren maar ook te desinfecteren. Daartoe werd chloorgas in hogedruk cilinders gebruikt, hetgeen voor het bedienend personeel met gevaar gepaard ging. In de tussenhal tussen de entreehal en de zwemzaal hing inmiddels aan de wand een grote medaillekast (afmetingen 200cm breed en 150cm hoog) van de zwemvereniging 'De Otters', gevuld met vele gewonnen wedstrijdtrofeeën van de afgelopen verenigingsjaren.

Ook is in 1945 nog tevergeefs gepoogd om de grote grondwaterpomp uit de ~15 meter diepe waterput bij het ketelhuis boven de grond te krijgen. Deze pomp is tot aan de bovenkant van de waterput gekomen doch is weer naar beneden gevallen. Deze poging is verder gestaakt. Onbekend is of deze diepe waterput naderhand degelijk is afgedekt of voldoende is afgevuld met zand.

Na de Tweede Wereldoorlog werden op verschillende scholen blauwe toegangskaartjes voor de bad- en zweminrichting verkocht, waarmee de schoolkinderen op woensdagmiddag in de zweminrichting konden gaan zwemmen.

1948 - Definitieve sluiting zweminrichting in de Badhuislaan; Kerk Apostolisch Genootschap[bewerken | brontekst bewerken]

Het voormalig badhuis op de Badhuislaan 15 hoek Floralaan 12 in 2016

Wegens onvoldoende bedrijfsresultaten is in 1948 de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met aanhorigheden verkocht aan Het Apostolisch Genootschap. Daarom is de bad- en zweminrichting op 27 augustus 1948 definitief gesloten. Het gezin van RKJ heeft vervolgens daarna in 1949 de bovenwoning verlaten. Het gezin is via woningruil met de nieuwe beheerder van het Badhuislaan 3 verhuisd naar de Irisstraat 19A te Hilversum.[2] Het gebouw aan de Badhuislaan 3 (heden: 15) te Hilversum met postcode 1217 SJ werd naar ontwerp van de heer B.H. Bakker (1879 - 1951) en de heer H. Bunders (1892 - 1965), architecten, gewijzigd en verbouwd tot een kerk. Op 21 augustus 1949 werd de grondig verbouwde bad- en zweminrichting door Het Apostolisch Genootschap als kerk in gebruik genomen. Op 8 april 2008 is het kerkgebouw als gemeentelijk monument aangewezen onder nummer 0402/GMH0073.

Vanaf november 2011 stond de voormalige bad- en zweminrichting, later kerkgebouw, als kantoorgebouw op het adres Badhuislaan 15/Floralaan 12 te koop. Terreinperceel: 197 m²; gebouwinhoud: 4.758 m³. Sinds november 2016 is het kerkgebouw uit de verkoop genomen. Vanaf november 2013 is de kerkzaal incidenteel onder de naam 'Badhuisconcerten' als concertzaal gebruikt. De bovenwoning stond separaat te koop; woonoppervlak 117 m².

Naschrift[bewerken | brontekst bewerken]

In 1912/1913 is door architect Everwijn Verschuyl aan de Badhuislaan te Hilversum blijkens de foto's uit die tijd een fraai in eclectische 'Louis-XVI'stijl gebouw ontworpen en gerealiseerd. In 1948 was dit gebouw hoegenaamd onaangetast nog aanwezig. Zowel aan de buitenzijde maar ook inpandig conform de in 1912 gekozen bouwstijl met evenwichtige, karaktervolle ornamenten en versieringen. Het gerealiseerde bouwwerk overeenkomstig het architectonische ontwerp uit 1912 was een monumenten-status waard.

Met de rigoureuze verbouwing in 1949 lijkt dit volledig te niet te zijn gedaan. Hoegenaamd alle karakteristieke eclectische Louis XVI stijlelementen zijn met deze verbouwing grondig geamoveerd.

Categorie:Hilversum