Gebruiker:KptStörtebeker/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jane Graverol
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonsgegevens
Geboren 25 november 1904

Elsene

Overleden 24 april 1984

Fontainebleau

Geboorteland Vlag van België België
Beroep(en) Kunstschilder
Oriënterende gegevens
Stijl(en) Surrealisme
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Jane Graverol (Elsene, 25 november 1905 - Fontainebleau, 24 april 1984) was een Belgische surrealistische kunstschilderes.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jane Graverol was de dochter van Alexandre Graverol en Anne-Marie Lagadec. Haar vader, die oorspronkelijk uit Frankrijk kwam, was een schilder, tekenaar en graveur die zich in de cirkels bevond van de Symbolisten. Vanwege financiële problemen vestigde hij zich met zijn gezin in België. De jeugd van Jane werd gekenmerkt door de autoritaire persoonlijkheid van haar vader die een muzikale carrière voor haar in gedachten had en haar naar een conservatorium stuurde. Naast haar studie aan het conservatorium nam ze toen tekenlessen aan de Academie van de Schone Kunsten in Etterbeek, waar ze meerdere prijzen wist te winnen. Uiteindelijk wist ze haar vader over te halen om haar naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel te laten gaan waar ze studeerde onder gerenommeerde schilders als Constant Montald en Jean Delville. Na hier van 1921 tot 1926 gestudeerd te hebben wilde ze zich volledig richten op het schilderen maar dit bleek nog niet financieel haalbaar. Daarom besloot ze eerst te gaan werken als model bij een modehuis in Brussel om zo haar kunstcarrière te financieren.[1]

In 1927 hield ze haar eerste eigen tentoonstelling in de Brusselse Galerie Fauconnier. Hierna verhuisde ze naar Verviers, waar ze verder schilderde in de symbolistische stijl van haar vader. In 1932 trouwde ze met haar eerste man, de drieëndertig jaar oudere Louis Ortmans, met wie ze in 1933 een dochter kreeg. Ortmans overleed echter zeven jaar na geboorte van het kind. Hierna hertrouwde ze met de cellist Guillaume Dortu, wat tot hernieuwd conflict met haar katholieke vader leidde aangezien Dortu een gescheiden man was met twee kinderen uit een ander huwelijk. Met Dortu kreeg Graverol ook een kind. Dit huwelijk bracht Graverol helaas geen blijvend geluk aangezien Dortu vaak vreemd ging en haar uiteindelijk met hun zoon en haar dochter achterliet. Dit is het moment waarop haar schilderstijl begon te veranderen en haar werk een surrealistisch karakter begon te krijgen.[2]

In 1949 zocht ze contact met de surrealistische schilder René Margritte die onder de indruk was van haar werk en haar aanmoedigde om het ten toon te stellen. In 1950 hield ze in Brussel dan ook haar eerste surrealistische tentoonstelling. In deze periode werd ze deel van de kunstcirkel die elke zaterdag samenkwam in het huis van Margritte en zijn vrouw Georgette. Ze woonde nu in een huis van haar ex-man in Verviers. In 1952 richtte ze, samen met de plaatselijke bibliothecaris André Blavier het literaire avant-garde tijdschrift Temps mêlés op. Dit tijdschrift was zowel surrealistisch als patafysisch en werd al snel belangrijk binnen deze twee stromingen in België. Twee jaar later, in 1954, richtte ze met twee andere kunstenaars, Marcel Marïen en Paul Nougé, een ander literair tijdschrift op, het antiklerikale Les Lèvres nues. Ook dit tijdschrift speelde een belangrijke rol binnen het Belgische surrealisme.[1] Vanaf maart 1953 had ze een relatie en artistiek partnerschap met Marïen. Zo werkt ze in 1959 mee aan zijn film L'imitation du cinéma, een erg controversiële antiklerikale film. Dit was een van de weinige Belgische surrealistische films. Hoewel hun relatie in 1963 eindigde werkten ze hierna nog wel verder samen. In 1967 kreeg ze een relatie met een dokter en dichter die ze had leren kennen bij een van haar exposities, Gaston Ferdière.[3] In de jaren ’60 ontmoette ze ook kunstenaars zoals André Breton en Marcel Duchamp die haar werk beïnvloedden. Hoeveel ze in de late jaren ’60 bij Ferdière introk in Parijs hield ze nog wel contact met de Brusselse surrealisten. Uiteindelijk stierf ze in 1984 in Fontainebleau.[1]

Werk[bewerken | brontekst bewerken]

In haar vroege jaren schilderde Graverol in de symbolistische stijl van haar vader en schilderde ze vooral stillevens en landschappen. In de late jaren ’30, na haar breuk met haar partner Guillaume Dortu, begon ze surrealistische werken te schilderen.[2] In haar werken kwamen veel vrouwen voor die vaak licht vervormd waren of slechts impliciet aanwezig waren, zoals in haar werk L'Esprit Saint waar de vorm van een vrouw zichtbaar is tussen twee rotsen. Mannen kwamen zelden voor in haar werken, behalve bij portretten van bevriende schilders, zoals bijvoorbeeld bij een schilderij van Paul Nouge.[4]

Net als in de werken van veel andere vrouwelijke surrealistische schilderessen kwamen er ook in het werk van Graverol veel dieren voor, en dan ook vooral veel vogels. Zo zie je bijvoorbeeld in haar werk L'Esprit Saint dat op de plek waar de vagina van de vrouw zou zitten een vogel vliegt. Een ander vaak voorkomend motief zijn vogels in vogelkooien, die kunnen wijzen op haar ervaringen als vrouw binnen de surrealistische wereld, waarbij ze nog niet de vrijheid genoot die mannelijke kunstenaars wel hadden.[1][2]

Haar werken hadden vaak iets droomachtigs en ze beschreef haar schilderijen dan ook als “wakkere, bewuste dromen”. Haar latere schilderijen kregen een erotisch aspect, zoals bijvoorbeeld in het schilderij La Frôleuse, waar een naakte vrouw verstrengeld wordt door vingervormige vegetatie.[3]

Graverol schilderde het liefst met olieverf, maar experimenteerde ook met collages.[1] Dit komt vooral naar voren in haar latere jaren, waar haar werken ook veel meer een politiek, anti-oorlog aspect aannamen, zoals bijvoorbeeld in haar werk La prospérité du vice waarop ze een duif afbeeld met geweren als staart en foto’s van tanks als vleugels. Hiermee wordt het traditionele vredessymbool tot oorlogssymbool gemaakt.[5]

Waar veel artiesten die als surrealistisch worden beschreven zichzelf niet identificeerden met deze stroming deed Graverol dat wel. In een interview in 1940 zei ze: “surrealist zijn is een eigenschap die iemand ofwel in zich draagt of niet.” In 1964 schilderde ze een schilderij waarop de bekende Belgische surrealistische schilders werden afgebeeld, Le goutte d’eau.[5]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. a b c d e (fr) Éliane Gubin (historica.) (2006), Dictionnaire des femmes belges: XIXe et XXe siècles. Lannoo Uitgeverij, pp. 286-288. ISBN 978-2-87386-434-7.
  2. a b c Twee surrealistische vrouwen. De Tijd (1 juli 2002). Geraadpleegd op 11 juni 2021.
  3. a b (en) Keith Aspley (2010), Historical Dictionary of Surrealism. Scarecrow Press. ISBN 978-0-8108-5847-3.
  4. (de) Marie Sophie Beckman, Not your doll. SCHIRN MAG. SCHIRN KUNSTHALLE FRANKFURT (3 maart 2020). Geraadpleegd op 11 juni 2021.
  5. a b (de) Hanno Hauenstein, Göttliche Pferde, maskierte Hyänen und tänzelnde Hunde. SCHIRN MAG. SCHIRN KUNSTHALLE FRANKFURT (30 januari 2020). Geraadpleegd op 11 juni 2021.