Gebruiker:Stuntelaar/Economische geschiedenis van Nederland (1500-1815)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Engelse en Nederlandse schepen laden hun schepen in een haven door Jacob Knyff

De Economische geschiedenis van Nederland (1500-1815) is de geschiedenis van een economie die door sommige als de eerste "moderne" economie beschouwen en die tot op de dag van vandaag nog steeds (gedeeltelijk) bestaat. Het artikel beslaat de tijdsperiode waarin de Nederlanden voor het eerst volledig werden verenigd in de Habsburgse Nederlanden, de periode van de Republiek en zijn directe opvolgers: de Bataafse Republiek en Koninkrijk Holland tot en met de periode waarin Nederland deel uit maakte van het Eerste Franse Keizerrijk. De bedoeling van het artikel is om specifiek de economische geschiedenis te beschrijven als aanvulling op de politieke en militaire (inclusief maritieme) geschiedenis van Nederland en ze een economische achtergrond te geven.

Nadat Nederland rond 1585 de facto onafhankelijk werd van het Spaanse Rijk onder leiding van Filips II maakte het bijna een eeuw lang een explosieve economische groei door. Een technologische revolutie in de scheepsbouw leidde tot een concurrentievoordeel waardoor de Republiek in de zeventiende eeuw kon uitgroeien tot de dominante handelsmacht. Belangrijke factoren van deze dominantie waren dat Amsterdam reeds het entrepot van de Europese handel was en dat de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC) dat waren voor de intercontinentale handel. Naast handel hielpen een vroege "industriële revolutie" (aangedreven door wind en turf) en een landbouw revolutie Nederland de hoogste levensstandaard van Europa (en waarschijnlijk de wereld) te bereiken. Deze overvloedigheid bracht ook een culturele Gouden Eeuw met zich mee.

Rond 1670 kwam deze bloeiperiode door politiek-militaire omstandigheden (oorlogen met Frankrijk en Engeland) en slechte economische vooruitzichten (de prijzen stegen niet meer) tot een abrupt einde. Wat volgden was een inkrimping van de Nederlandse economie tot 1713 waarin de industriële sector werd opgedoekt en de groei van de handel afvlakte. De economie breidde zich uit in nieuwe richtingen (plantages in Suriname, walvisvaart, nieuwe handelstypen in Azië) maar deze riskante ondernemingen brachten lang niet altijd de gehoopte winst. De VOC begon ondertussen aan een "groeiperiode zonder winst". De financiële macht van de Republiek stelde het in staat om nog tot aan het begin van de achttiende eeuw een belangrijke rol te spelen in de Europese conflicten door huurlegers aan te nemen en zijn bondgenoten te subsidiëren.

Deze conflicten zetten echter een enorme druk op de middelen van de Republiek en om die reden had de Republiek, net als zijn tegenstander: Frankrijk onder Lodewijk XIV, aan het einde van de Spaanse Successieoorlog een gigantische staatsschuld. De regenten van de Republiek lieten de inbeelding nog steeds een Wereldmacht te zijn na 1713 varen en sneden in het leger in een poging om de staatsschuld af te lossen. De schuld bracht een renteniersklasse met zich mee die de aard van de economie van eentje waarin vooral in de handel en industrie werd geïnvesteerd veranderde naar in waarin de financiële sector een dominante rol speelde. Aan het einde van de achttiende eeuw was de Republiek de voornaamste markt voor staatsleningen en een belangrijke bron van buitenlandse investeringen.

Oorlogen met Groot-Brittannië en Frankrijk aan het einde van de achttiende eeuw en de bijbehorende politieke oproer, zorgden voor een financiële en economische crisis waarvan de economie zich niet kon herstellen. Nadat de opvolgers van de Republiek (de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland) genoodzaakt waren het beleid van de economische oorlogsvoering van het Franse Keizerrijk te volgen, die verwoestend waren voor de Nederlandse handel en industrie, werd het profijt van de twee eeuwen daarvoor snel teniet gedaan. Het nieuwe onafhankelijke Koninkrijk der Nederlanden kreeg in 1815 te maken met een economie die voor het grootste gedeelte was gedeïndustrialiseerd en ontstedelijkt, maar nog steeds was opgezadeld met een verlammende staatsschuld, die het sinds het eerste sinds de Opstand niet meer kon betalen.

De eerste moderne economie[bewerken | brontekst bewerken]

Het kan gezegd worden dat de economie van de Republiek, zeker vanaf 1600, de eerste "moderne" economie was, twee eeuwen voordat het Verenigd Koninkrijk dit stadium bereikte tijdens de Industriële Revolutie. Er moet echter wel gezegd worden dat dit eigenlijk alleen op gaat voor de kustprovincies Holland, Zeeland, Friesland, Groningen en een deel van Utrecht. De andere provincies behielden hun premoderne karakter voor een langere tijd.

De economie bezat:

  • een gunstige geografische ligging tussen de behoefte aan en het aanbod van de noordelijke en de zuidelijke Europese gebieden, waarbij de Amsterdamse stapelmarkt (de markt waar de verhandelde producten fysiek aanwezig waren) functioneerde als de verdelende draaischijf van de uitwisseling tussen noord- en zuid-europese gebieden;
  • een grote geografische openheid ten aanzien van de zeevaart, hetgeen het transport over zee tussen de Noordelijke en zuidelijke europesche gebieden bevorderde;
  • een uitgebreid netwerk van natuurlijke en aangelegde waterverbindingen die de aanvoer van goederen vanuit en naar de achterliggende binnenlandse gebieden bevorderde, hetgeen Zeeland, Holland, Friesland en Groningen tot een geïntegreerde economische ruimte maakte met een grote en gediversificeerd aanbod en vraag van goederen;
  • een hoge arbeidsproductiviteit in de landbouw van Zeeland, Holland, Friesland en Groningen waardoor een hoge mate van verstedelijking en "pre-industriële" produktie mogelijk werd;
  • een moderne technologie gebaseerd op windenergie door de redelijk constante westenwinden waarvan van zowel de op die wind gebaseerde molentechnologie voor "pre-industriêle" industriële aktiviteiten (w.o. houtzagerijen, mosterdmakerijen, scheepsbouw, e.d.) als de binnenvaart en zeescheepvaart konden profiteren en de hiervoor speciaal ontwikkelde scheepstypen;
  • op basis van bovenstaande economische factoren/omstandigheden kan men "The Dutch Republic" qualificeren als de eerste moderne volkshuishouding;
  • een politieke structuur die eigendomsrechten, het nakomen van contracten en vrij verkeer garandeerde;
  • ...
  • Deze kenmerken maken het mogelijk om deze economie te beschouwen met moderne economische concepten. Hoewel andere economieën enkele of al deze kenmerken bezaten, is de Nederlandse economie uniek omdat het deze continu bezat en vanwege de leidende rol die het speelde om deze kenmerken in andere delen van Europa door te voeren (de Republiek was de technologische voorloper van de tijd totdat deze rol door Groot-Brittannië werd overgenomen aan het einde van de achttiende eeuw.[1] Door het investeren in kapitaal, gebruikmakend van turf als een industriële brandstof en windenergie, kon de arbeidsproductiviteit worden verhoogd en de investeringen in menselijk kapitaal (hoog alfabetiseringsgraad), wisten de Nederlanders de arbeidsproductiviteit boven dat van hun concurrenten te houden. Dit blijkt uit het feit dat in het midden van de zeventiende eeuw de landbouwsector, werkgever voor minder dan 40% van de bevolking, bijna een netto voedselexporteur was (wat het in 1800 ook daadwerkelijk werd), en dat de nominale lonen tussen 1600 en 1800 het hoogste van heel Europa waren. In de open economie van de Republiek kon zo'n loongat alleen gehandhaafd worden door het blijvende verschil in arbeidsproductiviteit.[2]

    Amsterdamse effectenbeurs

    Ontwikkelingsstadia[bewerken | brontekst bewerken]

    De economie voor de Opstand[bewerken | brontekst bewerken]

    Papiermaker

    De Gouden Eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

    VOC-man door Hendrick Cornelis Vroom
    Trekshuit

    Inkrimping???[bewerken | brontekst bewerken]

    Driehoekshandel

    Het "Periwig Tijdperk"???: de achttiende-eeuwse economie[bewerken | brontekst bewerken]

    Nederlandse astronoom in Japan

    De laatste crisis???[bewerken | brontekst bewerken]

    Het arsenaal van de VOC