Gebruiker:Zoeffirelli/test

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Kannunikesven[bewerken | brontekst bewerken]

Het Kannunikesven is een ven dat zich bevindt op de Stratumse Heide, ten zuiden van Eindhoven in het stadsdeel Stratum. De naam is afkomstig van de eetbare veenbessen die in de omgeving Kanunnikes worden genoemd. Het ven is ook lange tijd in het bezit geweest van de kloosterorde der kanunniken in Veldhoven en werd toen gebruikt als visvijver [1]. Thans is het ven in het bezit van de Stichting Het Brabants Landschap, na geschonken te zijn door Philips. Het ven ligt slechts enkele honderden meters van de bebouwde kom af. Het is ovaal van vorm en is in de lengte 225 meter lang. Het ven heeft een enkele meters brede, vlakke oeverzone die regelmatig droogvalt gedurende de zomer. Het ven staat in contact met het bodemwater van de omringende zandgronden. Het zou een voedselarm ven moeten zijn met een zanderige bodem en gevuld met helder water. In werkelijkheid ligt er op de bodem een dikke laag organische modder en is het ven gevuld met water dat bruin/zwart van kleur is. In de zuidwest hoek vinden we nu nog de greppels terug die vroeger zijn gegraven om het neerslagwater naar het ven te voeren. In het midden van het ven is er een veeneiland dat geheel gevormd wordt door veenmossen, vormt het meest karakteristieke onderdeel van het ven. Dit veen gaat naar boven over in minder verteerde veenmosresten; de bovenste laag bestaat uit levend veenmos. Het veenmos vormt een soort spons die bij betreding diep inzakt. Veenmos bestaat namelijk voor 90% uit water en in droge perioden kan deze spons fungeren als buffer en het water nog enige tijd vasthouden zodat het ven de periodes van droogvallen vrij goed overleeft. In het droge jaar 1959 stond het ven vrijwel droog, waardoor het eiland kwam vast te zitten aan de bodem. Bij het stijgen van het water verdronk het eiland dan later ook ten dele. In 1972 is het eiland geschoond en is de ringsloot weer uitgediept zodat men het eiland niet meer zou kunnen betreden[2]. Voor de vorming van een eiland moet er aan een paar voorwaarden voldaan worden. Ten eerste moet het ven beschut liggen zodat er geen golfslag ontstaat dat voor afkalving kan zorgen. De oeverstrook rondom het ven moet iedere zomer droogvallen, zodat het aanwezige zwevende mos niet verder kan gaan. De mos bij het eiland gaat dan wel door met groeien zodat er telkens weer een nieuwe laag ontstaat op de oude. Zodoende kan de moslaag 1 a 2 cm. per jaar groeien. Uiteindelijk ontstaan er op het eiland mosbulten die dan weer begroeit raken met riet of gras.

Ontstaan van het ven[bewerken | brontekst bewerken]

Het Kannunikesven is ontstaan tijdens het Weichselien. Het geologisch tijdvak Weichselien (Vlaanderen: Weichseliaan of Weichsel), ook wel Weichsel Glaciaal genoemd, is een etage van de serie Pleistoceen, die duurde van 116.000 tot 11.500 jaar geleden. Het Weichselien wordt opgevolgd door het huidige Holoceen. Het Weichselien is bekend als 'de laatste ijstijd'. Gedurende het Weichselien bereikte het Scandinavische landijsNederland niet. Veel vennen zijn indertijd ontstaan door uitstuiving in de laatste periode van het Weichselien[3]. Maximale uitbreidingen van het Scandinavische landijs tijdens drie verschillende glacialen. Rode lijn: Weichselien; Gele lijn: Saalien; Blauwe lijn: Elsterien

In het droge, koude landschap dat te vergelijken is met het huidige landschap in Noord Siberie, zonder niet al te veel vegetatie van betekenis werden op sommige plaatsen het dekzand weggeblazen. Vaak tot op het toenmalige grondwaterpeil. Als gevolg van de heersende winden zien we veel vennen een langgerekte vorm hebben die meestal van westzuidwest naar oostnoordoost lopen. Behalve hun typische vorm zien we ook vaak aan de noordzijde van de vennen, zandheuvels liggen die hier zijn gevormd door de verstuiving. Het Kanunnikesven vormt een lichte uitzondering. Ze ligt van van westnoordwest naar oostzuidoost en heeft haar zandheuvels aan de oostkant waarachter het Rietven ligt. In Brabant ontstonden zo dekzandruggen. Ruggen van zand die het andere onderliggende materiaal bedekten.

Het meest bekend is de van zuidwest in noordoostelijke richting lopende Midden-Brabantse dekzandrug; deze loopt van Lage Mierde over Oirschot in de richting van Son. De andere die minder zichtbaar is en waar het Kanunnikesven deel van uit maakt, loopt vanaf de Malpie bij Valkenswaard via de Groote heide waarin het Kanunnikesven ligt door over de Strabrechtse Heide bij Heeze naar Vlierden. Toen het Holoceen aanbrak en de IJstijd ten einde was, steeg het grondwater en kwam de uitwaaiingslaagte vol water te staan.


Historie van het Kannunikesven[bewerken | brontekst bewerken]

Door het oprukken van de bebouwde kom en het uitbreidende landbouwareaal zijn veel vennen onder druk komen te staan of geheel verdwenen. Vanuit de Middeleeuwen werd met de introductie van de plaggenbemesting het akkerareaal steeds verder worden uitgebreid. Kleine laagten en beekdalen werden opgevuld met plaggen en aan de akkers toegevoegd[4]. In 1948 telde men nog meer dan 200 honderd vennen in de directe omgeving van Eindhoven, in een straal van 20 Km. Een 150 jaar geleden moeten het er nog duizenden zijn geweest[5]. In de Middeleeuwen vonden er grote ontbossingen plaats op de zandgronden. Hierdoor ontstonden de heidevelden en het is te vermelden waard dat heide niet tot het oorspronkelijke natuurlandschap is te rekenen. Zij zijn door toedoen van de mens ontstaan[6]. In de jaren dertig van de 20e eeuw, zijn uitgestrekte heidevelden beplant met naaldbomen. Veel van deze aanplantingen vonden plaats in de crisisjaren als werkverschaffing. Deze naaldbomen die we ook bij het Kanunnikesven vinden, kunnen we dus ook niet rekenen tot het oorspronkelijke natuurlandschap. Saillant detail is dat deze bomen veel water onttrekken aan het bovenste aquifer en zodoende een invloed heeft op het ven. Voornaamste reden voor het verdwijnen van de vennen is te wijten aan het sterk uitgebreide landbouwareaal. Door het gebruik van kunstmest werd het ook mogelijk op de schrale grond gewassen te verbouwen. Hierdoor werd ook het grondwater verder aangesproken. Ook al staat het water van het Kannunikesven in meer of mindere mate in contact met het omliggende bodemwater, is de bodem van het ven gesloten door een leemlaag en is het ven weinig vatbaar voor grondwater-onttrekking[7]. Ook vindt de heden ten dage waterwinning van het plaatselijke waterwinbedrijf op grotere dieptes plaats en heeft het geen effect op de bovenste aquifers[8]. Men spreekt dus bij het Kannunikesven en ook het Rietven over een schijnwaterspiegel.


Het Kannunikesven 1912, zichtbaar boven de letter 'G' van gemeente. Te zien is dat er nog geen bebouwing aanwezig is in de omgeving van het ven. Ook te zien zijn de dekzandruggen die onderaan de kaart lopen, welke gearceerd zijn, zoals bij de naam Groote Heide. Luchtfoto huidige situatie van het Kannunikesven. Goed te zien is de bebouwing die het ven vanuit het Noord-westen is genaderd.


Eutrofiëring en Biologie[bewerken | brontekst bewerken]

Eutrofiëring (van het Griekse eutrophia, dat goede voeding betekent) is de verhoging van de trofiegraad. In de biologie wordt hiermee het verschijnsel aangeduid dat door toevoer van een overmaat aan voedingsstoffen een sterke groei en vermeerdering van bepaalde soorten optreedt, waarbij meestal de soortenrijkheid of biodiversiteit sterk afneemt. Eutrofiëring treedt bijvoorbeeld op in zoet water waar door uitspoeling veel meststoffen in terechtkomen, met name stikstof enfosfaat afkomstig van mest en kunstmest uit de agrarische industrie. Het Kanunnikesven heeft zo ook te maken met eutrofiëring. Van nature is het ven oligotroof, (van het Griekse ολιγος (oligos) = weinig en τροφη (trophè) = voeding/mest) wat een ecosysteem is en dat kan van alles zijn: een bodem, een meer, een plas, een sloot. Een ven dat oligotroof is bevat weinig voedingsstoffen maar heeft een grotere variëteit aan soorten planten en automatisch ook aan dieren. Een ven zoals het Kannunikesven dat zo dicht bij de bebouwde kom ligt en zoals op het kaartje te zien, ook omgeven is met landbouwgebied staat onderhevig aan vervuiling en dan met name vervuiling door meststoffen waardoor er een andere biotoop is ontstaan. Plantensoorten zoals veenbloembies, slijkzegge, eenblad en waterlobelia zijn dan voortaan ook een zeldzaamheid en de veenbloembies is al sinds 1988 niet meer aangetroffen.[9] De functie van het hoogveeneiland met het omringende water is daarom van groot belang zodat er geen bezoekers het eiland kunnen betreden. Doch in de winter wordt er veelvuldig geschaatst op het ven en wordt het eiland weer veelvuldig betreden, met alle gevolgen van dien. Indicatoren van eutrofiëring zijn meestal pitrus, kruipend struikgewas, gewone waternavel, gewimperd veenmos, duizendknoopsoorten en rosse vossenstaart. Deze laatste plant is in de bloeitijd te herkennen aan de meestal oranje helmknoppen en de bladeren hebben een blauwgroene kleur die wordt veroorzaakt door een waslaagje. Over de pitrus valt nog te vertellen dat de binnenkant van de stengel vroeger werd gebruikt als pit voor de olielampen. Langs de oevers vinden we soms ook de gagelstruik. Gagel is afgeleid van het Keltische woord 'gal' dat balsem betekend. Het werd vroeger in de linnenkast en in de bedstee gebruikt als bedvulling. Het heeft een onaangename geur, maar het houdt de insecten dan ook weg. Een andere vorm van eutrofiëring wordt veroorzaakt door meeuwen. Op het eerste gezicht lijkt het onschuldig, maar de uitwerpselen van de kokmeeuwen veroorzaken een verdere toevoeging van mest. In onze welvaartsmaatschappij met o.a. de vuilstortplaatsen laat men veel liggen voor deze vogels en zodoende komt er weer meer voedselstoffen in het water van de vennen. Zeventig jaar geleden waren er volgens tellingen 30.000 exemplaren in ons land te vinden, terwijl er nu zo'n 200.000 voorkomen. Een kanttekening moet er wel bij gemaakt worden dat het Kannunikesven er gezien de nabijheid van de bebouwde kom er redelijk genadig van af komt en het nog steeds betrekkelijk voedselarm is, doch alertheid is op zijn plaats.

Al met al is het Kannunikesven een uniek ven dat het waard is om beschermd te worden gezien zijn unieke ligging en zijn aparte vorm met een variëteit aan vegetatie. (1)Natuurhistorische Vereniging-Eindhoven

(2)Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

(3)Baren, J. van, 1927. De bodem van Nederland, II. Het Kwartair.

(4)Het Nederlandse Landschap-Een historisch geografische benadering

(5)J.H. de Bruijn, Vennen in Noord-Brabant.

(6)J.H. de Bruijn, Vennen in Noord-Brabant.

(7)J.H. de Bruijn, Vennen in Noord-Brabant.

(8)Brabantwater Eindhoven

(9)Bas van Hoof - Natuurvorser / vrijetijds specialist

Met dank aan de volgende instanties voor de kaarten: Google Earth, BHIC

[[Categorie:Geografie van Eindhoven]] [[Categorie:Natuurgebied in Noord-Brabant]]

  1. bron
  2. bron2
  3. bron3
  4. bron4
  5. bron5
  6. bron6
  7. bron7
  8. bron8
  9. bron9