Naar inhoud springen

Nonnetje (weekdier)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nonnetje
Een levend exemplaar.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Mollusca (Weekdieren)
Klasse:Bivalvia (Tweekleppigen)
Orde:Cardiida
Familie:Tellinidae (Platschelpen)
Geslacht:Limecola
Soort
Limecola balthica
(Linnaeus), 1758
Originele combinatie
Tellina balthica
Synoniemen
Lijst
  • Macoma balthica (Linnaeus, 1758)
  • Macoma inconspicua (Broderip & Sowerby, 1829)
  • Tellina carnaria Pennant, 1777
  • Tellina fragilis (Fabricius, 1780)
  • Venus fragilis Fabricius, 1780
  • Tellina fabricii Hanley, 1846
  • Tellina balthica var. attenuata Jeffreys, 1864
  • Tellina rubra da Costa, 1778
  • Loripes roseus Krynicki, 1837
  • Tellina inconspicua Broderip & G. B. Sowerby I, 1829
  • Tellina neustriaca Locard, 1886
  • Tellina solidula Pulteney, 1799
  • Tellina zonata Gmelin, 1791, sensu Dillwyn, 1817
  • Tellina solidula normalis Middendorff, 1851
  • Tellina faba Spengler, 1798
  • Tellina flavescens Spengler, 1798
  • Tellina groenlandica Lyell, 1841
  • Limecola solidula T. Brown, 1844
  • Tellina balthica var. minor Jeffreys, 1864
  • Tellina balthica var. nivea Jeffreys, 1864
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Nonnetje op Wikispecies Wikispecies
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het nonnetje (Limecola balthica) is een in zee levend tweekleppig weekdier.

Naam en indeling

[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Carl Linnaeus in 1758. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Macoma balthica gebruikt.

Brede, eivormige schelp met toegespitste achterzijde. Het schelpoppervlak is glad, zonder sculptuur. De kleur is variabel, de concentrisch gestreepte schelpen zijn bleekwit, geel, oranje of roze gekleurd. De top is vaak wat donkerder. Op het strand gevonden schelpen kunnen blauw of bruin verkleurd zijn. De schelp heeft een lengte tot 30 millimeter en kan tot 25 mm hoog worden.

LImecola balthica var. nivea
Rechter en linker klep van hetzelfde exemplaar:

Nonnetjes kunnen tot ongeveer zeven jaar oud worden.

De schelp leeft ingegraven in slik- en zandplaten van hoog in de getijdenzone tot circa 20 meter waterdiepte. Hoewel dit een mariene soort is verdragen de dieren zeer sterke verlaging van het zoutgehalte (brak water). In de voormalige Zuiderzee leefde de soort nog bij ca. 2‰ totaal zoutgehalte[1][2].

Het nonnetje is een van de meest voorkomende schelpen op Nederlandse en Vlaamse stranden. Op strandjes langs dijken van het IJsselmeer spoelen nog steeds schelpen aan van dieren die in de voormalige Zuiderzee geleefd hebben. De grootte van die exemplaren blijft altijd kleiner dan die van thans levende dieren in de Waddenzee.[1][2]

Het nonnetje behoort met een aantal andere mollusken tot een groep van soorten die een oorsprong in de Grote Oceaan heeft. Er wordt aangenomen dat deze soorten vanaf het vroeg Plioceen via de Beringstraat naar de Atlantische Oceaan zijn gemigreerd. Het nonnetje behoort tot de laatst gearriveerde soorten (de ruwe alikruik arriveert nog later). Tot deze groep behoren verder ook de strandgaper en de uitgestorven soort Acila cobboldiae[3].

Fossiel voorkomen

[bewerken | brontekst bewerken]

In het Noordzee gebied is het nonnetje aanwezig vanaf het laat Tiglien en is daarna in mariene afzettingen van alle interglacialen een algemene verschijning[4][5][6][7] Het oudste voorkomen in de Noordzee is in Engeland aanwezig in de Weybourne Crag nabij Sidestrand (East Anglia), waar de soort samen voorkomt met Viviparus glacialis. Van deze laatste soort is dit het jongst bekende voorkomen. In Nederland is het oudste voorkomen van het nonnetje bekend uit een pulsboring bij Zuurland (Brielle). Hier werd een vergelijkbaar gezelschap als in Sidestrand aangetroffen waarvan onder andere het laatste optreden van Viviparus glacialis bekend is.[8]

De naam "nonnetje" zou teruggaan op het vissersleven. Vissers hadden de gewoonte om tijdens hun lange tocht schelpen te eten die ze vingen. Nonnetjes hebben echter een sterke sluitspier, waardoor de schelpen met de tong niet open te krijgen waren. Vandaar de verwijzing naar kuise nonnetjes.[9]

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Macoma balthica van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.