South Dakotaklasse (1920)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
South Dakotaklasse
ontwerp South Dakotaklasse
Geschiedenis
Kiellegging 1920 en 1921
Status totale order voor de zes schepen op 8 februari 1923 geannuleerd
Algemene kenmerken
Type slagschip
Lengte 208 meter
Breedte 32 meter
Diepgang 10 meter
Deplacement 43.900 ton standaard
47.800 ton volledig uitgerust
Voortstuwing en vermogen 12x stoomketels
4x stoomturbines
2x turbo-generators
en 4x alternatoren voor ieder van de vier schroeven
vermogen: 60.000 pk
Vaart 23 knopen, ongeveer 43 km/u
Bemanning ongeveer 1600
Bewapening 12 x 16 inch/50 cal-kanonnen
16 x 6 inch/53 cal-kanonnen
4x 3 inch/50 cal- kanonnen
2x 21-inch torpedolanceerbuizen
Bepantsering maximaal 13,5 inch, 343 mm in romp
Portaal  Portaalicoon   Maritiem

De South Dakotaklasse uit 1920 is een klasse van slagschepen van de marine van de Verenigde Staten die zou bestaan uit zes schepen. Er werd met de Naval Act of 1916 tot de bouw van deze schepen besloten, een ambitieus programma waarmee de Amerikaanse vloot tot de grootste van de wereld zou gaan behoren. De kielen werden in 1920 en 1921 gelegd. De bouw van alle zes werd begin 1922 geannuleerd als een gevolg van de beperking van de marine wapenwedloop, die met het Vlootverdrag van Washington tussen de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië en Japan overeen was gekomen.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

De Amerikaanse marine had nooit eerder zulke grote slagschepen met een waterverplaatsing van bijna 44.000 ton gebouwd. De schepen werden 208 meter lang en 32 meter breed waardoor ze de sluizen van het Panamakanaal konden passeren.

Ze kregen een dik pantser en een hoofdbewapening van twaalf 16-inch kanonnen verdeeld over vier geschuttorens. De kanonnen konden granaten met een gewicht van 950 kg ongeveer 41&nbnsp;km ver schieten. Na het annuleren van de opdracht zijn de kanonnen naar het leger overgegaanm, die ze heeft ingezet bij diverse kustforten en -batterijen.

Voor het voortstuwing kreeg het een stoom-elektrische aandrijving met een vermogen van 60.000 paardenkracht, waarmee een maximumsnelheid van 23 knopen kon worden gehaald.

Schepen in de klasse[bewerken | brontekst bewerken]

De kiel van vijf schepen werd in 1920 gelegd en die van het laatste schip volgde in april 1921. De bouw van alle schepen werd op 8 februari 1922 geannuleerd. De schepen waren voor ongeveer een derde gereed toen de bouw werd gestaakt. Ze zijn op de helling gesloopt.

naam scheepswerf kiel gelegd op
South Dakota BB-49 New York Navy Yard 15 maart 1920
Indiana B-50 New York Navy Yard 1 november 1920
Montana BB-51 Mare Island Naval Shipyard 1 september 1920
North Carolina BB-52 Norfolk Navy Yard 12 januari 1920
Iowa BB-53 Newport News Shipbuilding 17 mei 1920
Massachusetts BB-54 Fore River Shipyard 4 april 1921

Wetenswaardigheden[bewerken | brontekst bewerken]

  • De naam werd in 1939 weer gebruikt voor vier slagschepen. Deze schepen, ook van de South Dakotaklasse, maar uit 1939, zijn ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van deze klasse zijn de USS Massachusetts BB-59 en de USS Alabama BB-60 behouden als museumschip.
Zie de categorie South Dakota class battleships (1920) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.