Tony Curtis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Tony Curtis
Tony Curtis, 1997
Algemene informatie
Volledige naam Bernard Schwartz
Geboren Bronx (New York)
3 juni 1925
Overleden 29 september 2010
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Beroep Acteur
Officiële website
(en) IMDb-profiel
(en) IBDB-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Tony Curtis (The Bronx (New York), 3 juni 192529 september 2010) was een Amerikaans acteur.

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Tony Curtis werd geboren onder de naam Bernard Schwartz in The Bronx, een van de boroughs van New York. Zijn ouders, Emanuel Schwartz en Helen Klein, waren Joodse immigranten uit Hongarije. Zijn vader was kleermaker en de familie Schwartz woonde achter de werkplaats. Volgens Curtis was zijn moeder agressief en een ruziezoeker. Later zou er schizofrenie bij haar worden geconstateerd. Op zijn achtste werd Curtis, samen met zijn broer Julius voor korte tijd in een weeshuis geplaatst omdat er geen geld was om hen eten te geven. Vier jaar later werd Julius overreden door een vrachtauto, hij overleed ter plaatse. Curtis zelf raakte meer en meer betrokken bij de lokale jeugdbende die overigens weinig meer deed dan spijbelen en het stelen van snoep en strips bij de diverse winkels. Een buurman van de familie Schwarz zag echter dat de nog elfjarige Curtis afgleed naar een wereld van criminaliteit en stelde voor dat de jongen naar een padvinderskamp werd gestuurd. Hier kon het jonge bendelid zijn energie kwijt in meer legale activiteiten. Al snel ging Curtis weer naar school en bezocht Seward Park High School. Daar kreeg hij op zijn zestiende zijn eerste rolletje in een schooltoneelstuk.

Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Op 7 december 1941 werd de VS opgeschrikt door de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis op Pearl Harbor. De Verenigde Staten werden nu bij de Tweede Wereldoorlog betrokken en duizenden Amerikaanse mannen meldden zich vrijwillig bij het leger. Ook Curtis voegde zich na enkele jaren bij de vrijwilligers; geïnspireerd door de films Destination Tokyo en Crash Dive met zijn helden Cary Grant en Tyrone Power wilde hij graag dienen bij de afdeling onderzeeboten van de Amerikaanse marine. Zijn verzoek werd gehonoreerd en Curtis werd geplaatst bij de USS Proteus. Op 2 september 1945 was hij getuige van de Japanse overgave in de Baai van Tokio.

Richting Hollywood[bewerken | brontekst bewerken]

Om Amerikaanse soldaten en matrozen te helpen om na de oorlog hun draai te vinden, werd in de VS de G.I. Bill van kracht. Met behulp van deze wet konden de voormalige leden van de Amerikaanse strijdkrachten studeren. Curtis schreef zich in aan het City College van New York om na zijn afstuderen verder te gaan naar The New School in de New Yorkse wijk Greenwich Village om te worden opgeleid tot acteur. Onder leiding van de Duitse toneelregisseur Erwin Piscator leerde hij samen met onder andere Walter Matthau en Rod Steiger de fijne kneepjes van het acteervak. Tijdens zijn studie werd hij opgemerkt door toneelagent Joyce Selznick, het nichtje van de beroemde filmproducent David O. Selznick. Curtis was inmiddels 23 toen Joyce Selnick hem een contract bij Universal Pictures bezorgde. De studio raadde hem aan een toneelnaam te verzinnen en Curtis bedacht ‘Tony Curtis’: ‘Tony’ van de titel van de roman ‘Anthony Adverse’ en ‘Curtis’ van ‘Kurtz’ een naam uit de familie van zijn moeder. Bij Universal leerde Curtis schermen en paardrijden en werd hij klaargestoomd voor zijn eerste grote rol.

Ster[bewerken | brontekst bewerken]

In 1949 maakte Curtis zijn opwachting als acteur in de film Criss Cross, al kreeg hij daarvoor zelfs geen vermelding in de aftiteling. In City Across the River, ook uit 1949 wordt hij nog vermeld als “Anthony Curtis”, maar al snel kreeg hij onder de naam Tony Curtis steeds grotere rollen. In begin van de jaren vijftig speelde Curtis veelal de romantische held, zoals in de films The Prince Who Was a Thief, Son of Ali Baba en The Black Shield of Falworth. Maar Curtis speelde afwisselend en met succes ook rollen in drama’s en komedies. Halverwege de jaren vijftig was hij een grote ster die onder meer te zien was in Trapeze (1956, met Burt Lancaster en Gina Lollobrigida), Sweet Smell of Success (1957, wederom met Burt Lancaster), The Defiant Ones (1958, met onder meer Sidney Poitier), Operation Petticoat (1959, in de jaren 70 verwerkt tot televisieserie met dochter Jamie Lee Curtis in een van de hoofdrollen), Some Like It Hot (1959, met Jack Lemmon en Marilyn Monroe), Spartacus (1960, met Kirk Douglas en Laurence Olivier), Taras Bulba (1962, samen met Yul Brynner en Sam Wanamaker), The Great Race (1965, wederom met Jack Lemmon, maar ook met Natalie Wood en Peter Falk). Zijn rol als Alberto de Salvo in The Boston Strangler (1968, met Henry Fonda en George Kennedy) liet een andere kant van zijn talent zien. In dit waargebeurde verhaal is hij niet langer de held, maar een door psychosen verscheurde misdadiger. Daarnaast speelde hij in 1971-1972 een belangrijke rol als Danny Wilde in The Persuaders (in Nederland bekend als De Versierders en in België als De Speelvogels) met als tegenspeler Roger Moore. Hiermee verwierf hij vooral in Europa grote bekendheid. In de VS sloeg de serie minder goed aan. Na The Persuaders! was hij onder meer te zien in The Bad New Bears Go to Japan (1978) en The Mirror Crack'd (1980). De kortlopende serie McCoy was in 1976 ook in Nederland te zien. In meer recente jaren speelde hij onder meer gastrollen in Suddenly Susan (1998), Hope & Faith (2004) en CSI: Crime Scene Investigation (2005). Zijn laatste werk was een rol in de film David & Fatima uit 2008, met onder meer ook Martin Landau. Voor zover bekend is deze film nog niet in Nederland verschenen.

Schilder[bewerken | brontekst bewerken]

Curtis was zijn hele leven geïnteresseerd in schilderen en in de jaren tachtig werd deze kunstvorm steeds belangrijker voor hem. Hij acteerde nog wel, maar het schilderen werd zijn passie. Hij schilderde in de stijl van het surrealisme en liet zijn werk zien in verscheidene tentoonstellingen.

Huwelijken en kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Curtis was zes keer getrouwd:

Curtis' zoon Nicholas overleed op 2 juli 1994, op 23-jarige leeftijd aan een overdosis heroïne.

Gezondheid en dood[bewerken | brontekst bewerken]

Curtis was een alcoholist en in 1974 raakte hij tijdens de opname van de film Lepke verslaafd aan cocaïne. In die tijd begon ook zijn sterrenstatus te tanen en kreeg hij steeds minder rollen. In 1984 werd hij met een vergevorderde cirrose in het ziekenhuis opgenomen. Om zijn verslavingen te bestrijden liet Curtis zich opnemen in de Betty Ford Clinic. In 1994 kreeg hij een hartaanval en onderging een bypass. In december 2006 raakte hij in coma nadat hij een longontsteking had opgedaan. Na een maand ontwaakte hij uit de coma; hij kon vervolgens slechts korte afstanden lopen en was verder afhankelijk van een rolstoel. Op 29 september 2010 overleed Tony Curtis aan een nieuwe hartaanval.

Filmografie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Tony Curtis van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.