Naar inhoud springen

Æthelflæd

Etalagester
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Æðelflæd)
Zie voor naamgenoten, zie: Æthelflæd (naam).
Æthelflæd
Postume afbeelding van Æthelflæd (The Cartulary And Customs Of Abingdon Abbey, ca. 1190)
Postume afbeelding van Æthelflæd (The Cartulary And Customs Of Abingdon Abbey, ca. 1190)
"Vrouwe der Mercianen" (Myrcna hlæfdige)
Regeerperiode 911–918
Voorganger Æthelred II
Opvolger Ælfwynn
Huis Huis Wessex
Vader Alfred de Grote
Moeder Ealhswith
Geboren 869/870[1]
Gestorven 918[2]
Tamworth[2]
Begraven Sint-Pieterskerk, Priorij van Sint-Oswald, Gloucester[3]
Partner Æthelred II
Religie Rooms-katholicisme

Æthelflæd (Oudengels: Æðelflæd,[4] koninkrijk Wessex, rond 869/870[1] - Tamworth, 918[2]) was de oudste dochter van koning Alfred de Grote van Wessex en zijn echtgenote Ealhswith. Bij Æthelflæds geboorte teisterden de Deense Vikingen het vasteland van West-Europa met hun plundertochten en hadden zij een groot deel van wat nu Engeland is in hun macht. Het Saksische Wessex en het naastgelegen Angelse koninkrijk Mercia bleven onder druk liggen van de oprukkende Vikingen. De Deense Vikingen hadden ten tijde van Æthelflæds leven een groot deel van Mercia bezet. Door het huwelijk met Æthelred, heerser (ealdorman) der Mercianen, belandde Æthelflæd in Mercia. Na de dood van haar man werd ze zelf heerseres der Mercianen (911-918). De Angelsaksische Kroniek geeft haar de titel van vrouwe (Lady) der Mercianen (Myrcna hlæfdige).[5] Ze speelde door de bouw en verovering van burhs (burchten, versterkte steden) en het sluiten van een alliantie met haar jongere broer Eduard de Oudere van Wessex tegen de Deense Vikingen een belangrijke rol in de uitbouw van de Angelsaksische militaire macht. Na de dood van Æthelflæd kon haar broer Eduard Mercia en Wessex verenigen en werd Angelsaksisch koning en (in naam) zelfs koning van heel Engeland. Willem van Malmesbury schreef, toen hij het had over zij die Eduards inspanningen ter versterking van de Angelsaksische positie hadden ondersteund, het volgende:

Onder deze moge niet worden voorbijgegaan aan Æthelflæd, zuster van de koning en Æthelreds weduwe, (die van) niet gering belang (was) voor zijn partij, (zij was) de gunst(elinge) van de burgers, de vrees van vijanden, een vrouw met een onmatig groot hart, ...

— Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125.[6]

Æthelflæd was de dochter van Alfred de Grote en Ealhswith. Ze was aan vaderskant afkomstig uit het Huis Wessex, ook bekend als het Huis van Cerdic (Oudengels: Cerdicingas[7]). Deze koninklijke familie heerste van de 6e eeuw tot de eenmaking van de koninkrijken van Engeland in de 10e eeuw over een koninkrijk in Zuidwest-Engeland dat bekendstond als Wessex. Alfred de Grote en zijn opvolgers, die Engeland verenigden, maakten eveneens deel uit van deze dynastie, die in de hoofdstam zou blijven regeren tot de tijd van Alfreds nakomeling, Æthelred II de Onberadene. Onder diens regering in de 10e en 11e eeuw was het land een korte periode bezet door Denen, en na de dood van Æthelred II en zijn zoon Edmund II Ironside bleef het koningschap tot in 1042 in handen van de Deense koning Knoet de Grote en diens opvolgers. Het Huis Wessex kwam dan weer voor 24 jaar aan de macht. Na de afzetting in 1066 van de laatste telg, Edgar Ætheling, verdween de familie uit de annalen van de geschiedenis. Geen van deze latere heersers stamde echter af van Æthelflæd; haar dochter Ælfwynn bleef vermoedelijk kinderloos.

Van moederskant stamde Æthelflæd af van de Merciaanse adel en was ze waarschijnlijk ook verwant met het Merciaanse koningshuis. Dit wordt afgeleid uit een charter van Ealhswiths broer Æthelwulf waarin die de erfenis van koning Coenwulf van Mercia claimde.[8]

Stamboom van Æthelflæd[9] 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ealhmund
Koning van Kent
c.750–784-785
 
 
 
 
 
 
 
Coenwulf van Mercia
Koning van Mercia
?-796-821
 
 
Ceolwulf I van Mercia
Koning van Mercia
?-821-823
 
Onbekende vrouw
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Egbert
Koning van Wessex
775–802-839
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Wigmund van Mercia
 
Ælfflæd
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Æthelwulf
Koning van Wessex
795–839-858
 
Osburh
 
Æthelred Mucel
 
Eadburh
 
 
Wistan van Mercia
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Broers en zus van Alfred
 
Alfred
de Grote
Koning van de
Angelsaksen
849–871-899
 
Ealhswith
852–905
 
Æthelwulf
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Æthelred
Heer van
de Mercianen
?–c.881-911
 
Æthelflæd
Vrouwe van
de Mercianen
869–911-918
 
Eduard
de Oudere
Koning van de
Angelsaksen
871–899-924
 
Æthelweard
875–922
 
Ælfthryth
877–929
 
Boudewijn II van Vlaanderen
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ælfwynn
Vrouwe van
de Mercianen
ca. 888-r. 918-g. ?
 
 
 
Koningen van Engeland
 
Arnulf I van Vlaanderen
 
Adalolf I van Boulogne
 
Ealswid
 
Ermentrude

Jeugd en huwelijk

[bewerken | brontekst bewerken]

Æthelflæd was het eerste kind van Alfred en Ealhswith en de oudere zus van Eduard, Æthelgifu, Ælfthryth en Æthelweard.[10]

Rond het jaar 890 was Æthelflæd reeds getrouwd met Æthelred, ealdorman der Mercianen.[11] Het huwelijk zou een bezegeling geweest zijn van de alliantie tussen Æthelred en Alfred de Grote. Aan dit huwelijk ging een periode van enige politieke strubbelingen tussen Mercia en Wessex vooraf, die deels hun wortels hadden in de verovering van een deel van Mercia door de Vikingen.

Kaart van Engeland in 878, waarop Mercia, Wessex en de door Deense Vikingen veroverde gebieden te zien zijn.

Tijdens een onafgebroken campagne van herhaaldelijke aanvallen tussen 865 en 878 hadden de Deense Vikingen het merendeel van de Engelse koninkrijken, zoals Northumbria, Oost-Mercia en East Anglia, onder de voet gelopen. Ook het koninkrijk Wessex werd in zijn voortbestaan bedreigd.[12] Alfred de Grote was er tegen 878 door zijn overwinning op de Denen in de Slag bij Ethandun echter in geslaagd een compromis met de Denen af te dwingen.[13] Alfred moest zich erkentelijk tonen voor de ontvangen steun uit Mercia.

De positie van Æthelred toentertijd was hoger dan die van een gewone ealdorman (in Latijnse teksten wordt hiervoor de term dux (leider of hertog) of comes (graaf) gebruikt).[14] Zo had hij enkele ealdormen die duidelijk aan hem onderschikt waren en noemt Æthelweard hem nog met betrekking tot de slag bij Buttington (893) "koning Æthelred der Mercianen",[15] maar bij de vermelding van zijn overlijden (911) simpelweg "Æthelred der Mercianen".[16] Volgens Asser, de Welshe biograaf van Alfred de Grote, zou Æthelred aanvankelijke enkele Welshe koningen in Alfreds armen hebben gedreven:

Ook Howel, zoon van Ris, koning van Glywyssing, en Brochmail en Fernmail, zonen van Mouric, koningen van Gwent, door het geweld en de tirannie van graaf (comitis) Æthelred en de Mercianen (hiertoe) gedreven, trachten uit eigen beweging dezelfde koning te bereiken, opdat ze van hem heerschappij en bescherming tegen hun vijanden mochten hebben.

— Asser, Vita Alfredi 80.[17]

Æthelred lijkt zich rond 883 echter te hebben onderworpen aan Alfred de Grote, koning van Wessex, wat men afleidt uit het feit dat hij in een oorkonde uit 883, waarin hij een schenking doet aan de abdij van Berkeley, expliciet vermeldt dat hij dit met de instemming van Alfred deed.[18] Vervolgens vermeldde hij regelmatig te handelen met Alfreds instemming, maar bleef hij ook oorkondes uitvaardigen zonder enige vermelding van Alfred, zoals bij een ontmoeting van de Merciaanse witan (vergadering van de ouderen) in Risborough in Buckinghamshire in 884, was erop wijst dat hij enige zelfstandigheid genoot en wat aantoont dat zijn heerschappij over Mercia zich redelijk ver zuidoostwaarts richting Londen uitstrekte.[19]

Toen Alfred in 886 Londen op de Vikingen veroverde, plaatste hij dit onder het gezag van Æthelred.[20] Het is dan ook gedacht dat het rond die tijd was dat het huwelijk tussen Æthelflæd en Æthelred plaatsvond ter bezegeling van de alliantie en om ervoor te zorgen dat de heerschappij van Wessex over Mercia niet op een verovering leek.[21] De eerste vermelding van Æthelflæd als echtgenote van Æthelred dateert uit 887 en hierin treedt de negentienjarige Æthelflæd als getuige op bij een schenking door haar echtgenoot aan het bisdom Worcester.[22]

Alfred gaf zijn nieuwe schoonzoon de titel van ealdorman der Mercianen. Op deze manier liet hij Mercia een zekere mate van autonomie. Aangezien het merendeel van West-Mercia nooit onder de controle van de Denen had gestaan en dus niet verzwakt was, was dit een verstandige zet. Opvallend is ook dat toen Alfred in 899 stierf, hij in zijn testament niet enkel aan zijn oudste dochter een landgoed in Wellow (mogelijk Wellow (Somerset)) en honderd pond na (hetzelfde bedrag als haar zussen en moeder) maar ook aan zijn schoonzoon Æthelred een zwaard ter waarde van honderd mancuses.[23]

Verdere omzichtigheid voor de Merciaanse gevoelens bleef geboden nadat de twee koninkrijken uiteindelijk werden samengevoegd; de nieuwe naam van het koninkrijk werd niet Wessex of Groot-Wessex, maar Engeland. De term Angelsaksisch gaat dus terug tot koning Alfreds diplomatieke manier om Angelen (Mercia) en Saksen (Wessex) in één koninkrijk te integreren.[24]

Anglo-Saxon Charters S 221: in deze in 901 gedateerde oorkonde van Æthelred en Æthelflæd schonken ze land en een gouden kelk aan de Much Wenlock-kerk. Dit is de enige oorspronkelijke oorkonde uit de regering van Eduard de Oudere.[25]

Oorkondes tonen aan dat Merciaanse heersers een culturele heropleving steunden door vrijgevige schenkingen aan kloosters te doen.[26] In 883 schonk Æthelred privileges aan de abdij van Berkeley en in de jaren 890 vaardigden hij en Æthelflæd een oorkonde uit ten voordele van de kerk van Worcester. Dit is de enige ons bekende oorkonde uitgevaardigd tijdens Alfreds leven waarin ze gezamenlijk optraden: Æthelred handelde meestal zelfstandig, gewoonlijk evenwel de instemming van Alfred erkennend. Æthelflæd trad echter op als getuige in oorkondes van Æthelred in 888, 889 en 896.[27] In 901 schonken Æthelflæd en Æthelred land en een gouden kelk met een gewicht van dertig mancuses aan het schrijn van Sint Mildburg in de Much Wenlock-kerk.[28]

In 909 werden het gebeente van Sint-Oswald van de abdij van Bardney (Beardanigge) overgebracht naar Gloucester in Mercia.[29] Deze abdij bevond zich namelijk in Deense handen en vermoedelijk wou men deze voor Mercianen belangrijke heilige zijn gebeente niet prijsgeven aan de Vikingen.[30] In 907 was ook reeds de stad Chester (Ligcester) versterkt[31] en Æthelflæd liet de relieken van de heilige Merciaanse prinses Wærburgh overbrengen naar de kathedraal van Chester.[32]

Het paar kreeg een dochter Ælfwynn (geboren 888?).[33] Blijkbaar was het een moeilijke bevalling, want Willem van Malmesbury schrijft dat ze:

door de moeilijke ervaring van een eerste bevalling, of liever (gezegd) enige, levenslang zou terugdeinzen voor de omhelzing van (haar) man, publiekelijk verklarend niet te passen bij een koningsdochter dat zij zich zou verstrikken in een genot, dat na een tijd een dergelijke last zou opdringen.

— Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125.[34]

Vrouwe der Mercianen (911-918)

[bewerken | brontekst bewerken]
De Midlands ten tijde van Æthelflæd. De data zijn die van de fortificatie of overgave (witte vlag) van de betrokken plaatsen.

Ook toen haar man Æthelred II nog in leven was, tekende Æthelflæd reeds overeenkomsten, wat sommigen doet vermoeden dat zij de werkelijke leider was.[35] Na het overlijden van haar echtgenoot in 911,[36] mogelijk aan verwondingen opgelopen in de slag bij Tettenhall (910), werd Æthelflæd verheven tot "vrouwe van de Mercianen".[5] Ze was niet enkel in naam vrouwe (heerseres in feodale zin), want Æthelflæd bleek een krachtig militaire leider en goed tacticus te zijn. Volgens de Anglo-Saxon Chronicle regeerde zij ongeveer acht jaar.[37] Dit feit geldt als bewijs dat, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was bij andere Germaanse volkeren, het soevereine gezag onder de Angelsaksen op een vrouw kon overgaan.[38] Een voorgangster van haar was Seaxburg van Wessex, die koningin van Wessex was geweest.

De gebeurtenissen tijdens haar bewind zijn het best vastgelegd in de Abingdon-versie van de Anglo-Saxon Chronicle (MS B-C), meer bepaald het zogenaamde Mercian Register (MR) daarin.[39] Haar eerste regeringsdaden lijken voornamelijk uit het bouwen van burhs te hebben bestaan:[40] in Bremesbyrig (910, plaats onbekend), Scergeate (912, plaats onbekend) en Bricge (912, Bridgnorth), Tamaweorðige (913, Tamworth) en Stæfforda (913, Stafford), Eadesbyrig (914, Eddisbury) en Wæringwicum (914, Warwick), Cyricbyrig (915, Chirbury), Weardbyrig (915, plaats onbekend) en Rumcofan (915, Runcorn).[41]

Vervolgens zond zij militaire expedities uit, zoals die naar Wales in 916, gericht tegen het kleine Welshe koninkrijk Brycheiniog (Brecenanmere, Brecknock, dat mogelijk aan het meer van Llangorse in Zuid-Wales lag). De expeditie nam de plaatselijke koningin gevangen:

Drie dagen later zond Æthelflæd een fyrd naar Wales, brak Brecenanmere af, nam daar de koning zijn vrouw (en) ongeveer vierendertig (anderen) gevangen.

Angelsaksische kroniek s.a. 916.[42]

In 917 nam Æthelflæd het Deense bolwerk in Derby in, waarbij vier haar dierbare thegns het leven lieten:

Dat jaar verwierf Æthelflæd vrouwe der Mercianen, met Gods hulp, voor Lammas, de burh met alles wat daartoe behoorde, die Derby is geheten. Daar waren ook binnen de poorten haar vier thegns, die haar dierbaar waren, afgeslacht.

Angelsaksische kroniek (MS B MR, C MR, D) s.a. 917.[43]

Een dergelijke passage lijkt te wijzen op een succesvol militair aanvoerder met toegewijde krijgers die bereid waren voor die aanvoerder te sterven.[44] Maar wat deze passage bijzonder maakt, is het feit dat deze aanvoerder een vrouw was.[44]

Æthelflæd verbond zich met haar broer Eduard de Oudere tegen haar vijanden. Ze voedde zijn zoon Æthelstan aan haar hof op.[45] Ze slaagde er samen met haar broer in de Denen gestaag tot aan de rivier de Humber terug te drijven.[46] In 918 werd de burh in Leicester ingenomen, waarbij ook het merendeel van de daar rondlopende wachters zich als onderdanen aan haar onderwierpen, en ook het volk van York (Eoforwicyngas) beloofde haar zijn loyaliteit.[47]

Minder dan twee weken voordat de stad York haar trouw zou zweren, stierf Æthelflæd echter in Tamworth.[2] Zij werd begraven in de door haar opgerichte Sint-Pieterskerk, de latere priorij van Sint-Oswald, in Gloucester.[3] Gloucester is een stad die ze op de Romeinse ruïnes opnieuw had opgebouwd, en waarvan ze de voornaamste lijnen van het stratenplan had opgesteld. Dit stratenplan is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven.

Na haar dood gaf haar broer Eduard de Oudere munten uit met buitengewone ontwerpen op de keerzijde. Sommige onderzoekers stellen dat deze muntslagen bestemd waren voor circulatie in het deel van Mercia dat onder het bewind van Eduard en zijn zuster stond, waarbij het ontwerp van de munten mogelijk op de invloed van Æthelflæd wijst.[48]

Het gezag over Mercia ging na Æthelflæds dood over op haar nog jonge dochter Ælfwynn.[49] Kroniekschrijvers hebben Ælfwynns recht op de troon zo precies opgetekend dat er geen twijfel bestaat over haar aanspraak hierop.

Ælfwynn werd echter gedwongen zich te onderwerpen aan haar oom (de broer van haar moeder), koning Eduard de Oudere van Wessex.[49] Hierdoor werd de vereniging van de twee voorheen afzonderlijke koninkrijken van Wessex en Mercia definitief bevestigd, wat uiteindelijk zou uitmonden in een eengemaakt koninkrijk Engeland. Eduard scheen echter geen genoegen te nemen met Ælfwynns onderwerping. Ælfwynn werd in 919, drie weken voor Kerstmis, door haar oom Eduard – die met succes oorlog aan het voeren was tegen de Denen – gevankelijk naar Wessex weggevoerd.[49] Vanaf dat moment verdwijnt ze uit de bronnen. Waarschijnlijk bracht ze de rest van haar leven in een nonnenklooster door. Bij intrede in een klooster moest zij haar aanspraak op de troon definitief opgeven.

Bronnenproblematiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Het leven van Æthelflæd kan voornamelijk achterhaald worden op basis van de Angelsaksische charters van zichzelf en haar echtgenoot en drie manuscripten van de Anglo-Saxon Chronicle. De Angelsaksische charters, waarin de heersers privileges en aktes opnamen, vormen samen met De Rebus Gestis Aelfredi de enige primaire bronnen voor Æthelflæds leven.[50] Er zijn echter geen of amper archeologische bronnen met betrekking tot Æthelflæd gevonden en de vermeldingen over haar in de geschreven bronnen zijn vaak zeer kort en niet altijd even betrouwbaar.

De voornaamste bron voor de wapenfeiten van Æthelflæd is echter het zogenaamde Merciaanse register (Mercian Register, MR, ook wel Annals of Æthelflæd genoemd) in de B- en C-manuscripten (MS B MR (Abingdon Chronicle I) en MS C MR (Abingdon Chronicle II)) van de zogenaamde Anglo-Saxon Chronicle. Deze toevoeging – ingevoegd na de oorspronkelijke passage over het jaar 915 en dus een opvallende breuk in de chronologische volgorde – behandelt de periode van 902 tot 924 en focust op de gebeurtenissen in Mercia.[51] In een derde manuscript van de Anglo-Saxon Chronicle (MS D, Worcester Chronicle) worden de exploten van Æthelflæd vlotter in het geheel verwerkt, maar dan als een klein onderdeel in het verhaal over de opkomst van het Huis Wessex.[51] Opvallend is dat haar geslacht hier niet ter sprake komt.[52]

In het laat-9e-eeuwse De Rebus Gestis Aelfredi, doorgaans toegeschreven aan de Welshe Asser,[53] worden terloops enkele feiten over Æthelflæd genoemd, zoals het feit dat zij Alfreds oudste dochter was.

Alle andere bronnen dateren van na haar dood. Zo vermeldt de laat-10e-eeuwse Angelsaksische kroniekschrijver Æthelweard, een achterkleinzoon van Æthelflæds oom Æthelred I van Wessex, slechts Æthelflæds overlijden in zijn Chronica (hoewel hij waarschijnlijk een kopie van de Angelsaksische kroniek ter beschikking had).[54] Hij noemt haar simpelweg "de konings zus".

De Annales Cambriae (Annalen van Wales) is de naam van een geheel van in St Davids opgestelde Cambro-Latijnse kronieken (dit zijn Latijnse kronieken uit Wales). Van het oudste, 12e-eeuwse manuscript wordt gedacht dat het een kopie is van een origineel uit het midden van de 10e eeuw. Daarin wordt Æthelflæd regina (koningin) genoemd.[55] De uit de eerste helft van de 11e eeuw daterende Fragmentary Annals of Ireland is een in het Middeliers in het Ierse koninkrijk Osraige opgestelde kroniek, die weliswaar "pseudo-historisch" zijn genoemd maar met betrekking tot behoorlijk betrouwbaar Æthelflæd lijken te zijn.[56] Hierin wordt Æthelflæd bainrioghan Saxan (koningin der Saksen) en riog(h)an (koningin) genoemd.[57] Ook in de laat-15e-eeuwse Annalen van Ulster, die vaak woordelijk uit oudere bronnen citeert, wordt ze koningin genoemd. Hieruit blijkt dat in de Keltische wereld (Ierland en Wales) zowel Æthelred als Æthelflæd als respectievelijk koning en koningin werden beschouwd.[58] In de Angelsaksische charters en kroniek wordt Æthelflæd nooit koningin genoemd, maar "vrouwe der Mercianen" en andere verwijzingen naar haar (quasi-)soevereine gezag over de Mercianen.[59]

De 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Simeon van Durham vermeldt haar in zijn Historia regum Anglorum et Dacorum als dochter van Alfred en echtgenote van Æthelred der Mercianen, maar maakt geen gewag van haar wapenfeiten.

O Elfleda potens, O terror virgo virorum,
Victrix naturae, nomine digna viri.

Te, quo splendidior fieres, natura puellam,

Te probitas fecit nomen habere viri.

Te mutare decet, sed solam, nomina sexus,

Tu regina potens, rexque trophaea parans.

Jam nec Caesarei tantum meruere triumphi,

Caesare splendidior, virgo virago, vale.

– Æthelflæds grafschrift in Gloucester.[60] Er zijn verschillende versies.

De 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Hendrik van Huntingdon vermeldt in zijn Historia Anglorum[61] verscheidene wapenfeiten en geeft ons tevens het verloren gegane grafschrift van Æthelflæd, dat een lofzang is op haar moed en haar prijst als gelijk zijnde aan een man. Ook de 12e-eeuwse Anglo-Normandische kroniekschrijver Willem van Malmesbury laat zich in zijn Gesta Regum Anglorum enigszins positief uit over Æthelflæd, al doet hij dit door haar te omschrijven als een vrouw die haast als een man was.[62] Hij gebruikte vermoedelijk dezelfde verloren versie van de Angelsaksische kroniek als zijn tijdgenoot Jan van Worcester voor zijn Chronicon ex Chronicis (die ook enkele van haar wapenfeiten vermeldt).

De laat-12e-eeuwse Engelse kroniekschrijver Roger van Hoveden vermeldt haar in Chronica als Alfreds dochter en vrouwe der Mercianen (Egelfledam Merciorum dominam[63]) en noemt haar wapenfeiten tijdens haar zelfstandige regering over de Mercianen.[64]

Standbeeld van Æthelflæd met haar neefje Æthelstan aan haar zijde, opgericht in 1913 ter herdenking van het duizendjarig bestaan van de fortificatie van de stad (Tamworth Castle).[65]

In 1913 werd een aan Æthelflæd gewijd standbeeld buiten bij Tamworth Castle opgericht.[65] Æthelflæd wordt in Judy Chicago's installatie The Dinner Party (1974-1979) opgevoerd als een van de 999 namen op de Heritage Floor.[66] In 1990 werd een in 1979 reeds ontworpen beeld van Æthelflæd in een hoek van de Leicester Guildhall geplaatst. Dit beeld was gebaseerd op de oudere, verdwenen Ethelfledafontein.[67]

Æthelflæd als een van de twee kariatiden van de Caryatid Gateway in Wednesbury.

De zogenaamde Caryatid Gateway aan het in 2004 vernieuwde busstation van Wednesbury Bus Station is een toegangspoort met aan weerszijden stenen kariatiden, één mannelijk en één vrouwelijk, die een aspect van de geschiedenis van Wednesbury belichten. De vrouwelijke figuur stelt Æthelflæd voor en heeft een zwaard in haar handen.

Populaire cultuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens een in 1892 door Thomas Gregory Foster voorgestelde hypothese zou Æthelflæd een belangrijke inspiratiebron zijn geweest voor het Oudengelse epische gedicht Judith.[68] Er zijn sindsdien verschillende bedenkingen geplaatst bij deze hypothese.[69]

Æthelflæd wordt als personage opgevoerd in verschillende Engelstalige historische romans. Zo gaat Rebecca Tingles The Edge on the Sword (2001) over de 15-jarige Æthelflæd (het vervolgboek Far traveler (2005) gaat over haar dochter). Daarnaast duikt ze als hoofdpersonage op in Haley Elizabeth Garwoods Swords Across the Thames (1999) en in Penny Inghams Lady Of The Mercians (2004), heruitgegeven als The King's Daughter (2010). Chris Kirwans Shadowers Crossing (2008) gaat over Æthelflæds fortificatie van Rumcofan (915, Runcorn). De Britse schrijfster Victoria Whitworth (V.N. Whitworth) voerde haar ook op in haar romans The Bone Thief (2012) en The Traitors' Pit (2013). Sue Purkiss schreef een kort verhaal (The lady of the Mercians) voor de verhalenbundel Daughters of Time: An anthology from The History Girls (2014). Stuart Hill neemt haar als zijn hoofdpersonage (zij het gefictionaliseerd) in zijn historische jeugdroman Shield Maiden (2016).

Een gefictionaliseerde versie van Æthelflæd komt voor in Bernard Cornwells boeken The Pale Horseman (2005), The Lords of the North (2006), Sword Song (2007), The Burning Land (2009), Warriors of the Storm (2015) en The Flame Bearer (2016) uit de reeks The Saxon Tales. Deze romanreeks werd verfilmd als The Last Kingdom (2016-) en in het tweede seizoen (2017) speelt actrice Millie Brady de rol van prinses Æthelflæd.[70]

In 2011 werd door Phil Hirst een kortfilm getiteld Aethelflaeda: Saxon Queen met Lisa-Marie Hoctor in de titelrol op vraag van de Chester Heritage Trail gemaakt.[71]

In de BBC-documentaireserie King Alfred and the Anglo-Saxons (2013) van de Britse historicus Michael Wood was de tweede aflevering ("The Lady of the Mercians") aan haar gewijd.[72]

Tot slot kan worden gewezen op de opvallende gelijkenissen tussen Æthelflæd en J.R.R. Tolkiens (naast schrijver ook professor in de Angelsaksische filologie) personage Éowyn.[73] Zo is haar titel "Lady of Rohan" even ambigu als "Lady of the Mercians" van Æthelflæd.[74]

Sinds 1994 is een van de kraters op Venus (−18,2°; 196,6°) naar haar vernoemd.[75] Het is de gewoonte om grote kraters op Venus naar beroemde vrouwen te vernoemen.[76]

Op zaterdag 7 juni 2018 vond een re-enactment van Æthelflæds begrafenis plaats voor een publiek van 10.000 mensen in Gloucester, als onderdeel van een reeks van levende geschiedenis-evenementen om de 1100e verjaardag van haar overlijden te herdenken.[77]

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Æthelflæd of Wessex, Lady of Mercia van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Etalagester
Dit artikel is op 8 maart 2013 in deze versie opgenomen in de etalage.