Autobiografie
Een autobiografie (Grieks: αὐτός zelf, βίος leven, γράφειν schrijven) is de beschrijving die iemand geeft van zijn eigen levensloop. De meeste schrijvers beginnen pas op gevorderde leeftijd aan hun autobiografie, die dan ook terugblikt op hun hele leven.
De autobiografie wordt daardoor onderscheiden van het dagboek dat direct op de gebeurtenissen reageert. Wanneer autobiografische teksten slechts bestaan uit een reeks losse aantekeningen, of slechts een bepaalde periode uit het leven van de schrijver beslaan, wordt veelal gesproken over memoires of herinneringen. De schrijver van een autobiografie kan gebruikmaken van een ghostwriter die het boek een betere vorm geeft. Soms wordt deze expliciet vermeld en heeft de autobiografie de ondertitel zoals verteld aan. Er blijft echter altijd een duidelijk onderscheid bestaan tussen de biografie, die door een ander geschreven wordt en in de derde persoon is gesteld. Het aantrekkelijke van de autobiografie is de persoonlijke toets die de schrijver aan de gebeurtenissen geeft. Daar staat tegenover dat niet iedereen die een interessant leven heeft geleid ook goed kan schrijven en dat schrijvers maar al te vaak een sterk vertekend beeld van de gebeurtenissen in het verleden geven. Tot de voorlopers van de autobiografie behoort met name de Confessiones (Belijdenissen) van Aurelius Augustinus. Ook in de Middeleeuwen schreven auteurs autobiografische werken, zoals de Historia calamitatum (Geschiedenis van mijn rampspoed) van Petrus Abaelardus en het Book van de Engelse mystica Margery Kempe, dat wordt beschouwd als de eerste autobiografie in de Engelse taal. Een bekend voorbeeld uit de 17e eeuw is de berijmde autobiografie van Jacob Cats.
Sinds de jaren vijftig van de 20e eeuw spreekt men in dit kader van egodocumenten.
Nederlandse autobiografieën
Veel gepubliceerde autobiografieën van Nederlanders zijn geschreven door politici. Daarnaast hebben ook wetenschappers en mensen uit het zakenleven en de mediawereld bijgedragen tot de autobiografische literatuur. De laatste tijd zijn ook een aantal biografieën van "gewone mensen" gepubliceerd, vooral door toedoen van de socioloog Ger Harmsen
Voorbeelden van autobiografieën
Politici
- Ella Vogelaar - Twintig maanden knettergek: dagboek van een ministerschap
- Willem Drees - Zestig jaar levenservaring
- Pieter Jelles Troelstra - Gedenkschriften
- Christine Wttewaall van Stoetwegen - De freule vertelt
- Jelle Zijlstra - Per slot van rekening
Wetenschappers
- Hendrik Casimir - Het toeval van de werkelijkheid. Een halve eeuw natuurkunde
- Hans Freudenthal (wiskundige) - Schrijf dat op, Hans
- H.P.G. Quack (econoom) - Herinneringen
Mediamensen
- Milo Anstadt - Kruis of munt: autobiografie 1920-1945
- Jan Nagel - Boven het maaiveld
Mensen uit het zakenleven
- Ernst Hijmans - Zestig jaar organiseren
- Bram van Leeuwen - Vecht voor je geluk, zoals ik
Schrijvers
- Eduard Douwes Dekker - Max Havelaar
- Hugo Pos - In triplo
- Sybren Polet - Een geschreven leven
Andere bekende personen
- Wilhelmina der Nederlanden - Eenzaam maar niet alleen
- Poncke Princen (Indonesische mensenrechtstrijder) - Een kwestie van kiezen
- Ben Sajet (arts) - Een leven lang
Gewone mensen
- Harmen van Houten - Anarchisme in Drenthe, levensherinneringen van een veenarbeider
- Siep Adema - Wie het geweten heeft
- Bas Langereis - Alles kan kapot
- Imke Klaver - Herinneringen van een Friese landarbeider. Enkele opgetekende zaken uit het jongste verleden tot 1925 (Oantinkens fan in Fryske lanarbeider. Inkele oanteikene dingen út de jonge tiid oan 1925)
- Frans Houben - Nr 21
Autobiografische boeken over een deel van het leven van de schrijver
- Jan Ligthart (onderwijsvernieuwer) - Jeugdherinneringen
- Willem Treub (politicus) - Oorlogstijd
- Tim Krabbé (schrijver) - De Renner
Egodocumenten
Men schat dat in Nederland circa een miljoen mensen op enigerlei wijze over het eigen leven schrijft, maar dit soort schattingen moet kritisch worden bekeken, omdat er geen enkel hard cijfer over bekend is en het overgrote deel niet gepubliceerd is. Een dergelijke beschrijving wordt een egodocument genoemd. Dit woord werd rond 1955 bedacht door de Nederlandse historicus Jacques Presser, die er teksten mee definieerde waarin de schrijver in de 'ik'-vorm door de hele tekst aanwezig is als schrijvend en beschreven onderwerp.[1] Tot egodocumenten worden onder andere autobiografieën, alba amicorum, dagboeken, brieven, films, fotoalbums, memoires, reisverslagen, e-mails, video-opnames en weblogs gerekend.[2] In dergelijke teksten kan de auteur een inkijk geven in zijn eigen karakter, leefwijze en leefomstandigheden en die van andere personen rondom hem. Ze kunnen daarmee van groot belang zijn voor de studie van de sociale geschiedenis, al moet door onderzoekers wel rekening worden gehouden met het erin verwerkte zelfbeeld en stilering.[2]
Autobiografische fictie
Veel schrijvers verwerken in fictie ervaringen uit hun eigen leven. Wanneer dat evident is spreken we van 'autobiografisch proza' of 'autobiografisch getoonzet proza', maar terughoudendheid bij dat soort etiketten is geboden, omdat een schrijver in fictie toch altijd autobiografische elementen herarrangeert tot een verhalend geheel, dat sterk kan afwijken van de werkelijkheid.
Als (deels) autobiografische fictie zijn te beschouwen:
- Theo Thijssen - In de ochtend van het leven, 1941
- Jan Wolkers - Terug naar Oegstgeest, 1965
- Willem Frederik Hermans (met name Onder professoren, 1975)
- Gerard Reve - met name De Avonden, 1947, Oud en eenzaam, 1978 en Moeder en zoon, 1980
- J.J. Voskuil - Bij nader inzien, 1963 en Het Bureau, 1996-2000
- Tjitske Jansen - Voor altijd voor het laatst, 2015
Autobiografische strips
Sinds de opkomst van het literaire beeldverhaal, worden er ook veel autobiografische strips gemaakt. Enkele voorbeelden in het Nederlands zijn:
- Maaike Hartjes - Hartjes Dagboek
- Barbara Stok - Barbaraal
Zie ook
- ↑ Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis.
- ↑ a b G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis., Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek: egodocument (2002).