Naar inhoud springen

Beleg van Damietta (1218)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door AGL (overleg | bijdragen) op 31 mrt 2020 om 17:47.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Beleg van Damietta
Onderdeel van Vijfde Kruistocht
Een Fries valt aan met een vlegel
Datum 1218 - 1219
Locatie Damietta
Resultaat Overwinning voor de Kruisvaarders
Strijdende partijen
Kruisvaarders Ajjoebiden
Leiders en commandanten
Simon III van Saarbrücken
Jan van Brienne
Al-Kamil
Troepensterkte
Onbekend Onbekend
Verliezen
Onbekend 50.000 tot 77.000 dode burgers

Het Beleg van Damietta was een anderhalf jaar durende belegering van de Egyptische havenstad Damietta door de kruisvaarders van de Vijfde Kruistocht die begon in mei 1218 en leidde tot de inname op 5 november 1219.

In 1218 bedacht koning Jan van Brienne van Jeruzalem een plan om Jeruzalem opnieuw in handen te krijgen. Hij wou Jeruzalem niet rechtstreeks belegeren, maar in plaats daarvan de Egyptische havens Alexandrië of Damietta innemen, om ze nadien te ruilen tegen Jeruzalem.

Geschiedenis

Paus Innocentius III riep in 1215 Europa op om Jeruzalem op de moslims te heroveren door een Vijfde Kruistocht. Graaf Willem I van Holland moest als straf voor het aanvallen van Jan zonder Land van de paus ook mee op kruistocht waardoor wellicht ook Haarlemse ridders zich ook bij de vloot voegden. Tijdens de voorbereidingen voor de Vijfde Kruistocht in 1217 werd besloten dat Damietta het centrale punt voor de aanval moest zijn. Het beheersen van Damietta betekende controle over de Nijl, en vandaar zou men Egypte kunnen veroveren, dacht men[bron?]. Vanuit Egypte kon men dan Palestina aanvallen, en Jeruzalem heroveren. Omdat Jeruzalem te zwaar was verdedigd werd besloten Egypte aan te vallen om zo een goede onderhandelingspositie te krijgen voor de teruggave van Jeruzalem. Damiate was een grote goed verdedigde stad, het lag in de Nijldelta en was aan de noord-, oost- en westzijde omgeven door water. Aan de zuidzijde was een drievoudige muur gebouwd en zware kettingen blokkeerden de toegang tot de Nijl. Een sterk bastion moest de kettingen beschermen.

Verdrag met de Seltsjoeken

De kruisvaarders sloten een bondgenootschap met de Seltsjoeken onder Kay Kaus I van het Sultanaat van Rûm in Anatolië. Kay Kaus viel de Ajjoebiden in Syrië aan, zodat de kruisvaarders niet op twee fronten moesten vechten.

De vloot

Op 26 mei 1218 begon de belegering bij Damiate door, volgens de kronieken, 85.000 kruisvaarders.[1] 16 maanden en 22 dagen duurde het voordat het zwaar verdedigde bastion was gevallen. De ridders belegerden Damietta met hulp van de Friese deelname aan de Kruistochten met de Friese vloot en een vloot van de Republiek Genua onder vader en zoon admiraal Simone Doria en Pietro Doria. Een van de galeien had als kapitein de piraat Alamanno da Costa. Na versterking stonden er 35.000 kruisvaarders tegenover 70.000 Ajjoebiden.

De landing

De Frankische vloot landde voor Damietta op 29 mei 1218. Op 24 augustus 1218 brak hij door naar de Nijl. Malik al-Adil stierf op 31 augustus en de twee oudste van zijn vijftien zonen volgden hem op: Al-Kamil in Egypte en Malik al-Mu'azzam Musa in Syrië.

Pelagius van Albano

Paus Honorius III vertrouwde aan Pelagius van Albano de religieuze leiding over de Vijfde Kruistocht toe. Pelagius van Albano kwam aan bij Damietta eind september 1218, nadat de kruisvaarders de vuurtoren aan de toegang tot de Nijl hadden ingenomen. Hij nam meteen de leiding, wat een conflict veroorzaakte met Jan van Brienne. Jan van Brienne kreeg steun van de plaatselijke baronnen en van de Franse kruisvaarders.

Vredesvoorstellen

Sultan Al-Kamil van de Ajjoebiden van Egypte zat in een lastig parket. Een van zijn vazallen verbonden met een van zijn broers wilde van kamp wisselen en stelde voor om gebied in Jeruzalem aan de Franken te geven als ze uit Egypte zouden vertrekken. Pelagius van Albano wees die vredesvoorstellen van de hand.[2]

Inname

Het garnizoen van Damietta was verzwakt door honger en de pest en kon de aanvallen minder goed afweren.[3] De ridders van de Orde van Sint-Jan namen de stad in op 5 november 1219.

Interne strijd

Meteen brak een strijd los over de controle over de stad. Op 21 december 1219 probeerden de Italianen de Fransen uit de stad te verdrijven. Op 6 januari 1220 probeerden de Fransen de Italianen te verjagen. Op 2 februari werd een wapenstilstand overeengekomen. De Italianen wilden er een kolonie van maken om handel te drijven. De Fransen wilden Damietta ruilen tegen Jeruzalem. Jan van Brienne kreeg een wijk van de stad, maar Pelagius van Albano excommuniceerde alle christenen die zich daar vestigden. Jan van Brienne verliet de kruistocht en liet de leiding aan Pelagius van Albano.

Na de verovering van Damiate werd geprobeerd Damiate te ruilen voor Jeruzalem, maar de onderhandelingen mislukten. Daarop werden Caïro en andere Egyptische steden aangevallen, zonder succes. De aanval op Caïro in 1221 mislukte omdat de sluizen waren opengezet door de Sultan en de kruisridders waren ingesloten door het water. De kruisridders moesten het pas veroverde Damiate opgeven in ruil voor een vrije aftocht.

Rol van kruisvaarders uit de Lage Landen

Aan het beleg van Damietta namen ook enkele duizenden bewoners van de Lage Landen deel, voornamelijk mensen die afkomstig waren uit het gebied tussen de Maas en de Lauwers.[4]

Haarlem

Een Haarlems schip doorbreekt de ketting bij Damiate die de toegang tot de Nijl blokkeert. Geschilderd door Cornelis Claesz. van Wieringen in 1628.
Hier is hetzelfde onderwerp in tapijt geweven (ontwerp van Van Wieringen). Het hangt in het Haarlemse stadhuis en is het grootste wandtapijt van de 17de eeuw.

In de veertiende eeuw ontstond het verhaal dat de Haarlemmers een belangrijke rol zouden hebben gespeeld bij de val van de stad. De Haarlemmers zouden de ketting hebben kapotgevaren met een schip met een zaag op de boeg.[1]

Het beleg en de bezetting van Damietta keert terug in het Wapen van Haarlem. Het Damiate-verhaal is vaak afgebeeld door kunstenaars. In 1628 maakte Cornelis Claesz. van Wieringen een schilderij en in 1629 een ontwerp voor een tapijt over deze gebeurtenis in opdracht van het stadsbestuur van Haarlem. Het tapijt van Van Wieringen is het grootste wandtapijt uit de zeventiende eeuw en hangt nog steeds in het stadhuis van Haarlem. Elke avond zijn vanuit de toren van de Grote Kerk de Damiaatjes nog te horen die ook herinneren aan de verovering van Damiate. Deze klokjes zijn ook verwerkt in het wapen. De Damiaatjes zijn niet uit Damiate afkomstig, maar hangen volgens een zestiende-eeuwse bron pas vanaf 1564 in de kerktoren.[1] De Haarlemse stadsregering schonk een gebrandschilderd raam, ontworpen door Pieter Holsteyn met de geschiedenis van Damiate aan de Hervormde kerk in De Rijp.

De rol van de Haarlemmers lijkt een legende. Bronnen uit de dertiende eeuw noemen de Haarlemmers noch het zaagschip. Pas vanaf de veertiende en vijftiende eeuw duiken deze verhalen op. In 1612 constateerde Petrus Scriverius dat geen enkele oorspronkelijke bron het zaagschip vermeldde.[5] Daarbij was Willem I al voor de val van de stad naar huis teruggekeerd.