Benoît de Bonvoisin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Baron Benoît Marie Ghislain Martin Marcel Patrice de Bonvoisin (Etterbeek, 14 maart 1939) is een zakenman en een voormalig Belgisch politicus.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Bonvoisin, telg uit het geslacht De Bonvoisin, is de zoon van Pierre de Bonvoisin (1903-1982), die voorzitter was van de Generale Bank. De familie is afkomstig uit Verviers waar voorvaders bestuurlijke functies vervulden. Pierre werd in 1957 opgenomen in de erfelijke adel met de titel van baron, aanvankelijk overdraagbaar bij eerstgeboorte, later op de mannelijke afstammelingen. Hij koos als wapenspreuk: Benevole et fortiter.

Langs zijn moeder, Elisabeth Galopin (1910-1998), is Benoît de Bonvoisin de achterkleinzoon van Gérard Galopin (1849-1921), jurist en rector van de Luikse universiteit en de kleinzoon van Alexandre Galopin (1879-1944), gouverneur van de Société Générale de Belgique (Generale Maatschappij van België) die op het einde van de oorlogbezetting door het doodseskader van Robert Verbelen werd vermoord. Benoît de Bonvoisin heeft twee zussen en een broer en is zelf ongehuwd.

De Bonvoisin is kandidaat in de wijsbegeerte aan de Université Catholique de Louvain en ging werken voor politicus Paul Vanden Boeynants binnen het Centre Politique des Indépendants et des Cadres (CEPIC).

Andere activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

De Bonvoisin stichtte de Union européenne des classes moyennes.

Hij zette zich ervoor in om de erkende geneeskunde open te stellen voor andere vormen, en om manieren te zoeken waarop ouden van dagen die dat wensten hun levenservaring en competentie ten dienste van de gemeenschap kunnen stellen.

Behalve zijn politieke activiteiten voor het CEPIC was De Bonvoisin ook betrokken bij het bestrijden van de corruptie en het communisme in Zaïre, samen met zijn contacten bij de Amerikaanse regering.

Controverses[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren 80 bleek het dat De Bonvoisin tamelijk gelieerd was met rechtse milieus die naar extreemrechts overhelden. Dit betrof, naast het CEPIC, de Cercle des Nations, het Front de la Jeunesse, Westland New Post, de Nouvel Europe Magazine-clubs en de nieuw op te richten Forces Nouvelles.

Zijn naam werd gelieerd aan die van personen uit de extreemrechtse milieus, zoals Emile Lecerf (1931-1990), Francis Dossogne (°1953) en Paul Latinus (1950-1984). Hij werd in het kader van die activiteiten gevolgd door de Staatsveiligheid. Aan De Bonvoisin kleefde stilaan de bijnaam van Zwarte Baron.

De administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, Albert Raes, maakte op 19 mei 1981 in een besloten vergadering gewag van een parlementaire onderzoekscommissie, van de contacten die bestonden tussen extreemrechtse groepen en sommige figuren uit het CEPIC, de rechtervleugel van de PSC. Hoewel hij geen namen noemde, herkende De Bonvoisin zich in deze beschrijving, nadat de inhoud van de commissievergadering naar hem was gelekt. Hij diende prompt een klacht in en een jarenlang dispuut ontstond. De meningsverschillen werden steeds bitser en ruimschoots belicht in de pers. Voor buitenstaanders werd het moeilijk om echte argumenten en persoonlijke aanvallen uit elkaar te houden. Alles kwam, in 1981, uit een rapport van de Veiligheid van de Staat waarover het arrest van 16 juli 2020 van het Hof van Beroep van Bergen vermeldde: "la note litigieuse contenant des informations présentées sous le mode de vérités et orientées sur la personne de Benoit de Bonvoisin est fautive et la Sûreté de l'Etat a adopté un comportement que n'aurait pas adopté un service de renseignements normalement prudent et diligent placé dans les mêmes circonstances."

Tijdens de jaren 80 kwam De Bonvoisin regelmatig in opspraak, als verdacht banden te onderhouden met extreemrechtse organisaties en connecties te hebben met de C.C.C. en de Bende van Nijvel. Deze laatste beschuldigingen werden nooit bewezen en door de rechter in 2013 naar het rijk der fabelen verwezen.

Op 26 april 1990 werd De Bonvoisin gearresteerd op verdenking van financieel en fiscaal geknoei met de firma CIDEP, de uitgever van het als extreemrechts gesitueerde blad Nouvel Europe Magazine (NEM), en het reclamebedrijf PDG. Op 7 juni 1995 werd hij tot drie jaar effectief veroordeeld en in oktober 1996 in hoger beroep tot vijf jaar effectieve celstraf. De Bonvoisin ging in verzet tegen het arrest, maar op 18 april 1997 werd hij door het Hof van Beroep in Brussel tot 3 jaar effectieve celstraf en 500.000 frank boete veroordeeld. De Bonvoisin ging hierop in cassatie en werd uiteindelijk op 12 mei 2000 vrijgesproken omdat er geen bewijzen zouden zijn voor de aanklachten en omdat de feiten in het dossier van de publiciteitsfirma PDG verjaard zouden zijn.

In 2005 diende De Bonvoisin een klacht in bij het Comité I, in verband met de houding van de Staatsveiligheid tegenover hem. In zijn Jaarverslag 2009 gaf het Vast Comité van Toezicht op Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Comite I) toe dat De Bonvoisin het slachtoffer was geweest van "een parallel en niet-officieel circuit binnen de Staatsveiligheid" en dat in rapporten beweringen en vermoedens zonder enige nuances werden geformuleerd en zelfs deducties gemaakt die niet werden geverifieerd op hun geloofwaardigheid en betrouwbaarheid. De kwade genius achter deze aantijgingen zou Albert Raes zijn geweest, de voormalige chef van de Staatsveiligheid, uit rancune tegenover Paul Vanden Boeynants, voor wie De Bonvoisin werkte. Een drietal journalisten was aangestuurd door agenten van de Belgische Staatsveiligheid om verdenkingen aan te dikken. De journalisten gebruikten elkaars in elkaar geflanste 'onthullingen' om hun gelijk te staven. Het Comité I bevestigde anderzijds de legitimiteit van de onderzoekingen verricht door de Staatsveiligheid, gelet op de contacten van De Bonvoisin met extreemrechtse personen organisaties.

Gesteund door de conclusie van het Comité I trok De Bonvoisin, bijgestaan door zijn broer, in 2011 naar de rechtbank en eiste een morele schadevergoeding van de Belgische Staat ten belope van 6,25 miljoen euro. De Belgische Staat (Staatsveiligheid) werd in 2015 veroordeeld tot het betalen van 100.000 euro schadevergoeding aan De Bonvoisin. De Staat ging tegen dit vonnis in beroep.

Met de klachten die hij neerlegde, onder meer tegen Albert Raes, heeft De Bonvoisin nooit gelijk gehaald, behalve dan (op geringe wijze) in het vonnis van 2015, dat nadien in beroep hangende bleef.

Anderzijds, in een arrest van 10 november 2009 veroordeelde de rechter in beroep twee personen (Eric Van de Weghe en Christian Amory) tot gevangenisstraffen en boetes, omdat ze aan De Bonvoisin valse en vervalste documenten hadden verkocht waaruit moest blijken dat Raes een KGB-agent was. "Het is onbetwistbaar dat die vervalste documenten door De Bonvoisin aan de Belgische gerechtelijke en politie-overheden waren overgemaakt met het doel schade te berokkenen aan Albert Raes", staat in het vonnis. Hoewel hij ook tot de beklaagden behoorde, werd De Bonvoisin niet veroordeeld omdat hij het proces niet kon bijwonen, nadat hij in 2008 getroffen was door een hersenbloeding. De klacht tegen hem bleef hangende.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jacques MODEN & Jean SLOOVER, Le Centre politique des indépendants et cadres chrétiens (CEPIC), CRISP, Brussel, 1977.
  • Walter DE BOCK e.a., Extreem-rechts en de Staat, EPO, Antwerpen, 1981.
  • René HAQUIN, Operatie Staatsveiligheid, de Staatsveiligheid en de WNP, EPO, Antwerpen, 1984.
  • Philippe BREWAEYS en Jean Frédéric DELIEGE, De Bonvoisin Et Cie. De Liège à Bruxelles les prédateurs et l’état, EPO, Antwerpen-Brussel, 1992.
  • Oscar COOMANS DE BRACHÈNE, État présent de la noblesse belge, Annuaire de 2003, Brussel, 2003.