Naar inhoud springen

François Valentijn

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
François Valentijn in 1704.

François Valentijn (Dordrecht, 17 april 1666Den Haag, 6 augustus 1727) was een Nederlandse predikant die tweemaal is uitgezonden naar "de Oost". Eenmaal terug schreef hij Oud en Nieuw Oost-Indiën, een naar omvang en perspectief nooit weer bereikte beschrijving van Azië; hij was een goed verteller en opmerkelijk breed en precies. Zijn gegevens haalde hij (in een tijd waarin de Oostindische Compagnie nog alles geheim hield) uit alle mondelinge en schriftelijke bronnen die hij maar te pakken kon krijgen.[1] Valentijn verheerlijkte de Nederlandse macht en het imperium in Azië. Hij was een nationalist. Zoals hij schreef in het voorwoord van zijn boek was het zijn overkoepelend doel om door het beschrijven van de Nederlandse ‘mogentheyd’ in Azië de vooruitgang sinds vroeger tijden te laten zien en dat de Nederlanders de voortvarendheid van hun Bataafse voorouders nog niet hadden verloren.[2] Hij heeft de naam een nogal zelfingenomen en ijdel historicus te zijn. Vooral de wisselwerking tussen Europeanen en Aziaten wordt in zijn werk zichtbaar.

Eerste periode op Ambon

[bewerken | brontekst bewerken]

Zijn vader was conrector van de Latijnse school. Valentijn studeerde theologie en filosofie aan de Universiteiten van Leiden en Utrecht en werd al in 1684 aangenomen door de VOC. Op 13 mei 1685 vertrok hij naar Batavia, en kwam daar op 30 december aan. Onderweg maakte hij in de Kaapkolonie kennis met de gouverneur Simon van der Stel; in Batavia met de gouverneur-generaal van de VOC Johannes Camphuys. Hij kwam daar tijdelijk naast Cornelis van Outhoorn te wonen en bespeelde het orgel, in het bezit van hem of van zijn broer, Willem van Outhoorn.[3] Eind januari werd hij door de Raad van Indië aangesteld als predikant op Ambon, in Kasteel Victoria. Vanaf 30 april 1686 tot 7 mei 1694 woonde hij op Ambon. Hij was daar bevriend met Georg Rumphius. Hij leerde snel Maleis en ving aan de Bijbel in het Maleis te vertalen. Van augustus 1687 tot mei 1688 werd hij tegen zijn zin op de Banda-eilanden gestationeerd.

In 1692 trouwde hij met Cornelia Snaats, de weduwe van Hendrik Leydekker, een welgestelde koopman en vrijburger op Ambon, die daar ook lid van de Raad van Justitie was geweest. Zij had met hem al vier kinderen, twee zoons en twee dochters, en kreeg er met Valentijn nog twee: de in 1694 op Ambon geboren Maria en de in april 1701 in Dordrecht geboren Cornelia. Zijn vrouw hielp hem met transcripties en vertalingen tussen Maleis, Nederlands en Jawi (Maleis in Arabisch schrift), en later deden zijn dochters dat ook.[4] Valentijn wilde de bijbel vertalen in het Maleis dat op Ambon werd gesproken ('Laag Maleits'), maar zijn collega’s en de Raad van Indië waren het daar niet mee eens. In Batavia werd al gewerkt aan een vertaling in het literair Maleis ('Hoog Maleits') door de predikant Melchior Leydekker (geen familie van Hendrik).

Begin december 1694 keerde hij met vrouw en (stief)kinderen met de retourvloot terug naar Nederland, waar hij op 24 augustus aankwam en zich weer in Dordrecht vestigde. Daar zocht hij steun voor zijn Maleise Bijbelvertaling en publiceerde in 1698 een pamflet van 120 pagina's opgedragen aan de Heren XVII: Deure der waarhyd voor ’t ooge der christen-wereld geopend, waar door klaar te sien is, wat tale voor alle Malytse christenen in Oost-Indien van gebruik, en alleen van dienst zy,[5] om de argumenten van de kerkenraad in Batavia te weerleggen. Ook ging hij een contract aan met zijn vriend en uitgever Joannes van Braam voor een beschrijving van Ambon. Die zou later de kern vormen van Oud en Nieuw-Oostindiën.

Tweede periode op Ambon

[bewerken | brontekst bewerken]
Ambon ca. 1700.

Op 10 mei 1705 vertrok hij op het schip ‘t Hof van Ilpendam met negen familieleden opnieuw naar Java, onder andere om zijn Bijbelvertaling te bepleiten. Hij had een contract voor tien jaar. Na aankomst in Batavia op 27 december werd hij door de Raad van Indië eerst aangesteld als aalmoezenier van een legermacht die in actie moest komen bij Surabaya in de Eerste Javaanse Successieoorlog. Als hij weigerde zou hij teruggestuurd worden naar Nederland. Volgens Valentijn was zijn behandeling te wijten aan directeur-generaal Abraham van Riebeeck, die verantwoordelijk was voor de plaatsing van personeel, en een zwager was van Melchior Leydekker.[6] Valentijn protesteerde dat hij door de Heren XVII op Ambon was aangesteld maar Van Riebeeck trok zich daar niets van aan. Op 22 juni 1706 vertrok Valentijn met het leger naar Oost-Java. Hij leed zware ontberingen tijdens de veldtocht. Hij schreef later: '...werd men in een leger ziek, dan is de elende, zelfs voor de eersten in rang, niet uit te drukken, dat ik aan my zelven bevonden heb...Zoo dat het een hond in Soerabaja beter had, als ik hier in de tent van den Veld-Heer'.[7] Hij moest in november met koorts en dysenterie vervroegd terugkeren naar Batavia. Eenmaal hersteld vertrok hij op 17 februari 1707 met zijn familie alsnog naar Ambon.

François Valentijn in 1724.

Op Ambon was Rumphius in 1702 gestorven. Valentijns oudste stiefzoon Gerard Leydekker trouwde met de weduwe van Paulus Rumphius, een zoon van Georg, en zijn tweede stiefzoon Bartholomeus trouwde met de dochter van die weduwe. Zo kreeg hij nog meer toegang tot Rumphius' manuscripten. Gouverneur van Ambon was inmiddels Adriaan van der Stel, de tweede zoon van Simon van der Stel, maar hij kreeg ruzie met hem over de invulling van kerkelijke vacatures. Hij schreef boze brieven naar Batavia over de scheiding van kerk en staat en over zijn Bijbelvertaling die maar niet werd goedgekeurd. Hij werd steeds ontevredener, en ondanks dat zijn contract nog niet was afgelopen wilde hij repatriëren. Vervolgens werd hij naar Batavia opgeroepen en verscheen daar begin juni 1712 voor de Raad van Indië. Van Riebeeck was intussen gouverneur-generaal en was niet positiever over hem gaan denken. Zijn zaak werd in oktober aanhangig gemaakt bij de Raad van Justitie en hij werd onder dreiging van ontslag overgeplaatst naar Ternate in de Noord-Molukken. Dat weigerde hij. Ternate stond vanwege het klimaat bekend als een zware post, en omdat hij niet kon zwemmen zag hij op tegen de vele bootreizen die hij tussen de eilanden zou moeten maken, zoals hij op Banda had moeten doen. Op 16 mei 1713 werd hij echter vrijgesproken door de Raad van Justitie, op voorwaarde dat hij onder ede verklaarde dat hij in zijn 'duijster schrijven' vanuit Ambon niet had gedoeld op bestuurlijke misstanden maar slechts op kerkelijke. Toen in november ook nog Van Riebeeck overleed mocht hij vervroegd terugkeren naar Nederland.[8] Op 25 november 1713 vertrok hij met zijn vrouw en twee dochters op het schip Engewormer van de retourvloot. In Kaapstad bleef de vloot begin 1714 tweeënhalve maand liggen. Hij was er verontrust door het feit dat de Hervormde gemeente daar maar erg klein was, geen leden van het gouvernement telde en maar weinig leden van de burgerij.[9] Op 4 augustus was hij terug in Nederland.

Wolwevershaven 21.

In Dordrecht kocht hij een groot huis aan de Wolwevershaven 21 met uitzicht op de Merwede. Hij liet het huis renoveren en op de gevel twee zeemeerminnen plaatsen. Hij was vast overtuigd van het bestaan van 'zee-menschen', waarvan hij waarnemingen verzamelde. Het huis staat tegenwoordig bekend als Huis de Meerminnen.[10] Hier werkte hij verder aan zijn boek, geassisteerd door zijn vrouw en dochters. Hij richtte er ook een zogeheten Neptunus-kabinet in met 'zee-rariteyten': een grote verzameling schelpen, zeegewassen, mineralen en tekeningen van tropische vissen. De tekeningen waren op Ambon gemaakt door de ex-soldaat en ex-ziekentrooster Samuel Fallours, of later door anderen op basis van diens schetsen. Valentijn en andere oud Indiëgangers kwamen iedere maand bijeen om elkaars collecties te bestuderen en exemplaren te ruilen.[11] In 1717 stierf zijn vrouw. In maart 1722 besloten de Heren XVII tot zijn grote teleurstelling dat de bijbel niet in de Ambonese spreektaal maar in het literair Maleis op kosten van de Compagnie gedrukt zou worden.

Op basis van de kennis die hij tijdens de reizen van en naar Indië, tijdens zijn verblijf in Indië en nadien heeft opgedaan, heeft hij zijn magnum opus geschreven: Oud en Nieuw Oost-Indiën. Hij gebruikte daarbij de publicaties van de chirurgen Willem Schouten en Nicolaas de Graaff, onuitgegeven documenten van de Compagnie en manuscripten van Rumphius. Veel informatie over de Kaap de Goede Hoop kreeg hij van Willem Adriaan van der Stel. Voor informatie over Ceylon sprak hij met de ex-gouverneurs Cornelis Jan Simonsz en Rijcklof van Goens de Jonge, en voor informatie over de Molukken met Robertus Padtbrugge. Ook maakte hij gebruik van de boeken van Daniël Havart (1693) en Philippus Baldaeus (1672) voor de beschrijvingen van de Coromandelkust en Ceylon. In 1692 was ook van het boek van Robert Knox over Ceylon een Nederlandse vertaling beschikbaar gekomen. In 1724 werden de eerste twee delen van Oud en Nieuw-Oostindiën gepubliceerd, en in 1726 de overige drie, in een editie van tussen de 800 en 870 exemplaren. Valentijn verhuisde dat jaar naar Den Haag. Daar stierf hij op 6 augustus 1727, en werd op 12 augustus in Dordrecht begraven. Zijn uitgebreide bibliotheek werd geveild in februari 1728. Alle originele documenten die hij had verzameld voor Oud en Nieuw-Oostindiën, en ook zijn Maleise Bijbelvertaling waren geen onderdeel van de veiling en zijn sindsdien verdwenen.

Oud en Nieuw Oost-Indiën

[bewerken | brontekst bewerken]

Het werk[12] bestaat uit vijf delen in acht banden bijeengebracht, 5144 bladzijden en 1050 illustraties, en geeft een gedetailleerd overzicht van de geschiedenis van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Valentijn schreef over alle gebieden waar de Nederlanders handel dreven, maar eilanden en kusten staan op de voorgrond. Het bevat vele geografische, historische, juridische, politieke en botanische beschrijvingen. Daarnaast geeft het werk een beeld van hoe iemand in de vroege 18e eeuw tegen andere culturen aankeek. Zo toont hij in het hoofdstuk Van de Amboineesen het inzicht dat bepaalde primitieve gewoonten en ideeën, zoals koppensnellen en onzinnige ontstaansmythes, niet het gevolg zijn van beperkt verstand, zoals in het verleden wel eens gedacht werd, maar van een achterstand in kennis en ontwikkeling. Om dat aan te tonen maakte hij een lijst van vergelijkbare ideeën van de Grieken en de Romeinen, aan wier verstand toch niet getwijfeld kon worden. De Ambonezen konden door contact met de Europese beschaving gemakkelijk op hetzelfde niveau komen. Hiermee liep hij in feite vooruit op de koloniale beschavingsmissie van latere tijden.[13][14]

Oud en Nieuw Oost Indiën is een werk van de vroege Verlichting en het vooruitgangsstreven,[15] in het genre dat chorografie werd genoemd: een stelselmatige beschrijving van gebieden. Naar moderne maatstaven wordt het echter gekenmerkt door willekeur, onevenwichtigheid en het gebrek aan systematiek. In de tijd waarin Valentijn schreef werden de grenzen tussen verschillende wetenschappelijke disciplines minder sterk getrokken dan nu. Ook de chaotische indeling van de regio’s is vaak bekritiseerd.[16] Die is echter vooral het gevolg van de keuze van de drukker, die de delen een ongeveer gelijk volume wilde geven. Ook werd veel materiaal nog tijdens het drukken aangeleverd en arbitrair achteraan geplaatst, soms resulterend in dubbele paginanummers. Het werk is ook nooit bedoeld geweest om van kaft tot kaft gelezen te worden maar om te dienen als naslagwerk. Het is daarom ruim voorzien van indexen, ‘bladwyzers’ genaamd. Valentijn is later ook verweten dat hij vaak bronnen niet vermeldde terwijl hij hun teksten letterlijk had overgenomen.[17] Tegelijkertijd is het juist de compilatie van de vele hoogwaardige bronnen die het werk lange tijd zijn praktische waarde heeft gegeven.[18]

Titelblad van deel 1. Valentijn, 'de Schryver', is rechts afgebeeld als Chinees geleerde.

Valentijns gevoel voor humor is befaamd. De kans om een mooi verhaal te vertellen laat hij niet snel gaan. Sommige beschrijvingen zoals de man die drie keer gehangen werd, zijn pure slapstick.[19] Illustratief is de volgende passage, met daarin een beschrijving over de lokale gebruiken van de hottentotten: Hoewel ik hier en daar in 't jaar 1714 nog al Hottentots en Hottentottinnen gezien hebben, welke laatsten zich veeltyds met het graven der voornoemde wortelkens bezig hielden, zynde meelt met een klein kind op den rug in eenige lappen en vellen beladen, dat zy, wanneer het schreit, maar een van haare lange borsten over den rug gewoon zijn toe te werpen.[20]

Na de overname van de VOC-bezittingen door de Nederlandse overheid in 1816 werd Oud en Nieuw-Oostindiën nog steeds gebruikt voor informatie over de zogeheten buitengewesten; de gebieden buiten Java en Madura. Godert van der Capellens betuiging van 'diep leedwezen' over de hongitochten in zijn toespraak op de Molukken in 1824 was gebaseerd op Valentijn. Ook publicisten als Johannes Olivier en Philippus Roorda van Eysinga maakten gebruik van zijn werk, evenals Johannes van den Bosch in zijn Nederlandsche bezittingen in Azia, Amerika en Afrika. Wolter van Hoëvell refereerde nog in 1839 aan ‘de grote François Valentyn’, en in 1855 schreef Willem Quarles van Ufford in zijn recensie van de verkorte herdruk van Valentijns werk door Salomo Keyzer: 'Zijn Oud en Nieuw Oost-Indiën is "a standard work", dat een ieder behoort gelezen te hebben, die op den naam van tamelijk met de land- en volken-kunde van Indië bekend te zijn eenige aanspraak wil maken.'[21]

Ook de Britten gebruikten Valentijns boeken, zij het vaak in gebrekkige vertalingen, bij hun overname van het VOC-gebied in Ceylon en de vestigingen aan de kust van India in het begin van de 19e eeuw.[22] In 1859 deed de gouverneur van Brits-Ceylon James Emerson Tennent dat nog steeds in zijn Ceylon: An Account of the Island.[23]

Het gehele werk is in 2003/2004 opnieuw als facsimile uitgegeven door Uitgeverij Van Wijnen te Franeker. Hiermee is het beding in het testament van François Valentijn gebroken dat het werk nooit meer opnieuw zou worden uitgegeven.

De structuur van het werk

[bewerken | brontekst bewerken]
Illustratie van vissen in Oud en Nieuw-Oostindiën.

In de vijf delen van het werk wordt per regio het handelsimperium van de VOC in het begin van de 18e eeuw beschreven. De geschiedenis van de handelsposten wordt aangevuld met informatie over de geschiedenis, geografie, natuur, bevolking en religie van de plaatsen waar de handelsposten gevestigd waren. De vijf delen zijn onderverdeeld in stukken, en binnen de stukken weer in boeken, en die weer in hoofdstukken. De lengtes van de teksten maakte Valentijn afhankelijk van of de VOC er gebied bezat of alleen handelsposten, en of anderen er al veel over geschreven hadden of dat er bij het grote publiek nog weinig over bekend was. Ook de mate waarin Valentijn aan bronnen kon komen was uiteraard van invloed.[24]

Deel 1 (1724)

[bewerken | brontekst bewerken]

Uitlegging der Titelprent

Opdragt

Voorreden tot den bescheyden Lezer, Dordrecht den 24 Augusti 1724.

Privilegie

Gedichten van Cornelis van Arckel, Joh. van den Brouke, Joannes van Braam, J. Jensius Naamen der Persoonen, die dit Werk met hunne Inteekening hebben gelieven te begunstigen.

Oud en Nieuw Oost- Indiën, bevattende Een Naauwkeurige en Uitvoerige Verhandeling van Nederlands Mogentheid In die Gewesten, Met het voornaamste, ’t geen ook andere Europeërs aldaar betreft, zynde een Voorlooper van ’t groote Werk, daar op volgende. p. 1-316

Uitvoerige Beschryving der vyf Moluccos, Bestaande In een zeer Nette en Breede Landbeschryving van Ternate, Tidore, Batsjan, Makjan, Motir, En de Eylanden daar onder behoorende, Benevens een Beschryving van de voornaamste Zaaken en Geschiedenissen Daar in, van ouds her tot nu toe, voorgevallen. Eerste Deel. p. 1-428

Ambonese sieraden.

Deel 2 (1724)

[bewerken | brontekst bewerken]

Beschryvinge van Amboina, Bevattende een wydluftige Beschryving van het zelve, en van alle de Eylanden, daar toe behoorende, te weten, van ’t Groot Eyland Ceram. Boero. Amboina. Honimoa. Noessa- Laoet. Oma. Bonoa. Kelang. En meer andere Eylanden in het Werk gemeldt. Tweede Deel. p. 1-351

Ambonsche Zaaken. p. 1-282

Lyst der Bedienden van aanzien in Amboina, van den beginne af, zo als zy yder jaar te zamen voorkomen. p. 1-48

Deel 3 (1726)

[bewerken | brontekst bewerken]
'Perspectief van het Casteel Batavia, Gesien van het Suyker Packhuys'.

Voorbericht van den Schryver aan den bescheiden Lezer, ’s- Gravenhage den 31 Mey 1726.

Omstandig Verhaal Van de Geschiedenissen, en Zaaken, Tot het Kerkelyke, Of tot den Godsdienst Behoorende, zo in Amboina Als in alle de Eilanden in het voorgaande Deel gemeld, van de oudste tyden af tot nu toe voorgevallen. p. 1-152

Korte Beschryving der Boomen, Planten, Heesters en Gewassen, In de Eilanden van Amboina vallende. p. 153-262

Verhandeling der Dieren van Amboina. p. 263-586

Naaukeurige Verhandeling van Banda, Behelzende een Nette Landbeschryving van de Eylanden Daar onder behoorende, als mede een Verhaal van de Zaaken, Tot nu toe aldaar voorgevallen. p. 1-117

Bandasche Zaaken. p. 72-117

Beschryving van Solor en Timor. p. 117-127

Beschryving van Macassar. p. 128-142

Macassaarsche Zaaken. p. 142-235

Beschryvinge Van het Eiland Borneo, En onzen Handel aldaar. p. 236-52

Van het Eiland Bali. p. 253-59

Beschryvinge van Tonkin, En Onsen Handel Aldaar. p. 1-35

Beschryvinge van Onsen Handel in Cambodia. p. 36-55

Beschryvinge van Siam, en onsen Handel aldaar. p. 56-96

Deel 4 (1726)

[bewerken | brontekst bewerken]
'Noer Mahal, als een weergadelooze Vrouw van verstand en schoonheit'.

Beschryvinge van het Eyland Groot Java, of Java Mayor, Met de Eylanden en Ryken daar onder behoorende. p. 1-212

Beschryvinge van Bantam. p. 213-215

Bantamze Zaaken. p. 216-228

Beschryvinge van de Stad Batavia. p. 229-264

Levens der Opper-Landvoogden. p. 264-355

De verscheide soorten van Munten in Oost-Indiën Gebruikelyk, en gangbaar. p. 356-60

Verscheide Maaten en Gewigten van Oost-Indiën. p. 360-63

Lysten van bestuurders. p. 367-418

Batavia’s Grondvesting. p. 421-491

'Molla Mohhammed Ali, sercheil van 's Keisers Moeder Cariem, en Eddien, 1e Zoon van Mahhmud Azem'.

Zaaken van den Gods- Dienst op het Eyland Java. p. 1-142

Beschryving van Suratte, en de Levens der Groote Mogols. p. 143-311

Van Suratte, mitsgaders van onzen Handel, en Comptoir aldaar. p. 143-160

Levens der Groote Mogols, of der Keizeren van Hindoestan. p. 161-311

Beschryvinge van den Handel, en Vaart der Nederlanders op Tsjina. p. 1-31

Beschryvinge van Tayouan, of Formoza, En onzen Handel aldaar. p. 33-93

Des Schryvers eerste Uyt- en T’Huys-Reyze na Oost-Indiën, Anno 1685 en vervolgens gedaan. p. 95-135

Uyt- en t'Huys-Reyze des Schryvers Ao. 1705, en vervolgens. p. 135-166

'De Eliphants-Jagt gedaan in't Jaar 1717 inde Alutcoer Corle in't Dorp Horregelle'.

Deel 5 (1726)

[bewerken | brontekst bewerken]

Beschryvinge der Kust van Choromandel. p. 1-198

Beschryvinge van Persien, Mitsgaders ons Comptoir aldaar. p. 199-306

Beschryvinge Van Malakka, En onze Land- Voogdy aldaar. p. 308-360

Beschryvinge van het Eiland Sumatra, En onzen handel aldaar. p. 1-46

Naamen der Inlandsche Bedienden, in de Dorpen op Ceylon. p. 1-12

Beschryvinge van het Eyland Ceylon. p. 13-58

Byzondere Zaaken van Ceylon. p. 59-365

Zaaken van den Godsdienst op Ceylon. p. 366-462

'1. Een gedeelte van het Gouverneurs huijs op Colombo, van agteren aan den thuijn kant. 2. Speelhuijs aan de zeekant staande voor het voorhuijs van den Gouverneur, op Colombo. 3. Buijtenhuijs van den Gouverneur, voor 't welke de boomen, die 't gezigt belettten, weggenomen zijn. 4. Buijtenhuijs van Agteren'.

Beschryvinge van Malabar, en onsen Handel aldaar. p. 1-48

Beschryvinge van den Handel en Vaart der Nederlanderen op Japan. p. 1-59

Byzondere Zaaken van Japan. p. 60-166

Beschryvinge van de Kaap der Goede Hoope, Met de Zaaken daar toe behoorende. p. 1-52

Zaaken van de Kaap der Goede Hoope. p. 53-160

Zaaken van het eiland Mauritius. p. 150-156

Byvoegzel.

  • Jörg Fisch (1986): Hollands Ruhm in Asien. François Valentijn Vision des niederländischen Imperiums im 18. Jahrhundert. Franz Steiner Verlag. Wiesbaden. ISBN 9783515045933.
  • Siegfried Huigen (2023): Shaping a Dutch East Indies. François Valentyn’s VOC Empire, Koninklijke Brill, ISBN 9789004545816.
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie François Valentijn van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.