1814, (Odessa, Nieuw-Rusland) - De Filiki Eteria (Grieks: 'Genootschap van Vrienden') wordt opgericht in het door Rusland bestuurde Odessa. Deze geheime genootschap maakt plannen om de Ottomaanse heerschappij in de Balkan ten val te brengen en voor de vestiging van een onafhankelijke Griekse staat.[1]
21 februari 1821, (Galați, Moldavië) - De kleine Turkse garnizoen van Galați, de belangrijkste havenstad van Moldavië, en enkele Turkse handelaren worden onverwachts in de avond vermoord door een menigte Grieken.[2] Daarnaast worden ook Turkse handelaren in Iași aangevallen en vermoord.[3]
22 februari 1821, (Iași, Moldavië) - Alexander Ypsilantis een fanariotische prins, leider van de Filiki Eteria, luitenant-generaal in dienst van het Russische leger en tevens ook zoon van Constantijn Ypsilantis; de drogman en hospodar van de Donauvorstendommen in dienst van het Ottomaanse Rijk, steekt met een troepenmacht van duizenden vrijwilligers de Proet over en begint een invasie van Moldavië, vazalstaat van het Ottomaanse Rijk.[4] Hierbij wordt hij vergezeld door zijn twee broers, Alexandros Kantakouzinos en andere Griekse officieren in dienst van het Russische leger.[2]
23-24 februari 1821, (Moldavië) - In Iași roept Ypsilantis de bevolking op tot een algehele opstand tegen de Ottomaanse sultanMahmut II over heel de Balkan.[4] Ypsilantis beweert dat grootmacht Rusland de opstand zal steunen.[2] Deze bewering leidt er toe dat naast de lokale Grieken en Griekse vrijwilligers uit Rusland ook de Roemenen en hun verzetsleider Tudor Vladimirescu, die tegelijkertijd hun eigen verzet tegen de Turkse heerschappij voortzetten, het Griekse verzet beginnen te steunen.[5]
7 maart 1821, (Boekarest, Walachije) - De Russische ministerie van Buitenlandse Zaken laat via de Russische consul in Boekarest weten dat Rusland de opstand van Tudor Vladimirescu veroordeelt.[5]
17 maart 1821, (Boekarest, Walachije) - Alexander Ypsilantis verzoekt de Russen om hulp, maar dit wordt geweigerd door tsaarAlexander I vanwege het bezwaar van Klemens von Metternich, de Oostenrijkse minister-president, die zich verzet tegen Russische expansie in de Balkan. Het optreden van Ypsilantis wordt aan de kaak gesteld door de tsaar, die hem ontslaat van zijn rang en functies binnen het Russische leger.[6] Ook het patriarchaat van Constantinopel veroordeelt de acties van Ypsilantis.[5] Als gevolg trekt de lokale Roemeense populatie en Tudor Vladimirescu hun steun aan Ypsilantis terug.[7]
2 april 1821, (Boekarest, Walachije) - Er begint zich een conflict te ontwikkelen tussen de Roemenen en Grieken. Tudor Vladimirescu arriveert met een irreguliere leger van 65.000 man in de Wallachische hoofdstad Boekarest. Als gevolg marcheert Alexander Ypsilantis met zijn troepen, die aanzienlijk minder zijn dan die van Vladimirescu, naar Boekarest. Vladimirescu blijft in samenwerking met de Wallachische overheid. Ook instrueert hij de bevolking om hun belasting aan de Ottomaanse overheid te blijven betalen om zo de relatie met de Ottomaanse autoriteiten niet nog meer te verslechteren. De troepenbewegingen brengen sociale onrust met zich mee waardoor veel inwoners de regio ontvluchten richting Transsylvanië. Alleen al in Brașov en Sibiu worden er respectievelijk 12.000 en 17.000 vluchtelingen opgevangen.[5]
6 april 1821, (Peloponnesos) - De Griekse opstand verspreidt zich naar de Peloponnesos.
18 april 1821, (Boekarest, Walachije) - Alexander Ypsilantis arriveert met 5.000 man in de buitenwijken van Boekarest.[5]
20 april 1821, (Boekarest, Walachije) - Tudor Vladimirescu en Alexander Ypsilantis houden een bijeenkomst waarin Vladimirescu duidelijk maakt dat de Griekse troepen Walachije moeten verlaten richting de Peloponnesos, zoals eerder was besproken. Ook geeft hij aan dat hij zich niet verzet tegen de Turkse heerschappij maar tegen de machtsmisbruik binnen de fanariotische regering. De Ottomaanse autoriteiten willen van Vladimirescu de wapens neerlegt of dat hij en zijn volgelingen gaan meevechten tegen Ypsilantis, maar hij weigert. Intussen trekken Ypsilantis en zijn troepen zich terug naar Târgoviște.[5]
13 mei 1821, (Boekarest, Walachije) - Het Turkse leger betreedt Walachije en marcheert naar Boekarest om haar gezag te herstellen. Intussen vlucht de Wallachische overheid naar Brașov. Ook Vladimirescu en zijn troepen verlaten de hoofdstad en zoeken toevlucht in de Zuidelijke Karpaten.[5]
7 juni 1821, (Târgoviște, Walachije) - Alexander Ypsilantis vermoedt dat Tudor Vladimirescu met de Turken samenwerkt om de Griekse opstand in de Donauvorstendommen tegen te werken. Vladimirescu en de Roemeense bojaren laten de sultan weten dat hun verzet niet gericht is tegen de Ottomaanse heerschappij maar tegen die van de Griekse fanarioten. Ypsilantis laat Vladimirescu arresteren; na marteling wordt hij geëxecuteerd in Târgoviște.[3]
7-19 juni 1821, (Drăgășani, Walachije) - Intussen verliest Ypsilantis veel aanhang waardoor hij zich gedwongen terugtrekt richting de Oostenrijkse grens waar zijn troepen een reeks nederlagen lijden. Uiteindelijk wordt het leger van Ypsilantis bij de slag van Drăgășani met gemak door de Ottomanen verslagen, waarmee er een eind komt aan de Griekse opstand in de Donauvorstendommen. Ypsilantis vlucht naar Oostenrijk waar hij eerst een jaar of zeven door de autoriteiten wordt gevangen gehouden en vervolgens in het jaar 1828 in armoede sterft in Wenen.[6][2]
5 oktober 1821, (Tripolitsa, Peloponnesos) - Na een maandenlange belegering valt Tripolitsa in handen van de Griekse rebellen die daar een bloedbad aanrichten; tussen 8.000 en 10.000 Joodse en Turkse inwoners worden vermoord.[8][9][10] De Griekse legerleider Theodoros Kolokotronis schrijft in zijn memoires dat er in de stad binnen drie dagen 32.000 mannen, vrouwen en kinderen zijn vermoord.[11]
↑(en) Kolokotrones, Theodoros, Mayhew, Elizabeth (1892), Kolokotrones the Klepht and the Warrior: Sixty Years of Peril and Daring. T.F.UNwin, Indiana University, p. 156-159 "Inside the town they had begun to massacre. My horse from the walls to the palace never touched the earth. ... Upon reaching the fort I found that the Greeks were endeavouring to attack those Albanians. ... Tripolitsa was three miles in circumference. The host [the Greeks] which entered it, cut down and were slaying men, women, and children from Friday until Sunday. Thirty-two thousand were reported to have been slain. One Hydriote boasted that he had killed ninety. About a hundred Greeks were killed; but the end came: a proclamation was issued that the slaughter must cease."