Gebruiker:Mathonius/David Crosby

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


David Crosby
David Crosby in 1976.
Algemene informatie
Volledige naam David Van Cortlandt Crosby
Alias Dave Crosby
Davie Crosby
Samuel F. Omar[1]
Bijnaam American Beatle
Yosemite Sam[2]
Geboren 14 augustus 1941 te Los Angeles
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Jaren actief 1958-heden
Genre(s) folk, folkrock, rock, countryrock
Instrument(en) Gretsch[3]
Act(s) The Byrds
Crosby, Stills & Nash (and Young)
Crosby & Nash
CPR
Portaal  Portaalicoon   Rock

David Van Cortlandt Crosby (Los Angeles, 14 augustus 1941) is een Amerikaans gitarist en singer-songwriter. Hij maakte van 1965 tot 1968 deel uit van de folkrockgroep The Byrds en vormde daarna met Stephen Stills (van Buffalo Springfield) en Graham Nash (van The Hollies) de supergroep Crosby, Stills & Nash. Neil Young (ook van Buffalo Springfield) sloot zich bij hen aan toen ze op het Woodstock-festival optraden.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

David Crosby is de zoon van cameraman Floyd Delafield Crosby en Aliph Van Cortland Whitehead, die in 1940 met elkaar trouwden. Hun huwelijk hield twintig jaar lang stand, waarna Crosby's vader met de in Californië geboren scriptgirl Betty Cormack trouwde.[4][5] Sindsdien werden hij en zijn vier jaar oudere broer, Ethan Crosby, opgevoed door hun biologische moeder.[4] Door het succes van zijn vader, wiens camerawerk voor de dramafilm Tabu: A Story of the South Seas in 1931 met een Academy Award werd bekroond,[6] werd de jonge Crosby opgescheept met een grote prestatiedruk en hij voelde zich ondergewaardeerd. Crosby was een driftige kwajongen die nauwelijks geïnteresseerd was in school en geregeld inbraak pleegde.[2]

Toen hij in Santa Barbara (Californië) naar high school ging, werkte Crosby in een koffiehuis. Naast de afwas en het afnemen van tafels mocht hij soms, tot ongenoegen van zijn vader,[2] mee zingen bij de optredens aldaar.[7] Als tiener vormde hij in 1958 met zijn broer een folkduo onder de naam Ethan & David.[5][8] Het tweetal trad op in koffiehuizen; in 1960 speelden ze een keer met Cass Elliot (later van The Mamas and the Papas).[9] In een poging zijn vader een plezier te doen, schreef Crosby zich in 1960 in op de theaterschool Pasadena Playhouse. Al gauw stopte hij met zijn opleiding en ging hij naar Los Angeles, waar hij bluesgitaar speelde in een nachtclub genaamd The Unicorn.[2] In het begin van de jaren zestig reisde Crosby (in zijn Jaguar uit 1943)[9] naar New York, waar hij onder meer in Gerde's Folk City (een baantje dat hij via folkzanger Bob Gibson kreeg)[10] en Café Wha? optrad.[11] In 1961, kort nadat Crosby was verhuisd, ontfermde Fred Neil zich over hem.

He showed me where to eat, where not to go, how to roll a proper joint, where to get guitar strings... He taught me a sizable chunk of what music was about, and even more about the whys and wherefores of being a musician. He was a hero to me.

— Crosby over Neils mentorschap in New York begin jaren zestig.[12]

Na in 1962 kortstondig met Terry Collier te hebben opgetreden, vormde hij een folkgroep met Ethan Crosby, Bob Ingram en Mike Clough. Daarna trad hij op met Clem Floyd. Na enkele concerten voegde Lydia Wood zich bij dit tweetal. Een professionele carrière in de muziek begon voor Crosby in 1963, toen hij op verzoek van Les Baxter de Balladeers oprichtte met Ethan (indertijd Chip genoemd), Ingram en Clough.[13] Dit kwartet nam een aantal liedjes op, waarvan vijf op de compilatie Jack Linkletter Presents a Folk Festival werden uitgebracht.[8] Hij keerde in 1963 terug naar Los Angeles.[2] Hij werd ontdekt door beginnend muziekproducent Jim Dickson, die in het najaar van 1963 een paar liedjes met hem opnam.[14]

The Byrds[bewerken | brontekst bewerken]

Crosby (rechts) tijdens een opnamesessie van The Byrds in 1965 met links Terry Melcher en Gene Clark.
Zie The Byrds voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Crosby bezocht een optreden van Jim McGuinn in Los Angeles en de twee raakten bevriend. Met Gene Clark vormden ze in 1963 de band The Jet Set. Ze namen een aantal demo's op met Dickson,[15] die voor hun een platencontract regelde met Elektra Records. Platenbaas Jac Holzman was ontevreden over de naam Jet Set en doopte de groep om tot The Beefeaters. Op 7 oktober 1964 werd hun liedje "Please Let Me Love You" als eerste single uitgebracht.[16][15] Aanvankelijk speelde Crosby basgitaar in deze groep,[17] maar hij schakelde over op de gitaar toen Chris Hillman zich in het voorjaar van 1964 samen met drummer Michael Clarke bij hen aansloot.[noot 1]

Ze wijzigden hun naam in augustus 1964 naar The Byrds en oefenden onder Dicksons leiding enkele maanden in de World-Pacific Studios.[17] Hun tweede single, het in mei 1965 door Columbia Records uitgegeven "Mr. Tambourine Man", werd zowel in de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk een nummer één-hit. Afgezien van McGuinn hadden de overige bandleden nog nauwelijks ervaring met elektrische instrumenten en zij werden daarom bij de opnamen van "Mr. Tambourine Man" vervangen door sessiemuzikanten, onder wie drummer Hal Blaine en bassist Larry Knechtel.[18]

The Byrds waren bekend vanwege het gitaarspel van McGuinn (op zijn 12-snarige gitaar) en de harmonieuze zangpartijen. Het meeste werk van The Byrds bestond uit covers en door Clark geschreven liedjes. McGuinn had de leiding in de groep, maar in de loop der tijd — vooral na Clarks vertrek in het voorjaar van 1966[19] — vervulde Crosby een steeds prominentere rol.[20] Er was veel spanning tussen Crosby en McGuinn:[21]

There was always a rub between me and David. He had to be on top, and this rivalry often turned ugly in the studio. [...] The tension hurt the Byrds terribly. We'd be searching for material and fights would break out. They got physical, and David was often at the center of them.

— McGuinn over de spanningen tussen Crosby en de andere bandleden.[2]

De spanningen verergerden op het Monterey Pop Festival. The Byrds speelden op 17 juni 1967 op dat festival en Crosby maakte van de gelegenheid gebruik om zijn opvattingen over de geloofwaardigheid van het eindrapport van de Commissie-Warren en over de voordelen van lsd te uiten. De volgende dag trad Crosby met Buffalo Springfield op. Neil Young had deze band tijdelijk verlaten en Stephen Stills vroeg daarom Crosby om hem te vervangen. Deze gebeurtenissen leidden tot veel ergernis bij McGuinn.[22] Tijdens de opnamen van het album The Notorious Byrd Brothers, in oktober 1967, werd het door Crosby geschreven liedje "Triad" door de andere bandleden afgewezen. Ze namen het wel op, maar wilden niet dat het op het album zou komen. Crosby was hier zeer ontstemd over en liep tijdens de opnamen van "Goin' Back" zonder iets te zeggen de studio uit. Later werd hij door McGuinn en Hillman uit de band gezet.[23][24]

Crosby, Stills, Nash & Young[bewerken | brontekst bewerken]

Van links naar rechts: Graham Nash, Stephen Stills, Neil Young en Crosby tijdens een optreden in 2006.
Zie Crosby, Stills & Nash (and Young) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na zijn periode bij The Byrds vertrok de ontgoochelde Crosby naar Florida om een zeilboot (een schoener genaamd 'The Mayan')[25] te kopen. Hij woonde erop en was van plan om een wereldreis te maken.[26] In november 1967 bezocht hij een optreden van Joni Mitchell in 'The Gaslight South', in Miami.[27][28] De twee trokken nadien veel met elkaar op en hadden ook even een relatie. Crosby besloot toch niet de wereld rond te reizen, maar verhuisde met Mitchell naar Los Angeles. Mitchell sloot een platencontract met Reprise Records en mocht een album opnemen, maar alleen als iemand die bekend was met het folkrockgenre de productie voor zijn rekening zou nemen. Crosby werd de producent van haar debuutalbum, Song to a Seagull, dat in 1968 in de Sunset Sound-studio's werd opgenomen. Tegelijkertijd werkte Buffalo Springfield daar aan hun derde en laatste album: Last Time Around. Stills speelde op Mitchells album gitaar en basgitaar.[27]

Crosby en Stills richtten in 1968 Crosby, Stills & Nash (CSN) op met de Britse muzikant Graham Nash (van The Hollies). Het is onduidelijk waar deze groep gevormd werd: volgens Crosby en Nash speelden ze voor het eerst samen in de woonkamer van Mitchell, maar volgens Stills gebeurde dit tijdens een feestje in het huis van Mama Cass. In de zomer van 1968 namen ze in de Wally Heider Studios te San Francisco hun gelijknamige debuutalbum op, dat op 29 mei 1969 door Atlantic Records werd uitgegeven. Crosby schreef drie van de liedjes: "Guinnevere", "Wooden Ships" en "Long Time Gone". Het drumspel werd verzorgd door Dallas Taylor, die indertijd met Crosby en Stills in een huis van Peter Tork (van The Monkees) woonde.[29] CSN bereikte met Crosby, Stills and Nash de zesde plaats in de Amerikaanse hitlijst mee en won een Grammy Award als beste nieuwkomer.

Tijdens de opnamen van hun tweede album, getiteld Déjà Vu, sloot Young zich bij hen aan. In augustus 1969 speelden Crosby, Stills, Nash & Young (CSNY) op het Woodstock-festival.[3] Een vriendin van Crosby, Christine Hinton, verongelukte op 30 september 1969 in de buurt van hun woning in Novato toen ze in zijn Volkswagen-busje naar de dierenarts reed.[30] Door deze gebeurtenis raakte Crosby depressief.[25] In februari 1970, toen de opnamen van Déjà Vu waren afgerond, begon Crosby met Nash aan een reis van zes weken op The Mayan. Tijdens deze reis schreef Nash het lied "Wind on the Water".[25]

Naar aanleiding van het Kent State-bloedbad in mei 1970 ging Crosby met Stills, Nash en Young weer de studio in om het protestlied "Ohio" op te nemen. Het door Young geschreven "Ohio" werd een grote hit in de Verenigde Staten. De groep werd echter geplaagd door diverse interne strubbelingen. Young ging weer verder met zijn solocarrière en Crosby sloot zich tijdelijk weer bij The Byrds aan.[2] Hij werkte tevens aan zijn soloalbum, If I Could Only Remember My Name, dat in februari 1971 werd uitgegeven.

...[bewerken | brontekst bewerken]

Crosby in augustus 1974, tijdens een optreden met Stills, Nash en Young.

Drugsverslaving[bewerken | brontekst bewerken]

Crosby had te kampen met een zware cocaïneverslaving. In 1981 besloot een groep vrienden, onder wie Paul Kantner, Grace Slick, Jackson Browne en Joel Bernstein, in te grijpen. Ze hielden een interventie bij Crosby thuis, in Mill Valley, en ze probeerden hem zich te laten inschrijven bij een afkickkliniek, waar ze al een kamer voor hem hadden gereserveerd.[31] Hij weigerde echter naar de kliniek te gaan. Een dag later bracht Browne hem naar een andere kliniek in La Jolla. Crosby schreef zich daar weliswaar in, maar reeds na een dag hield hij het voor gezien. Hij vereenzaamde en door tragische gebeurtenissen als de moord op John Lennon en de dood van John Belushi raakte hij meer en meer verontrust, zelfs tot op het paranoïde af.[2]

Op 28 maart 1982 werd Crosby gearresteerd op verdenking van onder andere drugsbezit en roekeloos rijgedrag. Hij was onderweg naar een protestactie tegen kernenergie toen hij met zijn auto op de middenberm belandde. De politie vond een revolver en cocaïne in zijn auto. Hij werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en een boete van 751 dollar. Hij moest zich inschrijven voor een afkickprogramma, maar op de naleving hiervan werd niet toegezien. Een paar weken later, op 13 april 1982, werd Crosby opnieuw gearresteerd. In de buurt van de beruchte rockclub Cardi's in Dallas (Texas) raakte hij betrokken bij een vechtpartij. Hij had cocaïne en een revolver bij zich. Op 3 juni 1983 werd Crosby schuldig bevonden en veroordeeld tot vijf jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.[32] Tijdens de beroepsprocedure kwam hij op borgtocht vrij.

Met Stills en Nash nam hij het album Daylight Again op, dat in juni 1982 werd uitgegeven.

In oktober 1984 werd hij in Ross (Californië) opgepakt voor roekeloos rijgedrag op zijn motorfiets. Hij had onder meer heroïne, cocaïne en marihuana bij zich, alsmede allerlei hulpmiddelen om drugs te bereiden ofwel toe te dienen, waaronder een paar messen, een lepel en een tourniquet. Hem werd echter alleen het roekeloze rijgedrag ten laste gelegd, omdat de zoektocht door zijn spullen niet rechtmatig zou zijn geweest. Hij werd ditmaal veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en een boete van 1.325 dollar. In december 1984 verplichtte de Texaanse hogere rechter hem tot deelname aan een afkickprogramma en werd hij in het Fair Oaks Hospital in Summit (New Jersey) opgenomen. Op 24 februari 1985 wist hij uit deze kliniek te ontsnappen. De volgende dag werd hij in New York gearresteerd op verdenking van drugsbezit. In maart 1985 werd hij door de Texaanse rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf, die hij in Dallas uitzat. Hij kwam op 1 mei 1985 weer vrij.[2]

Live Aid en Oh Yes I Can[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn vrijlating bracht hij een paar weken door bij Nash, die op Hawaii woonde. Op 28 juni 1985 begonnen Crosby, Stills en Nash aan een tournee door de Verenigde Staten. Op 13 juli dat jaar traden ze op Live Aid op met de liedjes "Southern Cross", "Teach Your Children" en "Suite: Judy Blue Eyes". Later tijdens het concert speelden ze met Young de liedjes "Only Love Can Break Your Heart" en "Daylight Again/Find The Cost of Freedom". Hij sloot een platencontract met A&M Records en in januari 1989 werd zijn derde soloalbum, getiteld Oh Yes I Can, uitgegeven. Hij bereikte hiermee de 108ste plaats in de Billboard 200. Op het album werd hij bijgestaan door onder anderen James Taylor, Jackson Browne en Bonnie Raitt.[33]

CPR[bewerken | brontekst bewerken]

...

Déjà Vu-tournee met CSNY.

Crosby & Nash.

Recente ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Crosby en Nash tijdens een optreden ter gelegenheid van de protestactie Occupy Wall Street in november 2011.

Crosby, Stills en Nash werkten drie jaar lang met Rick Rubin als muziekproducent aan een coveralbum, maar het drietal besloot in 2012 daarmee te stoppen omdat het niet klikte met Rubin.

I know he's sold millions of records, but who the fuck is he to tell Crosby, Stills & Nash what to do?

— Nash over Rick Rubin.[34]

In 2011 richtte hij met Nash het platenlabel Blue Castle Records op. Crosby begon in 2011 met de opnamen van zijn vierde studioalbum, dat aanvankelijk Dangerous Night als titel zou krijgen, maar uiteindelijk Croz werd genoemd. Hij werkte voor dit album veel samen met Raymond, die in Altadena een studio in zijn garage heeft gebouwd.[35] Blue Castle Records bracht Croz eind januari 2014 uit, waarna Crosby aan een tournee door de Verenigde Staten begon die een maand duurt. Hij was ook te gast in het Amerikaanse televisieprogramma Late Night with Jimmy Fallon.

Stamboom[bewerken | brontekst bewerken]

 
 
 
 
 
 
William Bedloe Crosby
(1786 - 1865)[36]
 
Harriett Ashton Clarkson
(1786 - 1859)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jacob Lansing Van Schoonhoven
(12 september 1807 - 3 april 1882)[37]
 
Elizabeth Maria Van Schoonhoven
(9 april 1826 - 26 januari 1847)
 
Edward Nicoll Crosby
(1821 - 1865)
 
Francis Delafield
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Frederick Van Schoonhoven Crosby
(1860 - 1920)
 
Julia Floyd Delafield
(1874 - 1952)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Aliph Van Cortland Whitehead
(11 oktober 1905 - 19 maart 1973)[38]
 
Floyd Delafield Crosby
(12 december 1899 - 30 september 1985)
 
Betty Cormack
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Floyd Delafield Crosby Jr.
(1937 - 1997 of 1998)
 
Jan Dance
 
David Van Cortlandt Crosby
(geb.: 14 augustus 1941)
 
 
 
Debbie Donovan
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Django Crosby
(geb.: juli 1995)
 
James Raymond
(geb.: 15 mei 1962)
 
Erika Keller
(geb.: 1966)
 
Donovan Anne Crosby
(geb.: 1975)
 

Discografie[bewerken | brontekst bewerken]

Soloalbums[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Commons heeft mediabestanden in de categorie David Crosby.

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Crosby, David, Carl Gottlieb (1990), Long Time Gone. Dell. ISBN 9780440502708.
  • Crosby, David, Carl Gottlieb (2006), Since then: how I survived everything and lived to tell about it. Putnam. ISBN 9780399153815.
  • Rogan, Johnny (1998a), The Byrds: timeless flight revisited: the sequel. Music Sales Distributed. ISBN 9780952954019.
  • Rogan, Johnny (1998b), The complete guide to the music of Crosby, Stills, Nash & Young. Omnibus Press. ISBN 0711963096.
  • Rogan, Johnny (2000), Neil Young: zero to sixty: a critical biography. Music Sales Distributed. ISBN 9780952954040.
  • Zimmer, Dave, Henry Diltz (2008), Crosby, Stills & Nash: The Biography. Da Capo Press. ISBN 9780306816154.

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Hillman leerde het drietal (Crosby, McGuinn en Clark) kennen via Dickson, die in 1963 het album When the Ship Comes In van The Hillmen produceerde. Hillman speelde mandoline in deze bluegrassgroep en nam in The Byrds de baspartijen voor zijn rekening, hoewel hij dat instrument niet eerder had bespeeld.

Verwijzingen[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Rogan 1998a, p. 127.
  2. a b c d e f g h i Kiersh, Edward (oktober 1985). "The Death of David Crosby". SPIN. Uitg.: SPIN Media LLC, ISSN 0886-3032.
  3. a b Prown, Pete; Harvey P. Newquist en Jon F. Eiche (1997). Legends of rock guitar: the essential reference of rock's greatest guitarists, p. 45-46. Uitg.: Hal Leonard Corporation, ISBN 9780793540426.
  4. a b Crosby 2006, p. 121.
  5. a b David Crosby in de Notable Names Database (NNDB). Geraadpleegd op 17 oktober 2011.
  6. Drew, William M. (2010). The last silent picture show: silent films on American screens in the 1930s, p. 30. Uitg.: Scarecrow Press, ISBN 9780810876804.
  7. PBS Frontline (4 maart 2004). Interview met David Crosby. Geraadpleegd op 17 oktober 2011.
  8. a b David Crosby op starclustermusic.de. Geraadpleegd op 17 oktober 2011.
  9. a b Viglione, Joe. Biografie van Buzzy Linhart. Allmusic. Geraadpleegd op 19 oktober 2011.
  10. Gibson, Bob, Carole Bender (2001), Bob Gibson: I come for to sing — the stops along the way of a folk music legend. Pelican Publishing. ISBN 9781565549081.
  11. Decurtis, Anthony (20 juli 2001). "Rocking My Life Away: Fred Neil". Rolling Stone. Geraadpleegd op 19 oktober 2011.
  12. Lewis, Randy (10 juli 2001). "Fred Neil; Reclusive Musician Wrote 'Everybody's Talkin'". Los Angeles Times. Geraadpleegd op 19 oktober 2011.
  13. Billboard, vol. 75, nr. 37 (14 september 1963). "Les' Boys", p. 12. Uitg.: Nielsen Business Media, ISSN 0006-2510.
  14. Hughes, Rob (27 juni 2011). "Jim Dickson obituary — Producer and manager behind the Byrds". The Guardian. Geraadpleegd op 18 oktober 2011.
  15. a b Unterberger, Richie. The Jet Set → Biography. Allmusic. Geraadpleegd op 20 oktober 2011.
  16. Rogan 1998a, p. 543.
  17. a b Meyer, David N. (2008). Twenty Thousand Roads: The Ballad of Gram Parsons and His Cosmic American Music, p. 215-216. Uitg.: Bloomsbury Publishing, ISBN 9780747565772.
  18. Leopold, Todd (27 september 2006). "The jingle-jangle daylight of the Byrds". CNN. Geraadpleegd op 20 oktober 2011.
  19. Dimery, Robert (2007). "The Byrds — Fifth Dimension". 1001 Albums You Must Hear Before You Die, p. 86. Uitg.: Quintet Publishing, ISBN 9781844033928.
  20. Unterberger, Richie. The Byrds → Biography. Allmusic. Geraadpleegd op 20 oktober 2011.
  21. Fong-Torres, Ben (23 juli 1970). "David Crosby: The Rolling Stone Interview". Rolling Stone. Geraadpleegd op 23 oktober 2011.
  22. Zimmer e.a. 2008, p. 57.
  23. Zimmer e.a. 2008, p. 62.
  24. "Crosby, Stills, Nash and Young" in The Rolling Stone Encyclopedia of Rock and Roll, p. 224-225. Uitg.: Rolling Stone Press 2001, ISBN 9780743201209.
  25. a b c Browne, David (2011). Fire and Rain: The Beatles, Simon and Garfunkel, James Taylor, CSNY, and the Bittersweet Story of 1970, p. 101. Uitg.: Da Capo Press, ISBN 9780306818509.
  26. Weller, Sheila (april 2008). "The Rebel Angels", p. 3. Vanity Fair. Geraadpleegd op 24 oktober 2011.
  27. a b Hoskyns, Barney (16 oktober 2005). "Lady of the Canyon". The Guardian. Geraadpleegd op 24 oktober 2011.
  28. Hoskyns, Barney (2007). Hotel California: The True-Life Adventures of Crosby, Stills, Nash, Young, Mitchell, Taylor, Browne, Ronstadt, Geffen, the Eagles, and Their Many Friends, p. 36. Uitg.: John Wiley and Sons, ISBN 9780470127773.
  29. Unterberger, Richie (november 2011). "Hello Goodbye: Greg Reeves And Crosby, Stills, Nash & Young". Mojo, p. 146.
  30. Zimmer e.a. 2008, p. 119.
  31. Zimmer 2008, p. 245.
  32. Zimmer 2008, p. 257.
  33. Planer, Lindsay. "Oh Yes I Can - David Crosby". Allmusic. Geraadpleegd op 1 februari 2014.
  34. Hughes, Rob (november 2013). "A Live Wire: It's Been a Long Time Coming", p. 5-6. Uncut.
  35. Greene, Andy (21 januari 2014), "David Crosby Returns From 20-Year Hiatus With 'Croz' - Album Premiere", Rolling Stone. Geraadpleegd op 1 februari 2014.
  36. William Bedloe Crosby in het RootsWeb's WorldConnect Project. Geraadpleegd op 17 oktober 2011.
  37. Sylvester, Nathaniel Bartlett (1880). History of Rensselaer Co., New York: Jacob Lansing Van Schoonhoven. The USGenWeb project. Geraadpleegd op 17 oktober 2011.
  38. Aliph Whitehead in het RootsWeb's WorldConnect Project. Geraadpleegd op 17 oktober 2011.