Gebruiker:PrincepsMaximus/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Mesopotamische campagne

Dit artikel is in bewerking voor de Schrijfwedstrijd.
Wil je een grotere wijziging in dit artikel doorvoeren, dan is het misschien beter deze eerst op de overlegpagina voor te stellen. Voor uitleg hierover zie hier.
Mesopotamische Campagne
Onderdeel van de Eerste Wereldoorlog
Een Britse soldaat geeft eten aan een uitgehongerde Turkse soldaat.
Datum 6 november 1914 - 16 november 1918
Locatie Mesopotamië
Resultaat Britse overwinning, Verdrag van Sèvre
Casus belli Verdediging van Britse olievelden
Strijdende partijen
Vlag van Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk en het Britse Rijk Vlag van Ottomaanse Rijk Ottomaanse Rijk
Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Leiders en commandanten
Vlag van Verenigd Koninkrijk John Nixon
Vlag van Verenigd Koninkrijk Percy Lake
Vlag van Verenigd Koninkrijk Frederick Maude
Vlag van Verenigd Koninkrijk Cherles Townshend
Vlag van Verenigd Koninkrijk George Younghusband
Vlag van Koeweit (1914-1956)Mubarak Al-Sabah
Vlag van Duitse Keizerrijk Colmar Freiherr von der Goltz
Vlag van Ottomaanse RijkSüleyman Askerî Bey (1914)
Vlag van Ottomaanse RijkNureddin Bey (1915–16)
Vlag van Ottomaanse RijkKhalil Pasha (1916-18)
Vlag van Ottomaanse RijkKâzım Karabekir
Vlag van Ottomaanse RijkAli İhsan Pasha
Troepensterkte
ca. 889,702 (totaal), 447,531 (piek) [1] ca. 450.000 (totaal) [2]
Verliezen
85.000+ doden, gewonden en vermisten [3] 89.500 doden, gewonden en vermisten

De Mesopotamische Campagne (of Mesopotamiaanse Campagne) was een militaire veldtocht van het Britse Rijk tegen het toenmalige Ottomaanse Rijk, die plaatsvond van 6 november 1914 tot 16 november 1918 in Mesopotamië, het huidige Irak (en Koeweit). De strijdkrachten en bevoorradingen kwamen voornamelijk uit Brits-Indië, een Britse kolonie.

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Mesopotamië, of Tweestromenland naar het stroomgebied van de Eufraat en Tigris, is al van oudsher een interessante regio omwille van zijn rijkdom. Voor 1900 kwam deze rijkdom voornamelijk uit het vruchtbare land, maar na de eeuwwisseling werd de regio om een andere reden zeer interessant: stookolie. Deze 'nieuwe' grondstof werd brandstof voor de nieuwe klasse slagschepen van de Britse Marine, de zogehetenDreadnoughts. Deze nieuwe slagschepen waren extreem zwaar door hun bewapening en dikke pantserbekleding, wat leidde tot een lagere topsnelheid. Deze topsnelheid was belangrijk bij achtervolgingen en moest dus zo hoog mogelijk zijn. Op het snelheidsprobleem van de Dreadnought kwamen twee oplossing: de intrede van een ander type schip, namelijk de slagkruiser, en het gebruiken van stookolie in plaats van steenkolen. Stookolie produceert meer warmte en dus meer snelheid voor een motor van dezelfde grote als eentje aangedreven door steenkool. Daarnaast moest een schip dat steenkool gebruikte als brandstof langer in de haven liggen om te bunkeren (steenkool bij te vullen). Stookolie daarentegen stond onder hoge druk en kon dus sneller worden overgezet van land naar schip.

In Koeweit, toentertijd onder Britse controle, was een belangrijke bron van deze stookolie en ook in Mesopotamië waren er sporen gevonden van olie onder de grond. De olievelden in Koeweit (en Perzië) moesten kosten wat het kost beschermd worden, zodat de olievoorraad niet in het gedrang zou komen.[4]

Casus belli[bewerken | brontekst bewerken]

Toen de Ententemogendheden zich in augustus 1914 in de oorlog stortten, werden de oorlogtheaters beperkt tot het Europese vasteland. In deze eerste maanden, hoewel de vloten van alle strijdende partijen gemobiliseerd waren, vonden er geen benoemenswaardige zeeslagen plaats op zee. De Royal Navy werd als heerser over de zeeën aanvaard en de Hochseeflotte, de grootste vloot van de Centralen, bleef veilig in zijn haven voor anker liggen.

Na enkele maanden van gevechten op het Europese vasteland mengde een nieuwe mogendheid zich in de oorlog: het Ottomaanse Rijk. De zieke man van Europa bestookte op 29 oktober 1914 de Russische havensteden Sebastopol, Feodosija, Jalta, Odessa en Novorossiejsk[5] in de Zwarte Zee, waarna het Tsaristische Rusland de oorlog verklaarde aan Turkije. Op 5 november, een week later, verklaarden ook de Fransen en Engelsen de oorlog aan de Turken.

Hoewel het aanvallen van een bondgenoot als directe casus belli kan gezien worden, gebruikte het Britse Rijk ook het argument dat de olievelden moesten worden veiliggesteld . Dit moetief, waarover enige onenigheid bestaat, dook voornamelijk op wanneer ze meer troepen wilden sturen naar de regio. Generaal Sir Edmund Barrow, militaire secretaris voor het departement India, beargumenteerde dat:

"troepen konden worden geland op Perzische grond in Mohammerah [nu Koramsjar] of op het eiland Abadan, ogenschijnlijk om de olie-installatie te beschermen, maar in werkelijkheid om de Turken te informeren dat we het menen en de Arabieren te informeren dat we klaar zijn om hen te ondersteunen ... Met de Arabieren aan onze zijde is een Jihad onmogelijk, en onze Indiase grens veilig voor aanvallen."[6]

Vermoedelijk werd deze casus belli dus gebruikt als dekmantel voor het Britse imperialisme en hun honger naar olie, wat werd onderstreept door het Sikes-Picotverdrag in mei 1916.[7]

Voorbereidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Britse Rijk[bewerken | brontekst bewerken]

Britse rijk in 1914

De oorlogvoerende landen konden in november van het jaar 1914 geen man missen. Dit gold des te meer voor Engeland, waar er geen dienstplicht was en de stroom aan vrijwilligers nog getraind moest worden. De Britten moesten hun soldaten voor dit deel van de wereld, Mesopotamië, dus van ergens anders halen.

In een overeenkomst uit 1912 was de vereiste ondersteuning van India in het geval van oorlog vastgelegd en dit omvatte het nemen van verantwoordelijkheid voor eventuele mogelijke campagnes in het gebied van de Perzische Golf en Mesopotamië. Officieel zou daarom de Indian Expedtionary Force (IEF) 'D' worden gelicht door, en onder controle van, de Brits-geleide Indiase regering in Delhi.[8] Brits-Indië, het hart van het Britse Rijk, wou maar al te graag deze troepen leveren. Dit omwille van twee redenen: het veiligstellen van India en het tot bedaren brengen van de moslimbevolking – een militaire overwinning zou hun hoop, als deze er al was, op een grote(re) islamitische wereld verbrijzelen.[9]

De lichting van IEF 'D' [10] was reeds voor de oorlog begonnen en op 28 oktober 1914, nog voor de Ottomaanse deelname aan het conflict, landde de 16de brigade van de 6de (Poona) divisie in het huidige Bahrein. Op 30 oktober werd ook de 18de brigade van dezelfde divisie naar Sjatt al-Arab in de Perzische Golf gestuurd. Het was nu enkel nog wachten op de oorlogsverklaring. [11]

Ottomaanse Rijk[bewerken | brontekst bewerken]

Op 2 augustus 1914, wanneer duidelijk wordt dat er een continentale oorlog voor de deur staat, kondigt het Turkse militaire hoofdkwartier de mobilisatie af. Alle dienstplichtigen moeten zich melden in hun regionale kazernes voor legerdienst. De reden voor deze mobilisatie was een geheime alliantie, gesloten op dezelfde dag, tussen Duitsland en het Ottomaanse rijk. [12]

Het was een algemene mobilisatie en er waren geen speciale plannen om de soldaten te verspreiden over het rijk. Het systeem was bijgevolg simpel: de soldaten meldden zich bij de dichtstbijzijnde kazerne en gingen daar in dienst, daarom waren er in de regio's waar meer mensen woonden vanzelfsprekend ook meer soldaten. Zo waren er rondom de Bosporus veel meer soldaten dan in het droge Mesopotamië en de koude Kaukasus. Het gebrek aan voorbereiding in de verre uithoeken van het rijk zou snel duidelijk worden. Daarnaast waren er normaal gezien twee korpsen gestationeerd in Mesopotamië: het XII en XIII korps, maar deze werden naar Syrië en de Kaukasus gestuurd bij het uitbreken van de oorlog. Daardoor was er slechts één divisie - de 38ste - in de regio.[13]

De campagne[bewerken | brontekst bewerken]

Beginfase[bewerken | brontekst bewerken]

De beginfase van de Mesopotamische campagne liep van 5 november tot 21 november 1914. Toen op 5 november de formele oorlogsverklaring werd uitgeroepen, verloor Brigadier-Generaal Delamain geen tijd en nam samen met 600 soldaten de slecht verdedigde forten van Fao in. Het Turkse garnizoen bestond uit slechts 450 soldaten en 4 stukken artillerie. Daarna marcheerde hij stroomopwaarts, ondersteund door enkele marineschepen. Op 7 november kwam hij aan in Abadan, waar hij het lichte verzet opruimde en daarna 5 kilometer verderop zijn kamp opzette. Op 11 november wist hij een tegenaanval van de Turken terug te slaan en in een periode van slechts drie dagen werden zijn manschappen aangevuld met 7.000 extra soldaten en lichte artillerie.[14] Op 21 november veroverde de Entente de stad Basra, het huidige Al-Basrah. Deze kleine havenstad aan de monding van de Eufraat werd bevolkt door 60.000 mensen, zowel moslims als christenen.

Opmars[bewerken | brontekst bewerken]

Britse opmars in Juli

Hoewel de campagne zijn doelen reeds had bereikt, het veiligstellen van de olievoorraden, was de oorlog in Mesopotamië nog lang niet voorbij. Ten eerste was Basra niet de ideale basis, omdat het aan goede voorzieningen ontbrak. Maar belangrijk dan dit was het feit dat tussen maart en oktober, wanneer de rivier uit zijn oever trad, Basra een eiland werd in de rivier. Troepenbewegingen, die door slechte infrastructuur reeds moeilijk waren, zouden dan helemaal onmogelijk zijn.

Bij maritieme verkenning was ondertussen aan het licht gekomen dat de Turkse 38ste divisie zich 80 kilometer teruggetrokken had richting de stad Qurna, gelegen aan de oude samenvloeiing van de Tigris en de Eufraat. Generaal Sir Arthur Barrett besloot dat om zijn positie te verstevigen, hij een voorpost moest oprichten in Qurna. [15] Met een kleine eenheid landde hij op de oostelijke oever van de Tigris, maar kreeg toen problemen met het oversteken van de brede rivier. Door de hulp van de Royal Navy, lukte het twee Indische bataljons toch om de rivier iets meer stroomopwaarts over te steken, waardoor de Turken afgesneden en zich op 9 december overgaven. Er vielen slechts 29 Britse (Indische) slachtoffers, wat heel weinig is voor de 1.000 Turkse soldaten die werden gevangengenomen. [16]

De winter brachten de Britten door in Qurna, vrezend voor een tegenaanval in de slechtste condities. Door de vliegen, extreme temperaturen en slechte infrastructuur gebruikten de soldaten van het Britse rijk al snel het oude Arabische gezegde: "God heeft de hel gecreëerd, maar het was niet erg genoeg, dus creëerde hij Mesopotamië." Toen de langverwachte tegenaanval begon op 11 april 1915, werd deze niet zonder moeite afgeslagen, mede dankzij de nieuwe 12de Indische divisie. Tegen deze tijd was Barret niet meer in staat troepen te leiden door ziekte, dus werd hij vervangen door Luitenant-Generaal Sir John Nixon. Deze kreeg de opdracht mee de olievelden te verdedigen, de provincie Basra (dus niet alleen de stad) te veroveren en een opmars te plannen naar Bagdad.

Op bevel van Nixon werd er onder leiding van Majoor-Generaal Charles Townshend een nieuwe expeditie opgezet langs de Tigris, met als doel: Amara. Townshend werd gezien als een meester in zijn vak. Hij had reeds bekendheid geoogst door zijn verdediging bij het beleg van Chitral en nu kon hij nogmaals tonen wat hij waard was. Langs de overstroomde rivier was het alleen mogelijk om per boot de rivier op te gaan. Hij plande zijn opmars grondig en op 31 mei 1915 lanceerde hij zijn aanval. De artillerie deed zijn werk grondig en de Turkse voorposten werden onder de voet gelopen. Luchtverkenning toonde vluchtende Turken en Townshend reageerde zonder te twijfelen. Hij zette de achtervolging in en stoomde de rivier op. Later, op het hoofdkwartier van de 6de Indische divisie schreef hij:

"Mijn eerste idee was om te wachten tot mijn leidende brigade in schepen zou aankomen, omdat de kans groot was dat Turkse troepen in Amara de stad zouden verdedigen. Ik wist inderdaad zeker dat ze zouden vechten, en dat het belachelijk zou zijn om te proberen de plaats in te nemen met de gewapende sleepboot Shaitan, met een 3-ponder kanon en ongeveer tien handen als bemanning, en de Comet, een kleine stoomboot met schoepenrad, gewapend met een 12-ponder en een totale bemanning van vijftien zeelieden en Britse soldaten die marinierswerk verrichten. Kapitein Nunn stond erop dat ik door zou gaan en het zou moeten wagen - zoals het altijd is met zeelieden. Maar ik zei nadrukkelijk: 'Nee, ik zal niets doms doen. Ik moet wat troepen verenigen voordat ik kan aanvallen, want er is zeker een verdediging! ' Maar nadat ik ongeveer een uur had gewacht, zei ik tegen Nunn dat ik toch door zou gaan en het zou wagen. Ik zei hem de Shaltan ongeveer 2 mijl vooruit te sturen als een geavanceerde bewaker; en we volgden met de Comet en de Lewis Pelly, gewapende sleepboten en drie 4.7 kanonnen die in paardenboten werden mee gesleept. Om 13.30 uur was ik naast het douanehuis bij Amara, waar de Turkse commandant in de Slag om Qurna, Halim Bey, de gouverneur van Amara, Aziz Bey, drie of vier kolonels en ongeveer dertig of veertig officieren aan boord kwamen om zich over te geven. Een heel bataljon van de Turkse pompiers uit Constantinopel liet zien dat ze klaar waren om zich over te geven aan de kazerne; dus ik vertelde Nunn om een ​​van zijn marineofficieren te sturen. Dienovereenkomstig stuurde hij een luitenant met de stuurman van de boot en een Britse soldaat van de Dorsets, die, denk ik, als een marinier diende. Deze drie ontvingen de overgave van het bataljon en brachten ze samen naar de kade en aan boord van een van de grote ijzeren stoomboten daar, want ik wilde ze in de stoomboot en verankerd in de stroom onder onze kanonnen! Er moet aan worden herinnerd dat ik slechts ongeveer vijfentwintig Britse matrozen en soldaten bij me had. Om de schijn op te houden, maakte ik een scène met de gouverneur, die zei dat hij geen voorraden beschikbaar had. Ik sprak over de 15.000 troepen die mij op de hielen zitten met een vloot van schepen."[17]

In de volgende fase van deze eindeloze verlengde opmars beval Nixon Gorringe, Majoor-Generaal van de 12de Indische divisie, om op te trekken langs de Eufraat. Dit ging moeizaam, maar hij slaagde in zijn opzet.

De eerste slag bij Kut-Al-Amara[bewerken | brontekst bewerken]

Ctesiphon[bewerken | brontekst bewerken]

De tweede slag bij Kut-Al-Amara[bewerken | brontekst bewerken]

De weg naar Bagdad[bewerken | brontekst bewerken]

Wapenstilstand[bewerken | brontekst bewerken]

Resultaat[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]