Gebruiker:WorstKaasScenario/Kladblok
Kyūshū Q1W | ||||
---|---|---|---|---|
Prototype Q1W
| ||||
Algemeen | ||||
Fabrikant | Kyūshū Hikōki K.K. (voorheen Watanabe Tekkōjo) | |||
Rol | Verkenningsvliegtuig Anti-Onderzeeër vliegtuig | |||
Bemanning | 3 | |||
Status | ||||
Eerste vlucht | september 1943 | |||
Aantal gebouwd | 153 | |||
Gebruik | Japanse Keizerlijke Marine | |||
Afmetingen | ||||
Lengte | 12,09 m | |||
Hoogte | 4,12 m | |||
Spanwijdte | 16,00 m | |||
Vleugeloppervlak | 38,2 m² | |||
Gewicht | ||||
Leeggewicht | 3.108 kg | |||
Brandstofgewicht: | 1200 liter optioneel 2 externe tanks met elk 225 liter kg | |||
Startgewicht | 4.800 kg | |||
Max. gewicht | 5.318 kg | |||
Krachtbron | ||||
Motor(en) | 2 x Hitachi G2K Amakaze 31 9-cilinder luchtgekoelde stermotoren | |||
Propeller(s) | 3 bladige verstelbare schroef | |||
Vermogen | elk 455 kW | |||
Prestaties | ||||
Kruissnelheid | 241 km/u | |||
Topsnelheid | 322 km/u | |||
Vliegbereik | 2,415 km | |||
Dienstplafond | 4.490 m | |||
Bewapening | ||||
Boordgeschut | 1 x flexibel 7.7 mm Type 92 machinegeweer naar achter gericht in dorsale positie. 1 x 20 mm Type 99 model 2 kanon (Q1W1 Ko) | |||
Bommen | 2 x 250 kg bommen of dieptebommen | |||
|
De Kyūshū Q1W Tōkai (Japans: 陸上哨戒機「東海」, "Rikujō shōkai-ki, Tōkai", " landpatrouillevliegtuig, Oostelijke zee ") was een tweemotorig patrouillevliegtuig die door de Japanse Keizerlijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. De Q1W werd gebruikt als wapen tegen onderzeeërs en het escorteren van konvooien. De geallieerde codenaam was "Lorna".
Ontwerp en ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]
De ontwikkeling van de Q1W begon in september 1942 toen de Japanse Keizerlijke Marine aan de opdracht gaf aan Watanabe Tekkōjo om Japans eerste anti-onderzeeër vliegtuig te ontwikkelen. Volgens de specificaties moest het vliegtuig patrouillevluchten van minimaal 10 uur uitvoeren op 800 meter hoogte met een kruissnelheid van 220 km/u. Het vliegtuig moest duikvluchten kunnen maken onder 70° van 300 meter tot 150 meter hoogte met een maximale snelheid van 315 km/u. Met externe brandstoftanks moest het vliegbereik ten minste 2200 km zijn vanwege de lange afstand tussen vliegbasissen. Aangenomen werd dat het toestel alleen moest opereren boven eigen gebied en open zee waar de kans op confrontatie met geallieerde jagers laag zou zijn. Hierdoor werd een enkel flexibel machinegeweer als voldoende defensief geschut beschouwd. Het werd aangeraden het vliegtuig uit te rusten met radar en magnetische-anomaliedetectoren om te helpen onderzeeërs op te sporen. Ondanks dat het vliegtuig ontwikkeld moest worden landvliegtuig, moest het uitgerust kunnen worden met vlotters om als watervliegtuig te fungeren en moest het kunnen opereren vanaf Vliegdekschepen.
Onder leiding van hoofdontwerper Kozo Nojiri werd een vliegtuig ontworpen dat qua uiterlijk veel weg had van de Junkers Ju 88. De glazen cockpit gaf veel zicht aan de bemanning en vergemakkelijkte de communicatie. Voor de motoren werd gekozen voor de zuinige maar niet erg krachtige Hitachi G2K Amakaze 31 stermotoren. De relatief grote vleugels zorgen ervoor dat het vliegtuig ook op lage snelheden goed te besturen was. Ook was het vliegtuig uitgerust met grote, gesleufde Welvingskleppen die onder een hoek van 90° uitgeschoven konden worden om tevens diende als duikremmen.
Een houten mock-up was compleet in december 1942. Het eerste prototype kreeg de aanduiding 十七試哨戒機 (Jūnana shi Shōkai-ki, experimenteel patrouillevliegtuig 17) en was voltooid in september 1943. In november werd gestart met testen waarna versterkingen om vibraties tegen te gaan werden aangebracht. De eerste testvlucht werd uitgevoerd op het vliegveld bij de fabriek in Saitazaki, Fukuoka door testpiloot Shinichi Kawano, waarbij het dak van het vliegtuig afbrak. Ook liet de vlucht zien dat er nog steeds problemen waren met vibraties, waarvan later bleek dat dit kwam door slecht gesynchroniseerde motoren. Toch bleek het toestel makkelijk te vliegen te zijn en waren er ook geen problemen met duikbombardementen, en na nodige veranderingen en negen pre-productie vliegtuigen werd in april 1944 gestart met massaproductie.
Anti onderzeeër bewapening[bewerken | brontekst bewerken]
-radar
-Jikitanchiki KMX/MAD
-C-Souchi
--enkele toestellen
Vliegtuigen werden uitgerust met radar of met een magnetische anomaliedetector. De Q1W1 model 11 productievliegtuigen met radar aanvankelijk uitgerust worden met een andere radar met een golflengte van 1 meter, maar hiervoor waren geen geschikte Elektronenbuizen beschikbaar waren. Daarom werd het toestel uitgerust met de grotere en zwaardere Type 3 Model 6 draadloze telegraaf model 4 radar (ookwel H-6 genoemd). De vliegtuigen met een magnetische anomaliedetector waren uitgerust met een KMX 三式一号探知機 (KMX Type 3 model 1 ), magnetische-anomaliedetector. Dit stelde de Tōkai in staat vanaf 3000 meter hoogte een 10.000 ton schip op 51 km te detecteren. Testvluchten met de KMX begonnen in april 1944, maar productieproblemen zorgden ervoor dat het toestel pas kon vliegen met de KMX tegen het einde van 1944.
Q1W1 model 11 Kai[bewerken | brontekst bewerken]
In september werd als experiment een Q1W1 uitgerust met een Jikitanchiki MAD en een 20 mm Type 99 machinekanon bevestigd in een behuizing onder de linkervleugel, bedoeld voor het aanvallen van onderzeeërs. De Q1W1 model 11 Kai, zoals het vliegtuig werd gedoopt werd in februari 1945 in productie genomen. In de praktijk werd alle bewapening echter vaak verwijderd om zo gewicht te besparen en het bereik te vergroten. Er zijn ook geen gerapporteerde aanvallen met het kanon.
Q1W2 model 21[bewerken | brontekst bewerken]
Tegen het einde van 1943, toen het eerste prototype nog in productie was al duidelijk dat Japan te kampen had met grondstofschaarste en de Kaigun Kōkū Hombu besloot dat vliegtuigen met uitzondering van jagers en bommenwerpers voortaan houten onderdelen moesten gebruiken in staartvlakken, vleugels en drijvers. In 1944 werd dit aangescherpt en moesten les en transportvliegtuigen ten minste voor 50% uit hout bestaan. In April 1945 kreeg Kyūshū een bestelling voor een lesvliegtuig met gedeeltelijk houten constructie, aangeduid als de Q1W2. Bij het prototype waren de vleugel spanten, staartvlakken en het achterste deel van de romp van hout. Sterkte testen wezen uit dat de houten constructie geen nadelige gevolgen had voor de vliegeigenschappen.
Q1W1-K Tōkai-Ren[bewerken | brontekst bewerken]
Tegen het einde van de oorlog werd een variant ontwikkeld met twee stuurinrichtingen als lesvliegtuig voor de Yokosuka P1Y. De les variant had een bemanning van vier en was gemakkelijk te herkennen aan twee uitstulpingen aan weerszijde van de cockpit om plaats te maken voor de copiloot. Ook waren de ramen in de neus verwijderd en vervangen door geschilderde ramen om te maskeren dat het om een ander toestel ging. Hoewel de Q1W1-K variant in juli 1945 werd geaccepteerd voor een serieproductie van 400 toestellen, was de oorlog voorbij toen Kyūshū het eerste prototype gereed had.
Operationeel gebruik[bewerken | brontekst bewerken]
Opleidingen met de Q1W1 begonnen in augustus 1944. De Tōkai's bleken erg storingsgevoelig en in maart 1945 viel een toestel gedurende een trainingsvlucht door vibraties uit elkaar. Ook ging een toestel verloren toen ze brak tijdens het opstijgen.
tegen het einde van december 1944 werd de eerste operatie met Q1W's uitgevoerd, toen zes toestellen een konvooi over de Zuid-Chinese Zee escorteerden. Vanaf februari 1945 werd begonnen met het uitrusten van Kōkūtai's met Q1W's
Het jagen op onderzeeërs gebeurde meestal in formatievlucht waarbij 2 of 3 formaties bestaande uit 3 tot 6 toestellen laag boven het zeeniveau patrouilleerden. Wanneer door een formatie een onderzeeër werd waargenomen werd een rookbommen afgeworpen waarna deze werd aangevallen door de andere formatie, of door Kaibōkan kustverdedigingsschepen.
Vanwege de kleine hoeveelheid Q1W's en de zwakke bewapening waren de Tōkai's niet bijzonder effectief.
--markeringen: witte "C"= KMX
--einde van de oorlog doorvliegen door gebruik lage kwaliteit brandstof
--tegen het einde van de oorlog nog maar 62 toestellen over
--niet erg effectief, kleine aantallen, zwakke bewapening
--gebruik materieel/formaties.
--na de oorlog door amerikanen 4 toestellen megenomen fe-4800 (tr-4800), fe-4805, fe4810, fe-4811(T2-48-11). 4800 en 4811 op USS Bames
varianten[bewerken | brontekst bewerken]
- Q1W1
- Vier prototypen met Nakajima Ha-25 motoren en vijf preproductie vliegtuigen met aangepaste kielvlakken.
- Q1W1 Tōkai Model 11
- Eerste productieserie.
- Q1W1 Tōkai Model 11 Kai
- Versie uitgerust met één 20 mm Type 99 model 2 kanon
- Q1W2 Tōkai Model 21
- Variant met houten vleugelspanten, romp en staartvlakken. 1 Prototype gebouwd.
- Q1W1-K Tōkai-Ren
- 4-persoons trainer variant met dubbele stuurinrichting. 1 Prototype gebouwd.
Totale productie :
Gifu fabriek:
- 1 Q1W1 prototype (?)
- ? Q1W1preproductie vliegtuigen (?)
1977 totaal[1]
Gebruikers[bewerken | brontekst bewerken]
- Japanse Keizerlijke Marine
- 901 Kōkūtai
- 903 Kōkūtai
- 951 Kōkūtai
- Saeki Kōkūtai
Overlevende vliegtuigen[bewerken | brontekst bewerken]
Er zijn zover bekend geen overlevende Q1W's.
Fotogalerij[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|
Japan
- Aichi Kokuki
- Hiro Kaigun Kōshō / Hiro Naval Arsenal
- Kawanishi Aircraft Company
- Kayaba
- Kokusai
- Kyushu Kikoki / Watanabe
- Maeda
前田航研工業 Ku-1 http://www.vsha.jp/hua-kong-ji-tan-suo/oogatayusoukakkuuki/maetaku1/
- Manshū
- Mizuno (1 zweefvlieger)
17試 17-Shi Primary Training Glider (1942) :
Mizuno MXZ1 Yokosuka (Mizuno) Shinryū Special Attack Glider
- Mitsubishi
SENDEN TAIYO A PLAN TAIYO B PLAN
- Nakajima
- Nihon Kogata
- Rikugun
- Tachikawa
- Yokosho
- Yokosuka / Kūgi-shō
- nep: S-31 Kurowashi
China
- AFAMF
- CHu X-Po
- 1st AFAMF CHu XP-0 (jager)
- 1st AFAMF Yenchu XP-1 (jager)
- 2nd AFAMF Zhongyun (transport)
- 3rd AFAMF XG-1 (zweefvlieger)
- 3rd AFAMF XB-3 (bommenwerper)
- 3rd AFAMF hummingbird(heli)