Gladde haarmuts

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gladde haarmuts
Gladde haarmuts
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Bryophyta (Mossen)
Klasse:Bryopsida
Orde:Orthotrichales
Familie:Orthotrichaceae
Geslacht:Orthotrichum
Soort
Orthotrichum striatum
Hedw. (1801)
Synoniemen

Lewinskya striata

Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gladde haarmuts op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De gladde haarmuts (Orthotrichum striatum) is een mossoort die behoort tot de familie Orthotrichaceae. De soort heeft een kosmopolitische verspreiding. Hij groeit vooral als pionier op bomen met een rijke schors in open bossen en op vrijstaande bomen. In jonge wilgen-, populieren- en eikenbossen worden soms behoorlijke dichtheden bereikt.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

scheuten en bladeren

Dit mos, dat meestal alleen aan bomen groeit, vormt met zijn sterke planten losse kussens van 0,5 tot 4,5 centimeter hoog. De stengels zijn gevorkt of vertakt in plukjes. De bladeren zijn lancetvormig, scherp gepunt vanaf de eivormige basis, hebben opgerolde bladranden, zijn vaak wat getand aan de bladtop en hebben een tot aan de bladtop reikende bladnerf.

blad cellen

Bladcellen hebben eenvoudige papillen, zijn rond-ovaal in het bovenste deel van het blad, ongeveer 10 tot 12 µm groot. De cellen van de bladbasis zijn lang rechthoekig tot lineair met ingesprongen celranden naast de bladnerf, naar de randen toe zijn ze korter en vierkanter.

sporofyt

Het eivormige tot eivormige, geelachtige sporenkapsel met dunne huid is verzonken in de bladeren en is niet gestreept, zelfs niet als het droog is. Het heeft faneropore (niet verzonken) huidmondjes aan de basis. De korte seta is maximaal 0,6 millimeter lang. De dubbele peristoom bestaat uit de 16 buitenste lineair-lancetvormige individuele tanden, die dichte papillen zijn en naar achteren gebogen als ze droog zijn, evenals de 16 binnenste, gelige en papillaire cilia. De klokvormige, geelachtige calyptra is dun behaard met kort haar. Sporen zijn sterk papillose en 18 tot 28 µm groot. De rijpheid van de sporen is rond mei. Het mos is eenhuizig.

Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]

Het mos is een epifyt en groeit op de schors van veld- en bosbomen, zelden op rotsen.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

In Europa komt hij deels algemeen voor en komt voor van het laagland tot aan de bomengrens. De soort is echter gevoelig voor luchtverontreiniging, waardoor de populaties afnemen en ook de grootte van de planten is afgenomen ten opzichte van voorheen. Buiten Europa zijn er waarnemingen bekend uit Pakistan, Kasjmir, Noordoost-China; ook in Noord-Afrika, op de Canarische Eilanden en in het noordwesten van Noord-Amerika.

In Nederland komt de gladde haarmuts algemeen voor.

Foto's[bewerken | brontekst bewerken]