Haviltex

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bitbotje (overleg | bijdragen) op 2 mrt 2020 om 13:36. (Wikipedia:Te beoordelen sjablonen/Toegevoegd 2020 week 07, replaced: {{Wikisource-nl|Haviltex}} → {{Wikisource|taal=nl|Haviltex}} met AWB)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Haviltex
Datum 13 maart 1981
Partijen Ermes/Haviltex
Zaak   11647
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters H.E. Ras, H. Drion, W. Snijders, W.L. Haardt, S. Royer
Adv.-gen. J.K. Franx
Soort zaak   civiel
Procedure cassatie
Onderwerp   uitleg overeenkomsten
Vindplaats   NJ 1981/635, m.nt. C.J.H. Brunner
VN 1983/2211
ECLI   ECLI:NL:HR:1981:AG4158

Het arrest Ermes/Haviltex, tegenwoordig kortweg bekend als Haviltex (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad. Haviltex is een gevleugeld begrip geworden in het civiele recht waar het de uitleg van een bepaling in een overeenkomst of contract betreft, zoals Lindenbaum/Cohen dat lange tijd was voor de onrechtmatige daad.

Het arrest bepaalde dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst het niet genoeg is om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken, maar dat ook gekeken moet worden welke betekenis de partijen aan de tekst gaven en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten.

Deze uitleg wordt sindsdien ook gebruikt om niet-schriftelijke overeenkomsten te interpreteren[1] en wordt in beide gevallen ook wel aangeduid als de Haviltex-formule of -maatstaf.

Overweging

In dit arrest formuleerde de Hoge Raad de zogenaamde Haviltex-formule:

De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

Dit citaat staat in de tweede overweging omtrent het middel.

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Haviltex op de Nederlandstalige Wikisource.