Naar inhoud springen

Jens Juel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jens Juel
Andreas Stoettrup (1754-1811); Christoph Heinrich Kniep (1755-1825); Schilder Jens Juel, 1780; Statens Museum for Kunst[1]
Andreas Stoettrup (1754-1811);
Christoph Heinrich Kniep (1755-1825);
Schilder Jens Juel, 1780;
Statens Museum for Kunst[1]
Persoonsgegevens
Volledige naam Jens Jørgensen Juel
Geboren Balslev, 12 mei 1745
Overleden Kopenhagen, 27 december 1802
Geboorteland Denemarken
Nationaliteit Vlag van Denemarken Denemarken
Opleiding Koninklijke Deense Kunstacademie
Beroep(en) 1766: kunstschilder
(portretten en landschappen)
1780: Portretschilder aan het Hof
1786: Meester aan de
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Oriënterende gegevens
Jaren actief 1766-1802
Periode Deense Gouden Eeuw
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur
Jens Jørgensen Juel
uit het boek Berømte danske mænd og kvinder, J.P. Trap, 1868
Portret van Augusta Louise zu Stolberg-Stolberg (1753-1835)
Olieverf op doek, 1780

Jens Jørgensen Juel (Balslev 12 mei 1745 - Kopenhagen, 27 december 1802) was een Deense kunstschilder,[2] voornamelijk bekend van portretten en landschappen. Hij geldt als een van de grondleggers van de Gouden Eeuw van de Deense Schilderkunst.[3]

Jeugd en opleiding

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij was een buitenechtelijke zoon van Vilhelmine Elisabeth Juel (1725–1799). Zij was huishoudster op Wedellsborg, een oude herenhoeve van de familie Wedell. Het is niet zeker wie de vader was, maar vermoed wordt dat dit kamerheer Jens Juel (1707-1775) was.[4] Toen Jens junior een jaar oud was, huwde Vilhelmine met Jørgen Jørgensen (1724–1796) in Gamborg waar Jens opgroeide.

Hij uitte al vroeg het plezier dat hij had in de kunst van het schilderen. Na zijn eerste communie kwam hij in de leer bij schilder Johann Michael Gehrman in Hamburg, waar hij zo'n 5-6 jaar hard werkte om schilder te worden (1760 tot 1764-65). Hij creëerde zich al snel een naam als schilder van portretten, landschappen, etc. Twee van die schilderijen worden bewaard in de Hamburger Kunsthalle.[4]

Hij was nog maar net over de twintig toen hij in 1765-66 werd toegelaten aan de Koninklijke Deense Kunstacademie. Hier kon hij vooraanstaande portretschilders als directeur C.G. Pilo en professor Peder Als aan het werk zien.[5] Ook won hij er twee gouden medailles voor zijn werken. Hij won de kleine gouden medaille in 1767 voor zijn schilderij: David salves af Samuel en de grote gouden medaille in 1771 voor zijn schilderij: Mardochai Triumf[2]

Buitenlandse reizen

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1772 verliet Jens Juel Kopenhagen en verbleef achtereenvolgens in Hamburg en Dresden, voordat hij in 1774 naar Rome vertrok,[5] waar hij in het gezelschap van andere Deense kunstenaars verkeerde zoals Abildgaard, Hartman Beeken, Johan Christian Almer, Nicolai Dajon, Niels Rode en Simon Malcho. Na twee jaar verliet hij in 1776 Italië en trok naar Parijs waar hij de Franse meesters bestudeerde.[5] Vervolgens reisde hij in 1777 naar Zwitserland waar hij verbleef bij natuurwetenschapper Charles Bonnet (1720-1793), die op zijn landgoed een kleine groep Deense kunstenaars om zich verzameld had zoals graveur Clemens, Plötz en Malcho. In Genève kreeg Juel snel de reputatie een uitmuntend kunstenaar te zijn. Zo tekende hij Isabelle de Charrière voor een schilderij met een duplicaat, welke hij maakte in 1777.[6] Op zijn weg terug naar Denemarken bezocht hij in 1779 Kassel en Hamburg. Hier ontmoette hij een Duitse verlichtingsdichter, Friedrich Klopstock, en schilderde hij "Messiadens Digter".[4]

Carrière in Denemarken en levenseinde

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1780 kwam hij aan in Kopenhagen waar hij in de daaropvolgende jaren werkte als portretschilder van de koninklijke familie, de adel en de rijke burgerij.[4] De leden van de Koninklijke Deense Kunstacademie, Johan Edvard Mandelberg, Andreas Weidenhaupt en Nicolai Abildgaard, stemden op 4 april 1782 unaniem voor de aanstelling van Juel als penningmeester van de academie. Tot zijn leerlingen behoorden onder andere Caspar David Friedrich, Conrad Christian Bøhndel, Frederik Petersen en Philipp Otto Runge. In april 1784 werd hij als adjunct-professor aangenomen bij de academie, waarvan hij van 1795-97 en van 1799 tot aan zijn dood in 1802 directeur was.[4]

Op 9 februari 1790 huwde hij de twintigjarige Rosine Dørschel (1771-1831), dochter van Christoffer Dørschel (1719-1782) en Cathrine Margrethe Køhne (1737-1792). Zij kregen ten minste zes kinderen, zonen en dochters. De meesten stierven op jonge leeftijd. De Deense kunstenaar C.W. Eckersberg trouwde achtereenvolgens met twee van hun dochters: eerst met Julie Juel (1791-1827) en daarna met de jongere Susanna Juel (1793-1840).[5]

Juel werd 57 jaar en stierf eind 1802. Zijn vrouw Rosine overleed in 1831. Jens werd begraven op Assistens Kirkegård in Kopenhagen.

Uitgekozen werken

[bewerken | brontekst bewerken]

Geschat wordt dat Jens Juel tegen de duizend schilderijen vervaardigd heeft. Enkele van deze werken zijn:

  • De Deense Nationale Bank gaf een 1972-serie uit, met aan de voorzijde afbeeldingen die door Jens Juel waren vervaardigd.[7]
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Jens Juel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.