Kolonie (biologie)
Een kolonie is in de biologie een groep van planten of dieren die tot dezelfde soort behoort en die bij elkaar wonen. In de microbiologie is een kolonie de populatie van cellen die is ontstaan doordat een enkele voorouder zich vermenigvuldigd (gedeeld) heeft. Dit proces noemt men kolonisatie. Het gaat bijvoorbeeld om een bacterie, die op een bepaald punt op een nestel-voedingsbodem ligt.
Planten
-
niet-beweeglijk coenobium van Scenedesmus
-
niet-beweeglijk coenobium van Pediastrum
Bij planten wordt onder coenobium (mv: coenobia) een kolonie verstaan met een min of meer vast aantal cellen met weinig of geen specialisatie. Bij sommige soorten zijn de coenobia beweeglijk. Een voorbeeld is de alg Volvox. Een voorbeeld van een niet-beweeglijk coenobia zijn de algen Scenedesmus en Pediastrum.
Dieren
Bij dieren onderscheiden we twee soorten koloniën:
- kolonie-met-koningin; dit betreft een kolonie van eusociale dieren:
- sociale insecten, zoals termieten, mieren, honingbij en gewone wesp,
- naakte molrat en damaraland molrat,
- kolonie-zonder-koningin.
Met koningin
(Eu)sociale insecten
De (eu)sociale insecten vormen per definitie een kolonie-met-koningin. Er is een hiërarchie met een vergaande taakverdeling, ook met betrekking tot de voortplanting. De koningin legt de eieren die een volgende generatie gaan vormen. Bij mieren kunnen meer koninginnen in één nest diezelfde functie vervullen. Buiten het verband van de kolonie kunnen individuen op lange termijn niet overleven.
Twee eusociale zoogdieren
In Afrika zijn twee soorten molratten die eveneens een kolonie-met-koningin vormen en eusociaal gedrag vertonen.
Zonder koningin
Er is een grote verscheidenheid mogelijk in zo'n kolonie-zonder-koningin.
Het Portugees oorlogsschip is een staatkwal die geen echte kwal is, maar een complexe kolonie van vier typen van poliepen: de pneumatofoor (met lucht gevulde poliepen), de tentakel- en verteringspoliepen, de spijsverteringspoliepen en de voortplantingspoliepen. De kolonie gedraagt zich als een individu.
Er zijn kolonies met veel sociale structuur, zoals bij de gorilla's: één mannetje is de baas.
Andere kolonies hebben weinig sociale structuur, zoals vleermuizen in een vleermuisgrot, broedkolonies van oeverzwaluwen, bijeneters, purperreigers en sterns die alleen in het broedseizoen aanwezig zijn, aalscholvers of roeken die bij elkaar in een groepje bomen nestelen en ook buiten het broedseizoen blijven.
Ook zijn er solitaire insecten die een kolonie vormen, zoals sommige wantsen en veel bladluizen. De schorzijdebij is een solitaire bij die toch in een kolonie bij elkaar wonen, maar elk in een eigen nestgang.
Voordelen
Het bij elkaar wonen is soms gewoon noodzakelijk wegens de beperkte ruimte die beschikbaar is. Bijvoorbeeld pinguïns die samen broeden op een eiland.
Vaak zijn er voordelen aan verbonden. De groep is minder kwetsbaar voor aanvallen van roofdieren. Warmte in een gemeenschappelijk slaapverblijf (vleermuizen), enz.
Micro-organismen
Door celdeling ontstaan uit een micro-organisme hoopjes micro-organismen, speciaal bij bacteriën en schimmels, die kolonies worden genoemd. Bij groei op een voedingsbodem ontstaan na enting koloniën, waarvan het aantal als kiemgetal wordt weergegeven.