Neurofeedback

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Neurofeedback (NFB), ook wel neurotherapie, neurobiofeedback of EEG-biofeedback (EEGBF) genoemd, is een therapie waarbij de hersengolfactiviteit wordt omgezet in beelden, geluiden of trillingen. Met behulp van deze “feedback” zou men via operante conditionering de eigen hersenactiviteit kunnen beïnvloeden. Bepaalde soorten hersengolven hangen namelijk rechtstreeks samen met bepaalde hersenactiviteiten. Zo blijken de trage corticale golven, ofwel de slow cortical potentials (SCP), verband te houden met slaap en ontspanning, terwijl de snellere bètagolven juist duiden op concentratie. De bedoeling van neurofeedback is om de golven die met een bepaalde klacht verband houden te onderdrukken en de golven die de klacht verminderen juist te versterken.

Meten van de hersengolfactiviteit[bewerken | brontekst bewerken]

Het meten van hersengolven gaat met behulp van elektrodes op de hoofdhuid. Als hersengolfactiviteit wordt gemeten en afgebeeld heet dit elektro-encefalografie (EEG). Om de belangrijkste frequentie(s)[1] uit te rekenen worden de gegevens door een computer geleid die er een Fourieranalyse op toepast. Als de belangrijkste frequentie overeenstemt met de gewenste volgt er een beloning voor de persoon. Die kan allerlei vormen hebben zoals een kleur op een beeldscherm of een geluidje. Tegenwoordig wordt ook gebruik gemaakt van een film die begint te lopen of groter wordt.

Vormen van neurofeedback[bewerken | brontekst bewerken]

Een aantal veel gebruikte vormen van neurofeedback worden hieronder vermeld.

Powertraining[bewerken | brontekst bewerken]

Dit is neurofeedback volgens de klassieke methode, waarbij bepaalde specifieke frequenties omhoog of omlaag getraind worden. Deze methode maakt gebruik van positieve feedback en de training vindt plaats door middel van het bewust oproepen/sturen van bepaalde gewenste frequenties.

Er bestaan verschillende varianten van deze vorm van neurofeedback, gericht op verschillende frequentiespectra. Een bekend doel van deze behandelvorm is het verhogen van de activiteit in de 12–18 Hz-band (bèta1/SMR) en een verlaging in de 4–8 Hz en/of 22–28 Hz banden (thèta en/of bèta2).

Deze vorm van neurofeedback wordt voornamelijk ingezet bij de behandeling van ADHD. Meerdere studies lijken aan te tonen dat neurofeedback bruikbaar is in de behandeling van ADHD.[2] Met behulp van een QEEG[3] is een correlatie gevonden tussen ADHD en een overvloed van trage hersengolven in combinatie met een verminderde hoeveelheid aan snelle hersengolfactiviteit[4]. Met behulp van neurofeedback tracht men het EEG te normaliseren.[5]

Coherentietraining[bewerken | brontekst bewerken]

Hierbij worden elektroden geplaatst op verschillende hersengebieden[6]. De verhouding tussen de frequenties van deze twee locaties wordt vastgesteld, en deze verhouding wordt vergeleken met die uit een database (waarin de gegevens zijn opgeslagen van de normgroep: mensen zonder klachten). Sommige afwijkingen in de verhouding van de frequenties van twee locaties worden bij coherentietraining geassocieerd met symptomen. Deze vorm van neurofeedback wordt onder meer toegepast bij posttraumatische stressstoornis.[7]

Slow Cortical Potentials[bewerken | brontekst bewerken]

Een andere vorm van neurofeedback richt zich specifiek op Slow Cortical Potentials oftewel langzame hersengolven. Deze langzame golven zijn gerelateerd aan het waakzaamheidsniveau.[8][9][10][11][12].

Zengar[bewerken | brontekst bewerken]

De Zengarmethode, ontwikkeld door dr. Val Brown van het Zengar instituut te Canada, is een neurofeedbackvariant waarbij de feedback wordt gegeven middels het onderbreken van geluid en beeld. Bij deze methode wordt gebruikgemaakt van gabortransformatie, een vorm van fouriertransformatie, waarmee het frequentiespectrum van het EEG en vooral (snelle) veranderingen daarin inzichtelijk te maken zijn. Deze methode is vooral gericht op het doen afnemen van de frequentieveranderingen om zodoende een "stabieler" frequentiespectrum te krijgen. De methode claimt, zonder noodzaak van diagnose vooraf, het brein in balans te brengen door middels neurofeedback de in de methode gedefinieerde 16 frequentiebanden op elkaar af te stemmen, met als gevolg gunstige effecten op alle mogelijke gebieden.

Toepassingen[bewerken | brontekst bewerken]

De bakermat van Neurofeedback training ligt in Amerika en Canada. In die tijd sprak men van EEG-biofeedback. Tegenwoordig wordt vaker de meer algemene term “Neurofeedback” gebruikt. Sterman et al publiceerden in 1972 dat neurofeedbacktraining mogelijk succesvol is bij mensen met therapieresistente epilepsie. Bij deze studie bleek 60% van de proefpersonen minder aanvallen te hebben. Dit effect bleek ook op langere termijn te blijven bestaan.[13]

In 1976 publiceerde Dr Joel Lubar neurofeedback bij hyperactiviteit.[14] Harde conclusies over effectiviteit kunnen echter niet worden getrokken. Sterman en Lubar concentreerden zich op de SMR frequentie (12–15 Hz), anderen onderzochten de lagere frequenties zoals Alfa (8–12 Hz) en Theta (3–7 Hz), zoals de psycholoog E Penniston. Hij heeft samen met Dr. Paul Kulkosky het alfa/theta protocol onderzocht bij alcoholisten in een zeer kleine studie van 20 verslaafden.[15] Na 13 maanden waren 8 van de 10 verslaafden die naast de traditionele behandelmethode, ook A/T training hadden gekregen nog steeds afgekickt. In de andere 10 verslaafden, die alleen de traditionele behandelmethode hadden ondergaan, waren er slechts 2 afgekickt. Ook na 4 jaar bleken deze verschillen aanwezig.

Andere gebieden waar neurofeedback werd onderzocht zijn de behandeling van verslaving[16], angststoornissen[17][18], depressie[19], epilepsie[20], OCD[21][22], gedragsstoornissen, woede[23][24], tinnitus (oorsuizen)[25], hoofdpijn[26], chronische pijn, autisme[27], geriatrische problematiek[28], slaapstoornissen[29][30], PTSD[31] en niet-klinische optimalisatie van functioneren.[32][33]

Praktijkvoorbeeld: obsessieve-compulsieve stoornis[bewerken | brontekst bewerken]

Obsessief gedrag wordt vaak voorafgegaan door toenemende stress. Die toenemende stress zou zich uiten in toegenomen bèta- of gammagolven. Dit kan via geluiden of kleuren op een beeldscherm zichtbaar gemaakt worden voor de patiënt. Tegenwoordig gebeurt het vaak in de vorm van een computerspel dat de patiënt moet spelen. De cliënt wordt geleerd om minder stressgerelateerde hersengolven en meer ontspanningsgerelateerde hersengolven te maken, waardoor stressvermindering ontstaat. Het uiteindelijke gevolg hiervan is een afname van de obsessieve-compulsieve symptomen. Als de hersenactiviteit verandert in de richting die de therapeut wenselijk acht, wordt er een beloning gegeven. Als de hersenactiviteit daarentegen verandert in een onwenselijke richting kan een zogenaamde straf worden toegediend.

Het computerspel[bewerken | brontekst bewerken]

De patiënt moet een computerspel spelen. Er wordt bijvoorbeeld een race gehouden tussen drie auto's die je naast elkaar van achteren gezien in beeld krijgt. De middelste auto staat voor de frequentie die 'omhoog' getraind wordt (de zogenaamde rewardfrequentie). De twee auto's ernaast staan voor de te bestraffen frequenties (in neurofeedbacktermen: de inhibit frequenties). Wanneer iemand de 'juiste' golven aanmaakt rijdt de middelste auto harder en behaalt meer tussentijdse punten (die je bijvoorbeeld op de weg vindt). Wanneer te hoge of te lage frequenties aangemaakt worden, winnen of de andere auto's: dit is een 'positieve straf' (het toevoegen van iets negatiefs) of het spel hapert: dit is een 'negatieve straf' (het weghalen van iets positiefs). Ook kan het zijn dat er eerder gewonnen beloningen afgenomen kunnen worden (negatieve straf). De nadruk bij de meeste 'spellen' ligt bij een positieve bekrachtiging: het verdienen van punten.

Kritiek[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks 50 jaar onderzoek en vele publicaties is het vooralsnog onduidelijk of neurofeedback de effectiviteit heeft die de voorstanders propaganderen. Dit is het gevolg van het ontbreken van methodologisch verantwoord klinisch onderzoek (randomized controlled trials) en systematische reviews waarin door middel van meta-analyses de grotere effectiviteit van neurofeedback ten opzichte van controlecondities is aangetoond. Er zijn wel veel methodologisch zwakkere studies. Goed uitgevoerde RCT's naar duidelijk omschreven klinische eindpunten zijn echter schaars. Sommige ADHD-onderzoekers veronderstellen vooralsnog dat de effectiviteit van neurofeedback in de behandeling van ADHD toegeschreven moet worden aan het placebo effect, nonspecifieke variabelen (therapeut- en cliëntvariabelen, motivatie, doorzettingsvermogen e.d.) of verklarende variabelen die nog niet bekend zijn. Een studie uit 2010 met betrekking tot ADHD geeft weliswaar verbetering aan voor de groep die neurofeedback kreeg, maar de controlegroep vertoonde een gelijke verbetering.[34]

Recente ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

In het voorjaar van 2008 heeft het toenmalige College van Ziektekostenverzekeraars (CVZ) besloten dat, ondanks protest vanuit het Nederlands Instituut van Psychologen, het toepassen van neurofeedback niet meer vergoed wordt. Neurofeedback wordt, zoals het nu wordt toegepast in Nederland, niet gezien als 'evidence based' behandeling. De reden hiervoor is dat er geen voldoende wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van neurofeedback en naar de werkingsmechanismen die actief zijn in neurofeedback.[35]

Een aantal recente studies zoals die van Gevensleben et al. (2009)[36] en Holtmann et al. (2009)[37] naar het effect van neurofeedback bij ADHD laten goede effecten zien. Deze beide studies zaten methodologisch goed in elkaar. Zo waren beide studies gerandomiseerd en was de studie van Gevensleben et al. zelfs een multi-centre studie met bijna 100 behandelde kinderen. Beide studies hebben een adequate placebo-controle gebruikt.

In 2009 is een zogeheten meta-analyse gepubliceerd naar de effecten van neurofeedback bij ADHD.[38] Deze studie - uitgevoerd in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Tübingen (Duitsland), de Radboud Universiteit Nijmegen, Onderzoeksinstituut Brainclinics en het EEG Resource Instituut liet zien dat neurofeedback een groot effect (grote effect size) op aandacht en impulsiviteit heeft en een redelijk effect op hyperactiviteit. Volgens deze meta-analyse die de criteria van de ISNR en AAPB gebruikt heeft, voldoet Neurofeedback voor de behandeling van ADHD aan 'Level 5: Efficacious and Specific' waarmee Neurofeedback voor deze behandeling als Evidence-Based gezien kan worden. Deze conclusie kon met name worden getrokken op basis van bovenstaande 2 nieuwe studies van Gevensleben et al. (2009) en Holtman et al. (2009). In 2013 werd deze visie en conclusie ook verder onderbouwd in een overzichtsartikel in Biological Psychology.[39]

Een gerandomiseerd, dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek[40] heeft aangetoond dat het mogelijk is om een dergelijk complex design te gebruiken voor onderzoek naar neurofeedback. Uit deze studie bij gezonde studenten blijkt dat na een tiental neurofeedbacktrainingen significante verschillen aantoonbaar zijn in het EEG bij de experimentele groep (N=10), terwijl dit niet het geval is bij de placebogroep (N=12). Deze studie geeft een indicatie dat voorspelbaar is wat het effect van een specifieke training is op EEG-niveau.

In het najaar van 2008 startte in Eindhoven een randomized controlled trial waarin de effectiviteit van neurofeedback bij jongeren met ADHD-klachten en comorbide stoornissen onderzocht wordt. Deze studie werd gesubsidieerd door Zorg Onderzoek Nederland (ZonMw)[41] Conclusie in 2013: Er is geen aanvullende waarde voor neurofeedback op de standaard behandeling gevonden voor jongeren met ADHD-klachten direct na de interventieperiode. Verder onderzoek is nodig voor meer duidelijkheid over mogelijke specifieke werking van neurofeedback en de lange termijn effecten van neurofeedback.

In 2018 publicerde Universiteit Utrecht in een persbericht dat experimenteel psycholoog Martijn Arns van de Universiteit Utrecht onderzoek heeft gedaan naar neurofeedback als behandelmethode voor kinderen met ADHD. Arns zegt: “Onze resultaten suggereren dat klinische voordelen behaald met neurofeedback bij kinderen met ADHD duurzame effecten hebben.”[42] . Twee jaar eerder kwam klinisch psycholoog Tieme Janssen tot de conclusie dat neurofeedback niet effectief is bij ADHD[43] . Deze tegenstrijdigheid is opmerkelijk, maar Fred de Vries, onderzoeksjournalist, kan dit verschil verklaren: "Martijn Arns is een experimenteel psycholoog en die werkt met proefpersonen, terwijl klinisch psycholoog Tieme Janssen met patiënten te maken heeft."[44] Een klinisch psycholoog kan de lange termijneffecten van een behandeling veel beter inschatten.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]