Naar inhoud springen

Dunbekwulp

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Numenius tenuirostris)
Dunbekwulp
IUCN-status: Kritiek[1] (2018)
Illustratie van een dunbekwulp tussen twee regenwulpen (J.G. Keulemans, 1902)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Charadriiformes (Steltloperachtigen)
Familie:Scolopacidae (Strandlopers en snippen)
Geslacht:Numenius (Wulpen)
Soort
Numenius tenuirostris
Vieillot, 1817
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Dunbekwulp op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De dunbekwulp (Numenius tenuirostris) is een waarschijnlijk uitgestorven vogel uit de familie van de snipachtigen (Scolopacidae).

De vogel heeft ongeveer de grootte van een regenwulp, maar de dunbekwulp onderscheidt zich van regenwulp en de gewone wulp door een licht verenkleed met duidelijke hartvormige vlekken op borst en flank en een korte snavel. De soort is lastig te onderscheiden van de stepperegenwulp (ondersoort alboaxillaris). Diverse meldingen in de afgelopen jaren hebben betrekking op de stepperegenwulp of op afwijkende wulpen.

Verspreiding en leefgebied

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij broedt vermoedelijk in de steppen van Rusland-Kazachstan, legt vermoedelijk vier eieren (er is een nestvondst bekend en dit ei is onderbracht in het Manchester Museum). Over de habitateisen die deze wulp aan het broedgebied stelt, is verder weinig bekend. De dunbekwulp overwinterde voornamelijk rond de Middellandse Zee. Bij de trek vliegt de vogel naar Italië en de Balkanlanden. Tijdens de trek en op de overwinteringsplaatsen werd de vogel in een groot aantal landschapstypen waargenomen zoals zoutwater draslanden, graslanden, brakwater draslanden en lagunes, wadden, halfwoestijnen en zandige akkers nabij water. In Nederland kwam de vogel voor in het zoutmoeras van de Boschplaat op Terschelling, maar werd daar in 1947 voor het laatst waargenomen.[2]

Op wereldschaal

[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1909 en 1925 werden broedgevallen wetenschappelijk aangetoond in Siberië ten noorden van de stad Omsk. In de 19de eeuw was het nog een algemene vogel, maar in de loop van de 20ste eeuw werden waarnemingen steeds spaarzamer. Tussen 1980 en 1990 werden in totaal hoogstens 326 vogels gezien; tussen 1990 en 1999 daalde dit aantal tot hoogstens 152. In 2001 waren er nog maar hoogstens drie bevestigde waarnemingen (uit Hongarije). Over de oorzaken van deze enorme achteruitgang is weinig bekend. Het leefgebied in het vermoedelijke broedgebied is weinig veranderd. De gebieden waardoor de vogel naar het zuiden trok en de overwinteringsgebieden zijn wel sterk veranderd door het omzetten van draslanden in akkerland of weidegronden en de aanleg van infrastructuur. De grootte van de populatie werd in 2012 door BirdLife International geschat op minder dan 50 individuen en de populatie-aantallen nemen waarschijnlijk steeds verder af. Om deze redenen staat deze soort als ernstig bedreigd (kritiek) op de Rode Lijst van de IUCN.[1]

Tussen 1856 en 1947 zijn er acht bevestigde waarnemingen in Nederland gedaan. De vogel staat als zeer zeldzaam of wellicht uitgestorven in een vogelgids uit 2012.[3]