Pierre Tétar van Elven
Petrus Henricus Theodorus (Pierre) Tétar van Elven (Sint-Jans-Molenbeek, 30 augustus 1828 - Milaan, 1 mei 1908) was een Nederlands schilder en etser uit de 19e eeuw met een voorkeur voor architectuur, landschappen en Italiaanse stadsgezichten (vedutas). Hij schilderde ook enkele genrestukken met de Franse high society. Hij was een telg van de kunstenaarsfamilie Tétar van Elven.
Familie
[bewerken | brontekst bewerken]Pierre was de zoon van de schilder Jean Baptiste Tétar van Elven (1805 - 1889) en diens nicht Françoise Sophie (Fanny) Noël (1795-1858).
De vader van Jean Baptiste was de voormalige laarzenmaker Henricus Lambertus (Henri) van Elven (1781-1855) en zijn moeder was Anne Françoise Felicité Tétar (1776-1810). Anne's vader was de schoenmaker Jean Baptiste Tétar, die vanuit de Franse havenstad La Rochelle naar Amsterdam was gekomen. Daar was hij getrouwd met Françoise Boussu. Haar vader was de vioolbouwer Benoit Joseph Boussu, wiens werk is te zien in het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel.
Een volle oudere broer van Jean Baptiste is Martinus Gerardus Tétar van Elven (1803-1882).
Na de dood van Anne is Henricus zich Henri Louis Tétar van Elven gaan noemen. Hij hertrouwde in 1811 met Dorothea Carolina de Hosson (1792-1870), een dochter van de kunstschilder en tekenleraar Bernardus Franciscus Ignatius de Hosson. Een halfbroer van Jean Baptiste is de kunstschilder Paul Tétar van Elven (1823-1896), met name bekend door het huismuseum Museum Paul Tetar van Elven in Delft.
Rond 1813 is het gezin van Henri en Dorothea verhuisd naar Antwerpen, waar Henri werkte als redacteur van een dagblad en later als griffier van het militair gerechtshof. Zijn zonen Martin Gérard en Jean Baptiste gingen in Antwerpen naar de Koninklijke Academie. Na een verhuizing in 1826 naar Sint-Jans-Molenbeek bij Brussel zette Jean Baptiste zijn studie voort aan de Koninklijke Academie in Brussel.
Leven en werk
[bewerken | brontekst bewerken]Op 12 november 1827 trouwde Jean Baptiste te Sint-Jans-Molenbeek met zijn nicht Françoise Sophie (Fanny) Noël (1795-1858). Haar moeder was Sophie Tétar, een zuster van Anne. Haar vader was de in Luik geboren koffiehuishouder Pierre Noël.
Op 30 augustus 1828 werd in Sint-Jans-Molenbeek hun eerste kind geboren, die Petrus Henricus Theodorus of Pierre Henri Théodore werd genoemd, naar beide grootvaders en zijn stiefgrootmoeder. Als roepnaam werd Pierre gebruikt, maar ook Piet.
Ten tijde van de Belgische Revolutie in 1830 is de gehele familie terugverhuisd naar Amsterdam. Daar zijn (in ieder geval) nog vier kinderen van Jean Baptiste en Fanny geboren: Sophia Henriëtte (Sophie, 1830-1900), de kunstschilder Joseph Eduard Tétar van Elven (1832-1859), Louisa Gerarda (Louise, 1834-1915) en Sophie Françoise (1839-1839). Het gezin woonde tot mei 1857 op het adres Spinhuissteeg 16, tussen de Oudezijds Achterburgwal en de Kloveniersburgwal. Uit het register van de Nationale Militie uit 1848 blijkt dat Pierre (daarin vermeld als Petrus Hendricus Theodorus van Elven) 1.57 m lang was.
Pierre begon zijn opleiding in Amsterdam, maar vertrok naar Den Haag waar hij aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten verder studeerde. Hij vertrok rond 1853 naar Milaan. Zomer 1854 is hij samen met de kunstschilder Charles Quaedvlieg en Prinses Marianne in Napels. In 1855 woonde hij in Rome. Tussen 1856 en 1864 woonde hij in Turijn, vanaf 1859 op het adres via Finanze 4 (in 1862 vernummerd tot 19, thans via Cesare Battisti 17). In Turijn is hij op 13 mei 1856 getrouwd met Anna Maria Angela Felicita (Annette) Fumero (1831-1886). Hier werden ook drie dochters geboren: Felicina Geoanna (1857), Angela Maria Seconda (1859) en Costanza Angela (1863).
In 1858 overleed in Amsterdam na een lang ziekbed zijn moeder Fanny Noël. Een jaar later overleed ook zijn broer Eduard.
Hij is voor 1861 benoemd tot hofschilder van Victor Emanuel II van Italië.[1] en leverde enkele schilderijen die het Risorgimento ondersteunden. In 1866 vertrok hij en reisde met Tinco Lycklama à Nijeholt naar onder andere Tunesië en Turkije en die hij enkele keren portretteerde in Oosterse kledij. Lycklama reisde enkele jaren rond, van april 1865 tot oktober 1868. Het is onduidelijk hoe lang Pierre hem tijdens deze reizen vergezelde, maar uit zijn werken blijkt dat hij in ieder geval ook in Syrië, Palestina en Jeruzalem is geweest.
In 1869 werd dochter Jeanne Octavie in Parijs geboren. Vanuit Parijs kwam het gezin op 30 juli 1879 in Amsterdam wonen, op het adres Plantage Muidergracht 33. (In het Bevolkingsregister is Pierre vermeld als Petrus Hendrikus Theodorus Tetar van Elven.) Daar bleven zij wonen tot 28 september 1881, toen zij naar Italië vertrokken, waar ze volgens een Nederlands krantenbericht gingen wonen in de Villa San Lorenzo in Tremezzo aan het Comomeer.
In deze korte periode in Nederland had Pierre allereerst met zijn vader gewerkt aan de beschildering van de Wintertuin van Grand Hotel Krasnapolsky in Amsterdam. Deze schilderingen gaven "een aanschouwelijk beeld van de Schilder-, Dicht- en Toonkunst, onder de schutse der Nederlandsche maagd, die het Rijkswapen omklemd houdt". De bloemstukken en de medaillons in de Biljartkamer werden beschilderd door Marie Tétar van Elven, die in de kranten werd omschreven als de jeugdige dochter van de schilder. Dit zou Pierre's dochter Angela Maria Seconda kunnen zijn, maar wellicht ook zijn nicht Maria Henriëtte (Marie) Tétar van Elven, de dochter van zijn overleden oom Cornelis Tétar van Elven, die eveneens in Amsterdam woonde. De Wintertuin werd op 13 juli 1880 ingewijd.
Een tweede belangrijk werk uit deze periode - eveneens samen met zijn vader - was het panorama Het beleg van Haarlem in 1572 en 1573 in het Panoramagebouw nabij Artis. Tijdens een bezoek van de koningin van Zweden Sophia van Nassau en de prins en prinses van Wied Marie der Nederlanden aan het Panoramagebouw werden zij begeleid door Pierre. Dit gebouw is in 1935 gesloopt. Het panoramadoek is lange tijd abusievelijk toegeschreven aan Pierre's oom Paul Tétar van Elven. Ook thans worden werken regelmatig aan de verkeerde P. Tétar van Elven toegeschreven.
In 1885 woonde Pierre in Rome. Voor het einde van de eeuw keerde hij terug naar Milaan. Toen zijn oom Paul in 1896 stierf verscheen in de kranten een bericht dat ten onrechte als zijn belangrijkste werken enkele schilderijen waren genoemd die waren gemaakt door Pierre die in Milaan woonde. Zijn aanwezigheid hier is onder andere bevestigd door de schilderijen "Vrouwen op de boerderij" uit 1898 en "De Duomo gezien vanuit de Corsia dei Servi" uit 1901. Dit laatste werk heeft een prominente plek in de Gallerie d'Italia in Milaan.
Hij stierf in Milaan in 1908. Zijn grafmonument bestaande uit een zuil met een buste is te vinden in de rechter vleugel van de galerij bij de ingang van het Cimitero Monumentale di Milano. Ook zijn echtgenote Anna Maria Fumero is op de zuil vermeld.
Zijn werken hangen in allerlei musea en paleizen ter wereld, zoals in Milaan, Genua en Turijn, Stockholm, Lissabon, Parijs, Washington en San Marino, en ook in de woning van zijn oom Paul, thans Museum Paul Tetar van Elven in Delft.
Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]Bronnen
[bewerken | brontekst bewerken]- L.J. Noordhoff, 'De kunstschilder Paul Tetar van Elven en zijn naaste familie', De Nederlandsche Leeuw 114 (1997), kol. 47-60
- RKD