Piet Hein (schip, 1937)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Piet Hein
Piet Hein
Geschiedenis
Werf N.V. Amsterdamsche Scheepswerf G. de Vries Lentsch jr., Amsterdam
Kiellegging 25 maart 1937
Tewaterlating 14 augustus 1937
Gedoopt 1937
Datum oplevering 28 augustus 1937
Eigenaren
Eigenaar 1997 Stichting instandhouding "Piet Hein"
Charteraar 1985 Stichting tot exploitatie van de "Piet Hein"
Vroegere eigenaren 1937 Juliana der Nederlanden
Algemene kenmerken
Lengte 31.33 m (LWL): 29.26 m
Breedte 5,5 m
Diepgang 1,54 m
Deplacement 112 ton
Tonnenmaat GRT 151 NET 68
Voortstuwing en vermogen 1937 2x 8 cil Stork Ganz diesel elk 160 pk bij 700 rpm
1969 2x DAF Diesels Type DK 1160M van 210 PK elk
Boegschroef 1996
Vaart 11 kn
ENI-nummer 02717380
Opmerkingen 1962 voorzien van Denny Brown stabilisatoren
Portaal  Portaalicoon   Maritiem

De Piet Hein is een varend monument en was het koninklijk jacht van kroonprinses en later koningin Juliana der Nederlanden. Het is vernoemd naar de 17e-eeuwse Nederlandse zeevaarder Piet Hein. De Piet Hein werd in 1937 aangeboden als nationaal geschenk aan kroonprinses Juliana en haar echtgenoot prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld ter gelegenheid van hun huwelijk, met als wens: Dit schip zal u voeren tot het karakteristieke schoon van Nederland, dat aan het water in de eerste plaats te vinden is. Rotterdam is de huidige thuishaven van de Piet Hein. Er worden vaartochten met het schip gehouden.[1]

De bouw[bewerken | brontekst bewerken]

Al voor de verloving werd een comité ingesteld met de taak geld in te zamelen voor het nationaal huwelijksgeschenk. Het moest in overleg met het paar een motorjacht worden dat geschikt moest zijn voor het bevaren van de Nederlandse binnenwateren. Formeel werd het geschenk aanvaard op 29 december 1936, door het aanbieden van een oorkonde door mr. L.J.A. Trip, president van de Nederlandsche Bank en voorzitter van het uitvoerend comité.

Een ingestelde technische commissie stelde de afmetingen van het jacht vast en bood een voorlopig plan met de benodigde gegevens aan Ingenieursbureau voor de scheepsbouw H.W. de Voogt. Om het mogelijk te maken om de lage bruggen te kunnen passeren werd de bovenste rand van de schoorsteen afneembaar en de mast strijkbaar gemaakt. Daarvoor kon ook de stand van de davits worden aangepast. Het werd ontworpen voor het verblijf van maximaal zes personen met een bemanning van vijf personen. Het interieur werd ontworpen door ir. S. van Ravesteyn. Het werd uitgevoerd door Koninklijke Nederlandse Meubelfabriek H.P. Mutters & Zn N.V., die het meubilair leverde en ook het ontwerp voor het slaapvertrek, de badkamer en de twee gastenhutten maakte. Dat werd weer uitgevoerd door de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij. De rest werd door de werf zelf gedaan.

Er werd een schaalmodel van het ontwerp gemaakt (1:6,25) dat werd beproefd bij het Nederlandsch Scheepsbouwkundig Proefstation in Wageningen. De opdracht voor de bouw werd verstrekt aan N.V. Amsterdamsche Scheepswerf G. de Vries Lentsch jr., Amsterdam. De werf bouwde het schip in modulen, die aaneen werden geklonken nadat de zes waterdichte schotten op de kiel waren gemonteerd.

Na de tewaterlating van de helling werd op 21 augustus 1937 een begin gemaakt met de proeftochten op het IJsselmeer en de Waddenzee. Het schip werd 28 augustus 1937, liggende bij Pampus, overgedragen aan de nieuwe eigenaren. De thuishaven werd de jachthaven van de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging in Muiden.

In de oorlogsjaren werd het jacht gevorderd door de bezetter, naar Duitsland gevaren en daar ingezet als commandoschip voor de Duitse luchtmacht[2]. Na de oorlog werd het zwaarbeschadigd teruggevonden in Hamburg. Van 1960 tot 1980 werd het jaarlijks onderhoud tijdens de winterperiode gepleegd op de Rijkswerf in Den Helder.

In 1980 kwam het jacht in handen van de Stichting Piet Hein. 1985 tot 1990 kreeg het jacht een complete 'overhaal', in 1990 bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, waarbij ook het interieur onder handen werd genomen. Bij het inbouwen van de boegschroef werden ook moderne navigatiemiddelen ingebouwd. Later werd het schip voorzien van Bolidt coating, een kunststof laag over de lekkende klinknagels.

Van 2012 tot 2014 werd het jacht opnieuw gerestaureerd. Hierbij werd het grootste deel van de huidbeplating vernieuwd, waarvoor een groot deel van het interieur gedemonteerd moest worden. De werkzaamheden werden uitgevoerd door Scheepswerf Gebroeders Kooiman te Zwijndrecht.[3][4]

In dienst[bewerken | brontekst bewerken]

Meestal werden bezoeken jaarlijks tussen het noorden en het zuiden van het land afgewisseld. Er werd met een civiele bemanning gevaren, maar in het midden van de jaren 60 werd dat overgenomen door de Koninklijke Marine. Tot de Tweede Wereldoorlog werd er intensief van het schip gebruik gemaakt. In de oorlog werd de boot vanuit Amsterdam door Duitse militairen naar Noord-Duitsland gevaren. Van augustus 1940 tot 17 mei 1945 is het in gebruik geweest als commandoschip van de luftwaffe. In die periode was het schip uitgerust met geschut.

Na de oorlog werd het in min of meer redelijke staat teruggevonden in Hamburg.[5]

Enkele reizen met de familie[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele reizen na de overdracht[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Piet Hein (ship, 1937) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.