Resolutie 101 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 101
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 24 november 1953
Nr. vergadering 642
Code S/RES/101
Stemming
voor
9
onth.
2
tegen
0
Onderwerp Wapenstilstand tussen Israël en Jordanië
Beslissing Vroeg respect voor demarcatielijn en naleving wapenstilstand
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1953
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Chili Chili · Vlag van Colombia Colombia · Vlag van Denemarken Denemarken · Vlag van Griekenland (1822-1970 en 1975-1978) Griekenland · Vlag van Libanon Libanon · Vlag van Pakistan Pakistan
De commandanten van de Israëlisch-Jordaanse Wapenstilstandscommissie te Jeruzalem op 8 juni 1953.

Resolutie 100 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties was de derde van vijf resoluties in 1953. Libanon en de Sovjet-Unie kozen voor onthouding bij de stemming. De resolutie vroeg dat Israël en Jordanië het in 1949 overeengekomen staakt-het-vuren zouden naleven.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Verschillende wapenstilstanden waren van kracht tussen Israël en diens Arabische buurlanden. Zo ook met Jordanië, waarvan de Westelijke Jordaanoever deel uitmaakte. Schendingen van het staakt-het-vuren waren schering en inslag.

Begin jaren 1950 vonden ernstige gewelddadigheden plaats, het bloedbad in Qibya op de Westelijke Jordaanoever in de nacht van 14 op 15 oktober in het bijzonder. Bij deze Israëlische aanval kwamen toen 42 Palestijnen om.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad herinnerde aan de resoluties 54, 73 en 93 over de wapenstilstanden. Ook had men de rapporten van de stafchef van de VN-Bestandtoezichtsorganisatie in Palestina van 27 oktober en 9 november gezien en de verklaringen van Jordanië en Israël gehoord.

Men vond de vergeldingsactie in Qibya door Israël op 14-15 oktober en andere dergelijk acties een schending van het staakt-het-vuren en de overeengekomen akkoorden. Deze ondermijnde de kans op vrede. Israël werd opgeroepen dergelijke acties te vermijden.

Er werd opgemerkt dat de demarcatielijn (militaire grens) overschreden werd, wat vaak tot geweld leidde, en vroeg Jordanië maatregelen te nemen. Israël en Jordanië werden herinnert aan de vorige resoluties en het wapenstilstandsakkoord om geweld aan beide kanten van de demarcatielijn te voorkomen en opgeroepen om samen te werken met de lokale veiligheidsdiensten.

Men herhaalde nogmaals dat het belangrijk was dat alle partijen zich aan de wapenstilstand hielden om een definitief akkoord te bereiken. Israël en Jordanië moesten samenwerken met de stafchef van de Bestandtoezichtsorganisatie. Secretaris-generaal Dag Hammarskjöld werd gevraagd met de stafchef te bespreken hoe de Bestandtoezichtsorganisatie best met personeel en bijstand kon worden versterkt. De stafchef werd gevraagd om binnen de drie maanden aanbevelingen te doen om de wapenstilstandsakkoorden te doen naleven.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina United Nations Security Council Resolution 101 op de Engelstalige Wikisource.