Slijmprikken

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Slijmprikken
Eptatretus stoutii
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Onderstam:Vertebrata (Gewervelden)
Superklasse:Agnatha (Kaakloze vissen)
Klasse:Myxini
Orde:Myxiniformes
Familie
Myxinidae
Rafinesque, 1815
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Slijmprikken op Wikispecies Wikispecies
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De slijmprikken (Myxinidae) zijn een familie van aalvormige zeedieren. Samen met lampreien behoren slijmprikken tot de 'kaakloze vissen'[1] en vormen een zustergroep van kaakdieren. Slijmprikken zijn waarschijnlijk de vroegste nog levende gewervelden, al hebben ze alleen een schedel en slechts rudimentaire wervels en geen wervelkolom. Slijmprikken verschillen weinig met familieleden die 300 miljoen jaar geleden leefden.

Dit waterorganisme behoort tot de klasse van Myxini, ook bekend als Hyperotreti. Deze dieren scheiden een kleverig slijm af. Ze maken zichzelf schoon door zich in een knoop te wringen en zo het slijm af te schrapen.

Slijmprikken worden in Japan gegeten en van hun huid wordt in Korea aal-leer gemaakt.

Deze dieren kwamen in de belangstelling door een onderzoek naar de genetische verwantschap tussen chordadieren. Daarnaast is bekend dat het slijm vezels bevat die lijken op spinnenzijde.

Lichaamsbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Slijmprikken worden gemiddeld een halve meter lang. De grootste bekende soort is Eptatretus goliath, waarvan een exemplaar bekend is met een lengte van 127 cm. De kleinste soorten behoren tot het geslacht Myxine en hiervan zijn er enkele die niet groter dan 18 cm worden.

Slijmprikken hebben een langgerekt, aalachtig lichaam met een peddelvormige staart. Hun schedel bestaat hoofdzakelijk uit kraakbeen en tandachtige structuren uit keratine. Ze beschikken over een gesloten bloedsomloop met de laagste bloeddruk en het hoogste bloedvolume onder gewervelden. Naast het primaire hart heeft de slijmprik nog een poorthart dat bloed pompt naar de leverpoortader. Als vroege gewervelde heeft het ook al endotheel als bedekking van de bloedvaten. Daarnaast hebben slijmprikken ook een onder gewervelden uniek systeem van interne kieuwen die vervat zijn in kieuwzakjes.

De kleur van de slijmprik is sterk soortafhankelijk, variërend van roze tot blauwgrijs, al dan niet met zwarte en/of witte vlekken. De ogen zijn matig tot zwak ontwikkeld. Slijmprikken hebben geen echte vinnen. De mond van slijmprikken bevat doorgaans vele kamvormige tanden die vastzitten op een kraakbeenplaat. Ze worden gebruikt om voedsel te grijpen en het in de richting van de keelholte te stuwen.

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

Over de voortplanting van slijmprikken is nog maar weinig bekend. De geslachtsverhouding van veel soorten staat merkwaardig genoeg op 100:1 in het voordeel van de vrouwtjes. Om die reden wordt vermoed dat slijmprikken hermafrodiet zouden kunnen zijn en dat ze dus zowel een eierstok als een testikel bezitten. Tevens wordt vermoed dat in sommige gevallen de eierstok pas actief wordt nadat het dier een bepaalde leeftijd bereikt heeft, of wanneer het een bepaald signaal uit zijn omgeving opneemt.

Afhankelijk van de soort leggen deze dieren 1–2, tot 20–30 stevige eitjes. Bij sommige soorten krullen de ouderdieren zich na het leggen rond de eieren. Het is echter niet zeker of dit broedgedrag is. In tegenstelling tot lampreien kennen slijmprikken geen larvaal stadium.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn 88 soorten beschreven in 6 genera.[2][3]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]