Tachtigers

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Pompidombot (overleg | bijdragen) op 19 jul 2010 om 10:33. (Help mee met het oplossen van links naar dp's! met AWB)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De Tachtigers waren een vernieuwende beweging binnen de Nederlandse literatuur die van ca. 1880 tot 1894 bestonden en in hun werk het impressionisme en naturalisme sterk naar voren lieten komen. De Tachtigers zijn vooral van belang vanwege de vernieuwing die zij aanbrachten in de poëzie (dichtkunst). De beweging moet worden beschouwd als een late voortzetting van en tevens een sterke kritiek op de het werk uit de Romantiek, de periode er direct aan vooraf was gegaan.

Kenmerken

Het literaire impressionisme leent zich erg goed voor "mooischrijverij" en "woordkunst" (l'art pour l'art, "kunst-om-de-kunst"). In tegenstelling tot vorige generaties schrijvers schreven de Tachtigers dus vooral om louter Schoonheid te scheppen. De vele domineedichters die hen waren voorgegaan in de negentiende eeuw gebruikten hun vele huiselijke gedichten en gelegenheidspoëzie dikwijls om er een stichtelijke boodschap mee uit te dragen. Kunst was voor hen dus een soort kapstok om er een "nuttige" boodschap aan op te hangen. De Tachtigers echter schreven l'art pour l'art. Het esthetische was voor hen dus erg belangrijk.

Hun literatuur is wel het tegengestelde van geëngageerde kunst. Ze hielden zich immers niet bezig met nijpende actuele problemen; integendeel, hun persoonlijke gemoedsgesteldheid is hun belangrijkste thema, individualistische kunst dus. Kunst was volgens de leider van de Tachtigers, Willem Kloos, "de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie".

Het accent ligt minder op religieuze overgave dan op het 'aanbidden' van de schoonheid, maar voor het overige hebben de Tachtigers een aantal kenmerken met de romantici gemeen: individualisme, opstandigheid, natuurliefde. Een begrip dat van toepassing is op enkele werken van de Tachtigers is epifanie.

Onderscheidend is dat het 'nuttigheidsprincipe' wordt losgelaten: de kunst heeft bij uitstek een esthetische functie. Daarnaast streven de Tachtigers ernaar in hun dichtwerk het gebruik van clichés achterwege te laten ten gunste van oorspronkelijkheid in beeldspraak en zeggingskracht.

De bekendste Tachtigers zijn: Willem Kloos, Hélène Swarth, Albert Verwey, Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel en Herman Gorter. De jong gestorven Jacques Perk, wiens poëzie door Kloos werd uitgegeven, was voor hen het grote voorbeeld.

De Nieuwe Gids

Omdat ze hun werk moeilijk geplaatst kregen in bestaande literaire bladen zoals De Gids, richtten de Tachtigers in 1885 hun eigen tijdschrift op dat De Nieuwe Gids heette en de spreekbuis van de beweging werd. In de redactie zaten o.a. Kloos, Van Eeden, Verwey, Willem Paap, Frank van der Goes en Jacobus van Looy). Het blad is tot 1943 uitgegeven, hoewel de kwaliteit na het uiteenvallen van de Tachtigers sterk achteruit was gegaan.

Het einde van de Tachtigers

De groep kreeg al snel onderling ruzie en viel uiteen. In 1893 was Willem Kloos de enige overgebleven redacteur van De Nieuwe Gids.

Hoofdprincipes

De principes van de Beweging van Tachtig kunnen als volgt worden samengevat:

  1. estheticisme: verheerlijking van de schoonheid;
  2. l'art pour l'art: kunst om de kunst; de kunst dient geen ander doel dan kunst te zijn: "All art is quite useless" (Oscar Wilde);
  3. individualisme: kunst als de "allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie" (Willem Kloos);
  4. eenheid van vorm en inhoud: dit in tegenstelling tot het vroeger gebruikte principe dat elke uitdrukking een 'gewone' en een 'artistiek verantwoorde' vorm kon hebben;
  5. de waarneembare werkelijkheid als uitgangspunt: leidend tot realisme, naturalisme en sensitivisme (het streven om zoals Gorter het zegt "dat wat je zintuiglijk doorleefde met uitschakeling van den geest onmiddellijk te verklanken" in lyrische poëzie);
  6. daaruit logisch voortvloeiend de eis van originaliteit en het mijden van geijkte clichés.

Voorbeelden

Bekende voorbeelden van het werk van de Tachtigers zijn:

Om het estheticisme te demonstreren een citaat uit Deine Theos, een sonnet uit de Mathilde-cyclus van Jacques Perk (1879):

Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij,
Uw wil geschiede; kóme uw heerschappij;
Naast u aanbidde de aarde geen andren god!

Van Willem Kloos is wellicht de volgende dichtregel het beroemdst geworden:

Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten

Albert Verwey schreef het bekende Christus-sonnet:

O Man van Smarte met de doornenkroon,
O bleek bebloed gelaat, dat in den nacht
Gloeit als een grote, bleke vlam, - wat macht
Van eindloos lijden maakt uw beeld zo schoon.

In de sonnetten van Verwey komt "een dualisme" tot uitdrukking van "tachtiger individualisme en maatschappelijk voelen" (Jos Gielen 1939), bijv. waar hij op de ene plaats schrijft:

Ik ben een Dichter en der Schoonheid zoon

terwijl hij in een later vers schrijft:

Zoo ben ik dan de dienaar van mijn tijd geworden,
ik die mijn eigen dienaar was

Frederik van Eeden is onsterfelijk geworden door zijn De kleine Johannes. Zijn oeuvre is wellicht in bepaalde opzichten het minst typisch voor de Beweging van Tachtig.

Lodewijk van Deyssel (1864 - 1952) (pseudoniem voor Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm) schreef (vlammende) kritieken, twee romans en een boek over het leven van zijn vader Joseph Alberdingk Thijm.

Herman Gorter (1864 - 1927) publiceerde in 1889 de Mei, een gedicht in boekvorm bestaande uit drie 'zangen'. De Mei wordt aangeduid als "het ongeëvenaarde hoogtepunt in de poëzie van ‘80" (Garmt Stuiveling) en als "een schatkamer van schoonheid, onuitputtelijk als de Natuur" (Willem Kloos).

De eerste zin is erg bekend geworden:

Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht -

Gorter zal zich al snel van het sensitivisme afwenden. Hij stort zich op Spinoza (vertaalt diens Ethica in 1895), om uiteindelijk marxist te worden. Hij blijft dan overigens wel gedichten schrijven, bijvoorbeeld Pan (1912). Bekend is zijn essay Kritiek op de litteraire beweging van 1880 in Holland, verschenen in De Nieuwe Tijd, jaargang 1898-1899.

[bron?]

Externe links