Walter Rycquart

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Walter Rycquart (Antwerpen, 3 maart 1961) bouwde een carrière uit als bestuurskundige, met name in de cultuursector. Hij was zes jaar kabinetschef voor cultuur in Antwerpen, voor de toenmalige cultuurschepen Eric Antonis. Vervolgens werd Rycquart zakelijk directeur van de stedelijke musea van Brugge. Na acht jaar keerde hij terug naar Antwerpen om er departementshoofd cultuur van de Antwerpse provincie te worden. Vanuit die functie was hij ook anderhalf jaar directeur van de Antwerpse Museumstichting. In 2006 kreeg hij de prijs van "Meest Verdienstelijke Cultuurmanager van het Jaar” van de Universiteit Antwerpen.

Sinds 1 oktober 2019 is Rycquart algemeen directeur bij de vzw Natuurpunt, de landelijke vereniging voor bescherming van kwetsbare en bedreigde natuur in Vlaanderen.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Academische loopbaan[bewerken | brontekst bewerken]

Rycquart doorliep het secundair onderwijs aan het Koninklijk Atheneum Antwerpen. In 1990 behaalde hij het masterdiploma Bestuurswetenschappen aan het Provinciaal Hoger Instituut (Antwerpen). In de daaropvolgende jaren bekwaamde hij zich verder in “Overheidsmanagement & Bestuurskunde” (1994) en “Management voor Lokale Besturen” (1998), allebei aan de Universiteit Antwerpen (UA). In 2000 voltooide hij de studie “Cultuurmanagement” (eveneens UA, faculteit TEW).

Professionele loopbaan[bewerken | brontekst bewerken]

In 1995 startte Eric Antonis, voormalig intendant van “Antwerpen ’93” (Culturele Hoofdstad van Europa), zijn bewind als Schepen voor Cultuur, Bibliotheken en Monumentenzorg. Rycquart werd aangezocht als kabinetschef. Onder diens leiding werden zowel de stedelijke theaters als culturele centra, bibliotheken en musea ingrijpend hervormd.[1]

In 2001 vertrok Rycquart naar Brugge, waar hij zakelijk directeur van de stedelijke musea werd. Hij overzag, in die functie, o.a. de inbreng van de stedelijke musea in het totaalproject “Brugge Culturele Hoofdstad van Europa 2002”. Onder zijn bewind zagen gelegenheidstentoonstellingen rond Vlaamse Primitieven als Jan Van Eyck (2002)[2] en Hans Memling (2005)[3], maar ook graffitiprojecten als “Young Primitives” (2003)[4] het levenslicht.   

In Brugge focuste Rycquart met succes op tot dan toe eerder onderbelichte aspecten van de museale werking, zoals merchandising (museumwinkels) en publiekswerking (doelgroepenbeleid e.d.). In 2006 werd hij bekroond met de prijs voor de “Meest Verdienstelijke Cultuurmanager van het Jaar” namens de Universiteit Antwerpen (Fonds Bilsen).

In 2009 trok Rycquart opnieuw naar Antwerpen, en werd er provinciaal departementshoofd voor cultuur. In het portfolio van dat departement zaten onder meer de Arenbergschouwburg, cultuurhuis de Warande, het Fotomuseum, het Diamantmuseum, het Zilvermuseum-Sterckshof, Kasteel d’Ursel, openluchttheater Rivierenhof, en het Architectuurarchief; naast de provinciale kunstcollectie, de Dienst Erfgoed, en de diverse provinciale bibliotheken. Rycquart verwezenlijkte er de verdere hervorming van deze culturele instellingen naar autonome provinciebedrijven, waarbij de consolidatie van de inhoudelijke vrijheid gekoppeld werd aan een relevante en effectieve werkingsautonomie.[5] Orgelpunt daarin was het verenigen van de drie provinciale musea DIVA (het nieuwe diamant- en zilvermuseum), FOMU (het Fotomuseum) en MoMu (het Modemuseum) in “De Museumstichting” (stichting van openbaar nut) teneinde de transitie naar een stedelijk beleid (stad Antwerpen) mogelijk te maken, als gevolg van de afslanking van de provinciale bevoegdheden.[6]

In 2019, echter, hield Rycquart het culturele werkveld voor bekeken en werd hij algemeen directeur bij vzw Natuurpunt; de landelijke, onafhankelijke vrijwilligersvereniging (circa 133.000 leden) die tot doel heeft de kwetsbare en bedreigde natuur in Vlaanderen te beschermen, en in die hoedanigheid meer dan 26.000 hectare Vlaamse natuur in 500 verschillende natuurgebieden beheert – een functie die hij sinds 1 oktober van dat jaar tot op heden vervult.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]