Variatiecoëfficiënt

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

In de statistiek wordt de variatiecoëfficiënt gebruikt als relatieve spreidingsmaat, wat inhoudt dat de spreiding gemeten wordt ten opzichte van de verwachtingswaarde of het gemiddelde. De variatiecoëfficiënt is zowel gedefinieerd voor een steekproef als voor een populatie.

Definitie[bewerken | brontekst bewerken]

Populatie[bewerken | brontekst bewerken]

Voor een populatie of kansverdeling met populatiegemiddelde (verwachtingswaarde) en (populatie)standaardafwijking , is de variatiecoëfficiënt gedefinieerd als

Steekproef[bewerken | brontekst bewerken]

Voor een steekproef met steekproefgemiddelde en (steekproef)standaardafwijking , is de (steekproef)variatiecoëfficiënt gedefinieerd als

Voorbeeld[bewerken | brontekst bewerken]

Stel als steekproef zijn de uitkomsten 1, 2, 4, 4 en 9 gevonden. Het gemiddelde in de steekproef is

en de (steekproef)standaardafwijking is

De variatiecoëfficiënt is dus:

Worden alle waarnemingen met een factor 2 vermenigvuldigd, dan is het nieuwe gemiddelde gelijk aan 8 en de nieuwe standaardafwijking 6,16. Hoewel de spreiding in de nieuwe data een factor 2 groter is geworden, is de variatiecoëfficiënt, de relatieve spreiding ten opzichte van het gemiddelde, gelijk gebleven.

Toepassing[bewerken | brontekst bewerken]

De variatiecoëfficiënt is dimensieloos en kan dus goed gebruikt worden om verschillende populaties te vergelijken, zeker wanneer deze populaties sterk uiteenlopende gemiddelden hebben. De variatiecoëfficiënt is in feite een maat voor relatieve spreiding: hij meet de mate van spreiding, via de standaardafwijking, maar relatief ten opzichte van de gemiddelde ligging van de waarden.