Chlamys islandica

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Chlamys islandica
Chlamys islandica
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Mollusca (Weekdieren)
Klasse:Bivalvia (Tweekleppigen)
Orde:Pectinida
Familie:Pectinidae (Mantels)
Geslacht:Chlamys
Soort
Chlamys islandica
(O. F. Müller, 1776)
Originele combinatie
Pecten islandicus
Synoniemen
  • Chlamys costellata Verrill & Bush in Verrill, 1897
  • Ostrea cinnabarina Born, 1778
  • Ostrea cinnabrina Born, 1780
  • Pecten fabricii Philippi, 1844
  • Pecten pealeii Conrad, 1831
  • Pecten peslei Lucas, 1979
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Chlamys islandica is een tweekleppigensoort uit de familie van de Pectinidae.[1] De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1776 voor het eerst geldig gepubliceerd door Otto Friedrich Müller.[2]

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

De Chlamys islandica is zeer variabel van kleur en kan een grootte van 14 cm bereiken. De schelp heeft 50 tot 132 fijne ribben en is 60 tot 116 mm lang. De ribben worden gekruist door concentrische groeilijnen; op de kruispunten kunnen fijne schubben zitten. De oppervlakken van de kleppen worden vaak bevolkt door zeepokken van het geslacht Balanus.

De soort wordt sinds 1985 intensief commercieel bevist in Noorwegen en sinds 1969 in IJsland.[3] In 1986 werd het maximum op 12.700 ton in IJsland aangevoerd. Het jaarlijkse vangstniveau stabiliseerde zich later op ongeveer 8.000 tot 9.000 ton. Sinds 2000 zijn de voorraden echter sterk gedaald. In 2003 bedroeg de aangevoerde hoeveelheid slechts 800 ton. De daling is echter niet te wijten aan overbevissing, aangezien de grootste daling deed zich voor in een gebied waar helemaal niet op deze soort werd gevist. De oorzaken zijn te vinden in de constant stijgende zeetemperaturen.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

De Chlamys islandica komt voor aan beide zijden van de noord-Atlantische Oceaan. In het noordwesten strekt het zich uit van Groenland tot Massachusetts en in het noordoosten van Noorwegen en IJsland tot de Faeröer. Zijn schelp kan verder naar het zuiden worden gevonden, inclusief de Britse Eilanden, als subfossiele overblijfselen. Deze soort hecht zich vast aan harde oppervlakken zoals rotsen en is te vinden vanaf het intergetijdengebied tot een diepte van 200 meter.

Zie de categorie Chlamys islandica van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.