Führerreserve

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Führerreserve (vertaald: Officiersreserve) was tijdens de Tweede Wereldoorlog een groep van functieloze militaire officieren (führer), die - in ieder geval formeel - op een nieuw commando zaten te wachten.

De opperbevelen van de verschillende krijgsmachtdelen, de legergroepen (Heeresgruppe) en legers (Armee), hadden elk hun Führerreserve, waarover men naar eigen goeddunken kon beschikken. In de tweede helft van de oorlog kwamen er steeds meer officieren in terecht die als politiek onbetrouwbaar of militair onkundig werden gezien. De leden in het Führerreserve moesten op hun toegewezen stationering verblijven en ter beschikking van hun meerdere staan, maar mochten geen bevelsfuncties uitoefenen. Dit kwam neer op een tijdelijke pensionering met behoud van wedde.

De duur van het verblijf in de reserve kon variëren van enkele dagen (Helmuth Weidling), maanden (Walter Model) tot meerdere jaren (Walther von Brauchitsch), dit nadat het besluit was genomen de desbetreffende officier niet meer in te zetten, maar ook niet te ontslaan.

De Waffen-SS-officieren kwam ook in de Führerreserve terecht, alleen deze viel onder de verantwoording van het SS-Führungshauptamt.

Voorbeelden van officieren in de Führerreserve[bewerken | brontekst bewerken]

  • Kolonel-generaal Franz Halder was het hoofd van het Oberkommando des Heeres (OKH), en plande militaire operaties van 1939 tot 1941. In 1942 werd hij ontslagen en overgeplaatst naar de Führerreserve. Na de aanslag van 20 juli 1944 op Hitler kwam zijn betrokkenheid bij een samenzwering uit 1938 aan het licht, en werd hij gearresteerd en in concentratiekamp Flossenbürg gevangengezet; Amerikaanse troepen bevrijdden hem in mei 1945.