Gebruiker:Amire80/Rachel Harel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Rachel Roos (13 april 1923 – 16 november 1989) was lid van het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze ontving de Medal of Freedom van de Verenigde Staten van Amerika en de George Medaille van het Verenigd Koninkrijk.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Rachel Roos werd in Rotterdam geboren, tien jaar na haar oudste broer. Op tweejarige leeftijd kreeg zij roodvonk, in die tijd een zeer gevaarlijke en besmettelijke ziekte, en werd ze opgenomen in een ziekenhuis onder quarantaine. Omdat ze nog niet in staat was haar wensen woordelijk kenbaar te maken en steeds “die, die” zei, werd ze door de verpleegsters Didi genoemd, een bijnaam die ze haar hele leven zou houden.

Toen zij vier jaar was stierf haar vader, en drie jaar later trad haar moeder met Louis Strauss in het huwelijk. Zowel hij als haar moeder waren van mening dat Rachel, na afrondvan de basisschool, mee zou moeten werken aan de verdiensten van de familie.[1] Ze vocht er echter voor om naar de middelbare school te gaan en toen de directrice van de school dat te weten kwam, kwam ze haar te hulp. Dankzij gratis bijlessen kon ze de school afmaken en kon ze voor kleuteronderwijzeres studeren.[2]

Marcel Hertz, die zijn studie architectuur op 24 maart 1940 afrondde, ontmoette zij voor het eerst op een Poerimfeest[3] voor de fondsenwerving voor vluchtelingen uit Duitsland die naar Nederland waren gekomen. Het paar verloofde zich in augustus 1941.[4] Na augustus 1942 doken ze allebei apart onder bij familie van Martha, de dienstbode van de familie Hertz, en later op andere plaatsen.[5] Zo was Rachel Roos bijvoorbeeld samen met haar moeder ondergedoken bij een familie waar ook de ouders van Marcel onderdak gevonden hadden.[6] In maart 1943 kregen de onderduikers vervalste identiteitsbewijzen en distributiekaarten voor voedsel en andere levensbehoeften.[7]

Lid van het Verzet en haar activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Rachel, die zich voor niet-joods uitgaf, sloot zich aan bij de ondergrondse en werd tewerk gesteld als koerierster van Bill Wildeboer, commandant van de Ondergrondse Verzetsgroep in het gebied van Ede.[8] In mei 1943 sloot deze groep zich aan bij drie andere groepen die in die buurt actief waren in Bennekom, Lunteren en Ederveen.

Het was Rachels taak het contact te onderhouden tussen de commandanten van de ondergrondse en de activisten, die voornamelijk plaatsen voor Joodse onderduikers zochten en voor diegenen die geen verklaring van solidariteit met de Duitsers wilden afleggen. Zij reed op haar fiets van dorp naar dorp als boerin van die streek. In augustus 1944, toen de verzetsgroepen zich verenigden in de Binnenlandse Strijdkrachten, kreeg Rachel meer werk te doen en nam ze ook deel aan andere niet-gewelddadige activiteiten, met de bedoeling de officiële instructies van de Duitsers te dwarsbomen door ze te verdraaien. [9]

Haar activiteiten bij de slag om Arnhem[bewerken | brontekst bewerken]

Na de slag om Arnhem (17 september 1944) bleven veel geallieerde soldaten steken achter de Duitse linies, gedeeltelijk gewond en zonder uitrusting en voedsel. De verzetsgroepen hielpen mee om deze soldaten te verbergen en te verzorgen, en ze zelfs de Rijn over te zetten om zich weer bij hun troepen te voegen. Ook Rachel nam deel aan deze activiteiten naast haar andere taken, die voornamelijk bestonden uit het koken en verzorgen van gewonden, en nu werkte ze ook mee als koerierster voor het overzetten van de soldaten over de Rijn om zich weer bij hun troepen te voegen.

In Duitse gevangenschap en vlucht[bewerken | brontekst bewerken]

Op 17 november werd ze door de Duitsers opgepakt nadat één van de leden van de verzetsgroep, die opgepakt en gemarteld was, informatie over haar gegeven had. Tijdens haar gevangenname slaagde ze erin de brieven van de commandant van de ondergrondse verzetsgroep, die ze bij zich had, te vernietigen en slaagde er ook in de Duitse veiligheidspolitie ervan te overtuigen dat ze iemand zou ontmoeten op een openbare plaats. Maar haar poging tot ontvluchten slaagde niet. Ze werd in haar been geschoten en naar het regionale hoofdkwartier van de Duitse veiligheidspolitie in Apeldoorn getransporteerd.[10]

Een gevangene die zich ook daar bevond, beschreef de aankomst van Rachel Roos als volgt:

“Ik zit in de vrouwenafdeling van de gevangenis voor politieke gevangenen in Apeldoorn. Aan de ene kant van de gang zijn cellen van ieder twee-en-een-half bij drie meter en in iedere cel liggen zes vrouwen op strozakken. De smalle gang waar de cellen op uitkomen is ook stevig vergrendeld. Een paar weken geleden werd ik opgepakt in Gaanderen, niet ver van de Veluwe. Er zijn hier vier bewakers…

Plotseling verdwijnt een bewaker in looppas en komt na een paar minuten helemaal opgewonden terug. Wij allen moeten ons tegen de muur van de gang opstellen en zien wie er doorheen komt. Hij zwaait met zijn armen en verspreekt zich steeds uit opgewondenheid.

“Zo’n heks, door haar schuld hebben ze een huis in brand gestoken, zo’n slecht mens”.[11]

Wij staan dicht bij de deur wanneer de armzalige optocht aan ons voorbij trekt: een heel jonge vrouw, wier gezicht bijna niet te herkennen is vanwege de blauwe plekken en de zwellingen door de klappen die ze had gekregen, haar donkere ogen zijn opgezwollen tot spleetjes, haar benen zijn bedekt met verband, waarschijnlijk wegens schietwonden. Twee politieagenten van de veiligheidsdienst slepen haar voort met een opgewonden en wraakzuchtige uitdrukking op hun gezicht. …. De hele tijd waren we bezig geweest met ons eigen leed, en nu werd zo’n jong meisje met een gewond been en een opgezwollen gezicht naar binnen gesleept, en achter haar sloop geruisloos mee het schrikbeeld met de naam “marteling”.

De volgende dag kwamen twee vrouwen haar uit haar cel slepen, omdat ze zelf niet naar het kantoor kon lopen om ondervraagd te worden.

In de gevangenis werd haar door de schietwonden verwond been enigszins verbonden. Ze kreeg geen betere ligplaats dan wij en steeds weer werd ze meegenomen ter ondervraging. Daar werd ze geslagen omdat ze namen wilden hebben.”[12]

Ondanks de erge martelingen heeft ze haar vrienden niet verraden. Omdat haar joodse wortels niet bekend waren en ook omdat haar verbondenheid met het verzet niet bewezen was, werd ze niet ter dood veroordeeld. Na drie maanden in gevangenschap en met het voortschrijden van de geallieerden in Nederland, werd ze in maart 1945 samen met andere gevangenen van Apeldoorn overgebracht naar het doorgangskamp Westerbork in Drente. Van daaruit werden 107,000 Nederlandse Joden per trein naar de vernietigingskampen in Polen gedeporteerd, voornamelijk naar Auschwitz en Sobibor. In maart waren er bijna geen Joden meer in Nederland. Rachel Roos werd in een barak met andere politieke gevangenen geplaatst, allen vrouwen.[13]

In het kamp, dat in die tijd voornamelijk als werkkamp gebruikt werd voor zowel mannelijke als vrouwelijke politieke gevangenen omdat er bijna geen joden meer waren, waren de omstandigheden heel zwaar. Ze moesten batterijen uit elkaar halen en het voedsel was bijzonder schaars.

Begin april, toen de kanonnen van de geallieerden al te horen waren, begonnen de SS-ers hun terugkeer naar Duitsland voor te bereiden en moesten de jonge vrouwen te voet een moeilijke weg afleggen. Tijdens de tweede nacht slaagde ze erin te vluchten en vond onderdak bij een boer.[14] De volgende dag hoorde ze dat Nederland bevrijd was. Ze besloot niet op de bevrijders te wachten, die nog niet naar het dorp waren gekomen, en ging op weg naar Lunteren. Daar ontmoette ze haar verloofde, Marcel Hertz, en later ook haar moeder.

Huwelijk en uitreiking van medailles[bewerken | brontekst bewerken]

Op 9 mei vond het burgerlijk huwelijk van Rachel Roos en Marcel Hertz plaats in het stadhuis van Ede. Leden van de ondergrondse verzetsgroep die de oorlog overleefd hadden waren aanwezig bij het huwelijk, en de commandant van de Ondergrondse roemde in zijn zegenwens het feit dat Rachel Roos de martelingen had doorstaan en was blijven zwijgen, wat zijn leven en dat van andere leden van de ondergrond had gered.[15]

In augustus 1945 huwden Rachel en Marcel Hertz opnieuw, deze keer met een Joodse huwelijksinzegening door de Rabbijn van Rotterdam die zich toen in Utrecht bevond.[16] De oudste zoon van Rachel en Marcel werd in april 1946 geboren. In september 1946 verhuisde de familie naar Rotterdam, waar Marcel werk vond en een vergunning kreeg in de stad te wonen.

Op 21 november 1946 vond in het Tropenmuseum in Amsterdam een plechtige ceremonie plaats waarbij de Amerikaanse ambassadeur, Stanley E. Hornbeck aan Rachel Hertz-Roos de presidentiële Medaille van Vrijheid (Medal of Freedom) met de bronzen palm toekende. Bij de plechtigheid waren ook de minister-president van Nederland Willem Drees, de ministers van welvaart en marine, de burgemeester van Amsterdam d'Ailly, de militaire attaché van Engeland en vertegenwoordigers van het grootste deel van het corps diplomatique. Samen met Rachel kregen ook andere verzetsstrijders een medaille.

Naast de medaille kreeg Rachel ook een onderscheiding met de volgende tekst in het Engels, hier vertaald naar het Nederlands:

"Rachel H. Roos, Nederlands staatsburger, voor uitzonderlijk verdienstelijke prestatie die de Verenigde Staten heeft geholpen de oorlog tegen de vijand in Europa van april 1945 tot mei 1945 voort te zetten. Ze onderscheidde zich door haar moed, haar vastberadenheid en haar vindingrijkheid bij de uitvoering van gevaarlijke opdrachten. Met volledig negeren van haar persoonlijke veiligheid en met ontembare energie was zij actief in een ondergrondse verzetbeweging en verleende zij materiële hulp bij de ontvluchting en ontsnapping van geallieerde vliegeniers. Na gevangen te zijn genomen door de Gestapo weigerde ze, ten koste van groot persoonlijk leed, essentiële informatie te geven, waardoor zij de hoogste achting en erkenning van de Geallieerde Naties verdient." [17]

In augustus 1947 vond in Ede de ceremonie van de onthulling van het mausoleum plaats, waar 43 verzetsstrijders hun laatste rustplaats vonden. Rachel met nog drie andere koeriersters vormden de erewacht, en kregen van Prins Bernhard, die tijdens de oorlog commandant was van de Binnenlandse Strijdkrachten, de Nederlandse vlag die voor de onthulling gebruikt was.[18]

In juni 1948 werd een tweede zoon geboren. In oktober 1948 werd Rachel uitgenodigd voor een ceremonie in de ambassade van het Verenigd Koninkrijk, waar zij de Medaille van de Koning (King’s Medal) voor moed voor de vrijheid in ontvangst mocht nemen. De medaille werd haar overhandigd door de Britse ambassadeur uit naam van Koning George VI.[19]

Het echtpaar Hertz was in die tijd actief in de hernieuwde opbouw van de Joodse gemeenschap in Rotterdam.

Immigratie naar Israël en activiteiten bij WIZO[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1950 immigreerden Rachel, Marcel en hun twee kinderen naar Israël, en gingen rechtstreeks naar Beit Hashita, een kibboets in het noorden van het land.[20]

Na hun immigratie veranderde Marcel Hertz zijn naam in de Hebreeuwse naam Moshe Harel. Later verhuisde de familie naar Holon, een stad toen in opbouw ten zuiden van Tel-Aviv, waar in 1954 een derde zoon werd geboren. In 1956 werd Rachel lid van WIZO Tel-Aviv, en toen de familie naar Herzliya verhuisde, iets ten noorden van Tel-Aviv, voegde Rachel zich bij de WIZO afdeling daar. Ze was ook actief in de Rotaryclub, de organisatie voor kinderen met hersenletsel, en leidde kleuterleidsters op voor de begeleiding van probleemkinderen volgens het Montessorisysteem, waarin zij zich in Nederland gespecialiseerd had.[21] Bovendien had zij geld ingezameld om zieke kinderen naar een zomerkamp in Zwitserland te sturen.

Over haar belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog vertelde zij voor het eerst 40 jaar na de oorlog, in 1983, tijdens een conventie van Engels sprekende WIZO-leden. Haar verhaal is in zijn geheel te zien op het internet, zowel de tekst als de film, die haar zoon Shmuel Harel bij de tekst gevoegd heeft.

Rachel Harel-Roos stierf in maart 1989, na terugkeer van de ceremonie waar aan de familie waar zij ondergedoken was het ereteken van “Rechtvaardigen onder de Volkeren” toegekend werd.

Referenties en voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Moshe Harel: Metamorfoses, Marcel, Rienus, Moshe, Uitg. Gal Or, Tel-Aviv (2001), p. 65
  2. Daar, p. 69-70
  3. Poerim: Joodse feestdag ter herdenking van het feit dat de Joden tijdens de Perzische overheersing (5e eeuw voor de jaartelling) hun geplande vernietiging verijdelden, als beschreven in het boek Esther.
  4. Daar, p. 88
  5. Daar, p. 102
  6. Daar, p. 127
  7. Daar, p. 145
  8. Daar, p. 159
  9. Daar, p. 162
  10. Daar, p. 179
  11. Daar, p. 183-184
  12. Daar, p. 184
  13. Daar, p. 207
  14. Daar, p. 209
  15. Daar, p. 217
  16. Daar, p. 225
  17. Daar, p. 244-245
  18. Daar, p. 252
  19. Daar, p. 258
  20. Daar, p. 269
  21. Bamat Ha’isha, orgaan van Wizo 1990