Gebruiker:EvaZenderPZ/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Drie Egypten[bewerken | brontekst bewerken]

'Drie Egypten' is een voormalige hoeveafspanning of herberg en is sinds 1642 gelegen langs de Drie Egyptenbaan, de hoofdweg die Geraardsbergen en Ninove met Brussel verbindt. Het is het oudste stenen huis van Gooik. Vroeger konden reizigers hier iets eten en bedevaarders die het Heilige Kruis van De Woestijn of de Woestijnkapel kwamen bezichtigen, konden er overnachten.

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

In de volksmond wordt dit huis tot op vandaag ’t Zjiept’ genoemd. Er bestaan verschillende legenden die de naam ‘zjiept’ mogelijks kunnen verklaren. ‘Zjiepten’ zou volgens de eerste verklaring kunnen komen van ‘zjiepenèssen’, dit zijn zigeunervrouwen, die  dan met z’n drieën de herberg uitbaatten.

Een tweede mogelijke verklaring luidt: ‘zjiepten’ waren een soort kleine imaginaire wezentjes zoals kabouters en feeën. Zij verbleven in de herberg en knapten allerlei klusjes op bij mensen zoals de vloer schrobben, de afwas doen, schoenen poetsen… Ze hadden een grondige hekel aan iedereen die slechte bedoelingen had of oneerlijk was.  Zo vertelt de legende dat hier ooit een boer woonde die vaak op een oneerlijke manier zijn geld verdiende. In de oogsttijd stal hij schoven graan van de velden in de buurt om ze vervolgen in zijn eigen schuur op te slaan.  Toen de ‘zjiepten’ dit zagen, haalden ze dubbel zoveel schoven bij de boer weg. Hoe meer schoven hij stal, hoe minder hij  er uiteindelijk zelf overhield.[1]


Welke verklaring klinkt het meest aannemelijk?

‘Drie Egypten’ is de volkse vernederlandsing van ‘drie zijpen’. Een zijp klinkt in het Gooiks dialect als ‘zép’ en betekent geul of groebe. In Neigembos, dat zich achter het huis uitstrekt, zijn er inderdaad drie geulen, meer specifiek gletsjergeulen uitgespoeld in de laatste ijstijd. De 't' die werd toegevoegd in ‘zjiept’ maakt er op die manier een plaatsnaam van zoals in Hasselt, Herent, Kermt… ‘Drie Egypten’ verwijst dus hoogstwaarschijnlijk naar de drie geulen gelegen in Neigembos.[2]

Architectuur[bewerken | brontekst bewerken]

Drie Egypten

Het hoofdgebouw is duidelijk opgetrokken in Vlaamse Renaissancestijl evenals de trapgevels. Aan de straatzijde is het domein afgesloten met een hek en een haagkant. De woning heeft een leien zadeldak. In de gevel zitten vierhoekige raamopeningen en een rondboogdeur. De woning heeft trapzijgevels. In het lagergelegen bijgebouw bevindt zich een rechthoekige poort. Dit gebouwtje heeft een pannen dak. Aan de andere zijde van de woning staat een bakstenen bijgebouw.[3][4]

  1. Bijdragen tot de Gooikse Geschiedenis.
  2. Heemkunde-gooik.
  3. Inventaris onroerend erfgoed.
  4. De Maegd & Van Aerschot, 1975: Inventaris van het Cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde..


De Cam (Gooik)[bewerken | brontekst bewerken]

De Cam (ook: De Oude Cam) is een ontmoetingscentrum gelegen te Gooik. Het omvat een volkscafé, volksinstrumentenmuseum, geuzestekerij, polyvalente zaal en twee vergaderlokalen. Zowel de dienst Socioculturele Zaken als een afdeling van de dienst Burgerzaken is er gehuisvest.[1]

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

Cam is afgeleid van Cambe of Camme, een Middelnederlands woord voor brouwerij.[2] 'Cam' zou kunnen verwijzen naar een kamvormig instrument dat gebruikt werd bij het roeren of een kamvormig hangijzer waarmee de brouwketel boven de haard werd gehangen.

Er wordt soms gesproken van De Oude Cam vanwege De Nieuwe Cam, een naburige hoeve waar eveneens vroeger een brouwerij was.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds in 1515 wordt er gesproken van de boerderij-brouwerij "des Heeres Landcamme".[3]

De residentie werd opgetrokken in 1742 door baron Lancelot Ignace van Gottignies en gebruikt als zomerverblijf tot 1786 . Hij was de laatste heer van Gooik en behoorde tot de familie de Gottignies, een adellijke familie die deel uitmaakten van de zeven geslachten van Brussel. De residentie beschikte over een brouwerij, paardenstal en stokerij.[4]

Men kon ook lang de schepenbank op dit adres vinden. Er werd indertijd gebruik gemaakt van de 'versterkte kamer' om belangrijke documenten en geld te bewaren. De eerste burgemeester van Gooik verbleef ook destijds in de vierkantshoeve. Het gebouw behield zijn functie als gemeentehuis tot 1856 wanneer het nieuwe gemeentehuis werd gebouwd in de Koekoekstraat. Naderhand vervulde het zijn functie als boerderij en handel in bouwmaterialen.[5]

Sinds 1992 is het gebouw in handen van het gemeentebestuur en werd het omgebouwd tot gemeenschapscentrum.[6] Van de schuur werd een polyvalente ruimte gemaakt, de cultuurschuur. Datzelfde jaar werd er een geuzestekerij opgericht door Willem Van Herreweghen, zoon van de dichter Hubert van Herreweghen en productiedirecteur bij Palm. In 1997 werden de eerste lokale geuzes gepresenteerd.

In 2000 werd de productie overgenomen door Karel Goddeau, brouwmeester bij brouwerij Slaghmuylder.[3]

Geuzestekerij[bewerken | brontekst bewerken]

In geuzestekerij De Cam wordt er ter plaatse niet gebrouwd. Wel wordt er lambiek gebotteld of gemengd tot geuze. Karel Goddeau koopt wort van vier verschillende lambiekbrouwerijen aan en laat deze over aan spontane gisting. De jonge lambiek wordt gerijpt in meer dan 100 jaar oude, eiken vaten van het Tsjechische biermerk Pilsner Urquell. Door een proces van mengen en de spontane hergisting op de fles verkrijgt men de alombekende "Oude Geuze".[7]

Verkrijgbare bieren:[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Cam Oude Geuze 6,5% vol alc
  • De Cam Oude Kriek 7,5% vol alc
  • De Cam Oude Lambic 4,5% vol alc
  • De Cam Oude Faro 4,5% vol alc
  • De Cam Oude Framboise 6% vol alc
  • De Cam Kriekenlambiek 6% vol alc
  • De Cam Lambiek Special 6% vol alc

Architectuur[bewerken | brontekst bewerken]

Het complex bestaat uit de U-vormige voormalige brouwerij, een woonhuis, een vrijstaande brouwerijvleugel, een schuur, een stalvleugel, een formele tuin en een binnenkoer. In de authentieke oogstschuur vindt men nog steeds bogen aan de zijmuren boven de ingangsdeur, alwaar vroeger de oogstkarren binnenreden. We vinden hier ook het wapenschild van de Gottignies terug, de drie beukhamers, dat later ook de inspiratie zou vormen voor de vlag van Gooik.[8]

Externe Links[bewerken | brontekst bewerken]

De Hespendroger[bewerken | brontekst bewerken]

De Hespendroger is de naam van een standbeeld aan het gemeentehuis van Gooik. Het werk werd in 1994 vervaardigd door Rita Callebaut .

De Hespendroger

Historiek[bewerken | brontekst bewerken]

Het beeld stelt een 19e-eeuwse spekslager voor die een gedroogde ham op zijn schouder draagt. Dit is een verwijzing naar de spotnaam die de 'Gooikenaars' toegewezen kregen: 'de hespendrogers'. Gooik stond namelijk sinds lange tijd bekend voor zijn handel in ham. Ze legden de hesp, een Vlaams woord voor ham, te drogen in zout en verkochten deze op de naburige markten te Lennik en Halle. Met het beeldje, dat werd onthult in 1994, wil men eer aandoen aan deze volkse traditie en bijnaam. Twee jaar later werd er een tweede beeld aan de gemeente geschonken. Het bevindt zich in de raadzaal van het gemeentehuis en werd vervaardigd door Jacques De Dobbeleer.

De bijnaam 'Hespendroger' komt vermoedelijk van de Lennikenaars, die wel eens 'windheren' werden genoemd vanwege hun schijnbaar meerderwaardigheidscomplex. Ze woonden namelijk in de schaduw van de Heer van Gaasbeek en waren bijgevolg bewoners van de kantonhoofdplaats. Zij bekeken op hun beurt de Gooikenaars als een "gierig volkje" dat hun gedroogde, gezouten ham wilden doorverkopen.[9]

  1. GC De Cam - UiTinVlaanderen.
  2. C - Woordweter.
  3. a b Geuzestekerij De Oude Cam, Gooik - Het Huis van de Geuze.
  4. Heemkundige Kring van Gooik.
  5. Heemkundige Kring van Gooik.
  6. De Oude Cam - Boeiend België.
  7. Heemkundige Kring van Gooik.
  8. Heemkundige Kring van Gooik.
  9. Doomst, Michel, "De Hespendroger, de Drie Hamertjes", Het oude land van Edingen en omliggende, nummer 3, 2001, p. 183.

Sint-Pieterskerk (Leerbeek)[bewerken | brontekst bewerken]

De katholieke parochiekerk van Leerbeek werd gebouwd op het einde van de 18e eeuw, meer bepaald tussen 1769 en 1773. Het ontwerp werd voorzien door architect Jan Bernard Thibaut die ook instond voor de bouw van het schip en het koor van de Sint-Egidiuskerk in Groot-Bijaarden.

Architectuur[bewerken | brontekst bewerken]

Het is een homogeen, classicistisch gebouw opgetrokken uit baksteen en bestaande uit een eenbeukig, vier traveeën tellend schip, een driezijdig gesloten koor met zuidsacristie en een door verschillende bijgebouwtjes geflankeerde vierkante westtoren. Het geheel is opgetrokken uit baksteen met gebruik van arkose, de groen getinte, lokale zandsteen. Na de opheffing van het klooster werd het orgel aangekocht door de toenmalige pastoor van Leerbeek. Het gebruik van natuurleien is beperkt tot de torenhelm. De beuk en het koor kregen vermoedelijk een kunstleien bedaking bij een restauratie begin jaren 60. De houten poort dateert vermoedelijk eveneens uit een restauratiecampagne van de jaren 60.[1][2]

Meubilair[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hoofdaltaar in de vorm van een portiekaltaar met Oog Gods in driehoek en Heilige Geest in een stralenkrans, eik, 1740-1760.
  • Zijaltaar (zuid) van de Heilige Antonius met monogram van de heilige, eik, 1790-1799.
  • Zijaltaar (noord) van de Heilige Maagd Maria met monogram, eik, 1790-1799.
  • Biechtstoel met medaillon van de Heilige Petrus, eik, 1751-1799.
  • Biechtstoel met medaillon van de Goede Herder, eik, 1751-1799.
  • Fragmenten communiebank, eik, 1790-1799, verwerkt tot dienstaltaar.
  • Preekstoel met op de kuip de Heiligen Antonius Abt, Petrus en Paulus en op de trapleuning de Tafels van de Wet, eik, 1751-1799.
  • Lambrisering in koor, eik, 1751-1799.
  • Doksaal met bloemmotieven, eik, 1700-1799.
  • Orgel in 1648 gebouwd door Nicolas Le Royer voor de priorij Sint-Elisabeth van de Mont Sion te Brussel met aanpassingen uit het einde van de 18de eeuw. Na de opheffing van het klooster in 1784 aangekocht door de pastoor van Leerbeek. Als één van de oudste orgels van het Pajottenland bij Koninklijk Besluit van 11 september 1979 beschermd als monument.
  • Twee vitrinekasten, waarschijnlijk oorspronkelijk biechtstoelen, 1790-1799, eik, met de reliekhouders van de Heilige Antonius en Heilige Petrus.
  • Twee kerkmeestersbanken, 1790-1799, eik.
  • Beelden: - Heilige Antonius Abt, gepolychromeerd hout, eerste helft 16de eeuw. - Triomfkruis, witgeschilderd hout, 17de eeuw.
  • Doopvont, arduin, met voetstuk, 16de eeuw en kuip, 18de eeuw.

Beschermd monument[bewerken | brontekst bewerken]

De Sint-Pieters Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

De Sint-Pieterskerk is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed[3]. Deze vaststelling is geldig sinds 08-10-2021. Het orgel werd als één van de oudste orgels van het Pajottenland bij Koninklijk besluit van 11 september 1979 en is tevens beschermd als monument.

Kerkhofmuur[bewerken | brontekst bewerken]

De Sint-Pieterskerk wordt nog grotendeels omringd met een bakstenen kerkhofmuur met hardstenen dekplaten en onderaan, gebruik van natuursteen. Ter hoogte van de toegang werd de ommuring gedeeltelijk verwijderd en vervangen door bruine betonpaaltjes. Tegen de kerkmuur vindt men enkele hardstenen graftekens: aan de noordzijde bevinden zich twee grafkruisen en de grafsteen van pastoor Winnepenninckx (1760-1840), de centrale figuur van het Stevenisme in het Pajottenland. Aan de Oost - en zuidzijde liggen de grafstenen van pastoor J.-B. Peeters (+ 1764) en van pastoor Jan Eelen (1879-1895). De kerkhofmuur werd ook geklasseerd als bouwkundig erfgoed en dit sinds 8 december 2000.

De meest waardevolle grafstenen - conform de inventaris Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium - liggen momenteel opgeslagen in de werkplaats van de technische dienst van de gemeente Gooik. Ze zijn afkomstig uit de kerk en werden nadien ingemetseld tegen de muur van een bijgebouw van de pastorie. Toen dit werd gesloopt werden de grafstenen niet meer herplaatst.

Het orgel[bewerken | brontekst bewerken]

In de kerk bevindt zich een orgel, gebouwd in 1648 door Nicolas Le Royer voor de priorij Sint-Elisabeth van de Mont Sion te Brussel. Het orgel uit 1648 werd vervaardigd door Nicolas Le Royer, familielid van d,e bekende orgelbouwersfamilie 'Le Royer'. Deze werd aangekocht door Leerbeek in 1784 wanneer de vorige eigenaar, de priorij Sint-Elisabeth op de Mont Sion in Brussel, ophield te bestaan.

  1. Verbesselt, J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, Leerbeek - Het Kestergewoud..
  2. Vrancken, J., Pajottenland, een land om lief te hebben.
  3. inventaris onroerend erfgoed - Sint-Pieterskerk Leerbeek.

Hoeve Van Reepinghens Huizeke[bewerken | brontekst bewerken]

De Hoeve Van Reepinghens Huizeke of ‘het Van Reepinghenhuizeke’, gelegen te Kester, deelgemeente van Gooik, is één van de laatste authentieke lemen huisjes uit de regio. Het wordt gebouwd in 1777 en dankt zijn naam aan de laatste bewoner, Emiel Van Reepinghen, die het huis op hoge leeftijd verlaat in 1965.

Historiek[bewerken | brontekst bewerken]

In 1966, exact een jaar later, wordt het goed eigendom van Reine Richardson, een dame van Ierse afkomst. Deze dame woont in Brussel en wil zich een buitenverblijf aanschaffen. Zij ziet in het Van Reepinghenhuizeke een landhuis met een ziel, dat tevens veel gelijkenis vertoont met de gebouwen uit haar Ierse geboortestreek. Zij wil de eigenheid van de woning bewaren – de vloeren waren onder andere onverhard en er was ook geen leidingwater of elektriciteit – en wil het in geen geval uitbouwen naar de normen van de jaren ’60. In die periode stond voornamelijk de functionaliteit van een woning voorrang op de vormgeving ervan. De volgende 37 jaar worden alleen de hoogst noodzakelijke werken uitgevoerd om het huisje in stand te houden. In de woning worden intussen landbouwwerktuigen en huishoudspullen uit de 18de, 19de en 20ste eeuw verzameld. Begin de jaren ’80 vraagt de basisschool van Kester om de woning te bezoeken om aan de leerlingen het contrast aan te tonen tussen oude en moderne landbouw. Dat is meteen de start van een lange rij toeristische bezoeken en op dat moment wordt dit unieke monument als het ware een ‘heemkundig museum’.[1]

Beschermd Monument[bewerken | brontekst bewerken]

Op 13 januari 2003 wordt het beschermd als monument omwille van de historische waarde.[2] Vooral de architectuurhistorische en documentaire waarde spelen hierbij een zeer belangrijke rol, zoals onder andere de gaafheid, de authenticiteit, de zeldzaamheid en de contextwaarde. Inmiddels bevindt het huis zich op dat moment in zeer slechte staat: de muren verzakken, het hout is aangevreten door insecten en houtrot, de dakspanten gaan vervaarlijk overhellen en alle bouwmaterialen zijn totaal afgeleefd. Een grondige restauratie dringt zich hierdoor op. De verzameling oude werktuigen wordt veilig gesteld en overgebracht naar het landbouwmuseum ‘De Vedderboom’ in Mazenzele. [3]

Restauratie en reconstructie[bewerken | brontekst bewerken]

In 2007 wordt het gebouw opnieuw verkocht. De nieuwe eigenaar heeft een passie voor erfgoed en wil de woning restaureren ‘volgens de regels van de kunst’. Verwijzend naar het beschermingsbesluit [4]worden vooral het hoevetype (langgevelhoeve), het bouwmateriaal (lemen vakwerkconstructie) en de intact bewaarde binnen indeling (borrebank, gemetste schoorsteen en dergelijke) onder de aandacht gebracht. In overleg met, en onder toezicht van het Agentschap Onroerend Erfgoed wordt een afwegingskader uitgewerkt, waarin wordt vastgelegd op welke manier moet omgegaan worden met het vakwerk.

Van het bijna 250 jaar oude lemen huisje blijft niet veel meer over dan een houten geraamte. Zelfs dat moet verdwijnen vooraleer de heropbouw kan starten. Onder andere de spanten verkeren in erbarmelijke staat en kunnen hun taak om het dak te dragen niet meer vervullen. Slechts één spant heeft de dakverschuiving overleefd. Deze zal ‘als getuige van het oorspronkelijke dakgebinte’ hergebruikt worden.

Omwille van de slechte staat van het monument en het ontbreken van een voldoende stabiele fundering wordt gekozen voor een gehele demontage en reconstructie naar bestaand model. Het gebouw wordt in zijn geheel deskundig gedemonteerd door de gespecialiseerde firma Memibo. Elk stuk hout wordt genummerd om nadien heropgebouwd te worden volgens de technieken die eeuwen geleden gebruikt werden. Elk nog bruikbaar onderdeel wordt vakkundig gereinigd en gerecupereerd. Alle onbruikbare stukken worden gerestaureerd. Hiervoor wordt opnieuw beroep gedaan op Memibo, in samenwerking met architect Willy Bens, die verschillende gelijkaardige vakwerkhuizen hielp mee restaureren in Bokrijk. Het dak wordt vakkundig gereconstrueerd door het aannemersbedrijf ‘Restauratie Met Kwaliteit’ uit Lennik.[5]

Bij de reconstructie moesten bepaalde keuzes gemaakt worden. De historische vorm was in alles het uitgangspunt, ook al was dat vanuit een technisch standpunt niet altijd even gemakkelijk. De hoeve maakt bijvoorbeeld een uitsprong die niet loodrecht staat op de lange gevel. Bij de reconstructie is dat gegeven behouden. Hierdoor moesten de dakpannen met een afwijking geplaatst worden. Hier en daar was het wel nodig om compromissen te sluiten tussen oud en nieuw. Zo werd aan de binnenzijde een houtskelet toegevoegd, ter versteviging van de constructie en om isolatie van de muren mogelijk te maken.

Het was geen evidente operatie om het gebouw te ontmantelen. Toch bood deze werkwijze ook voordelen. Bij de heropbouw kon het geheel vijftig centimeter naar voor worden geplaatst, om ruimte te maken voor de historische taxusbomen aan de achterzijde. Deze waardevolle taxussen zijn mee beschermd, maar werden door hun grootte een bedreiging voor het huis zelf. Een tweede voordeel van de demontage was dat er een grondige studie kon plaatsvinden die meer inzicht gaf in de oorspronkelijke bouw van de woning. Twintigste-eeuwse wijzigingen aan het grondplan konden zo beter geïdentificeerd worden. De vernieuwde woning zal opnieuw bestaan uit een hal, een woonkamer en een slaapkamer, aangevuld met twee aanbouwtjes; de vroegere stal en schuur. Deze indeling gaat terug op het achttiende-eeuwse grondplan; de twintigste-eeuwse ingrepen werden niet hernomen. Om een grotere leefruimte te creëren en meer licht binnen te laten, krijgt het gebouw een nieuwbouwvolume in het verlengde van de woning.

Op 4 juli 2017 startte de eigenlijke reconstructie van het ‘Van Reepinghenhuizeke’. Deze werkzaamheden zijn beëindigd in september 2020.

Het ‘huizeke’ is inmiddels volledig afgewerkt en opnieuw bewoond sinds 2021.

  1. Heemkundige Kring Gooik - Het Van Reepinhens Huizeke.
  2. Onroerend erfgoed - Het Van Reepinghens Huizeke.
  3. De Vedderboom - Mazenzele: werktuigen Hoeve Van Reepinghens Huizeke.
  4. Beheersdoelstellingen en de voorschriften uit het beschermingsbesluit.
  5. De restauratie van een bijzondere vakwerkhoeve.

Het Graf van Staf De Clercq[bewerken | brontekst bewerken]

Het graf van Staf De Clercq (1884 – 1942) op de Kesterheide is nauw verbonden met het Vlaams-nationalisme. Zo heeft het graf een bepaald belang, alsook De Clercq’s erfenis en de aanhoudende controverse rond zijn nalatenschap.

Zijn leven en overtuigingen[bewerken | brontekst bewerken]

Staf De Clercq (geboren in 1884) groeide op en werkte als onderwijzer in het Pajottenland. Tijdens zijn jeugdjaren woonde hij in Sint-Pieters-Kapelle, terwijl hijzelf zijn studie volgde in Edingen en Binche. Al voor de Eerste Wereldoorlog voerde hij actief campagne als fervent aanhanger van de Vlaamse zaak, met als doel het verzet tegen de overheersing van de Franstalige bourgeoisie. Na de Eerste Wereldoorlog werd hij gekozen als volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij.

Politieke Opkomst en Strijd in Kester[bewerken | brontekst bewerken]

In Kester bekleedde De Clercq de positie van schepen gedurende 15 jaar. Zijn ambities om burgemeester van Kester te worden werden echter gefrustreerd door de weigering van Eerste Minister Henri Carton de Wiart, vanwege De Clercq's uitgesproken Vlaamse standpunten.

Consolidatie van Vlaams-nationalisten onder VNV[bewerken | brontekst bewerken]

Na 1933 slaagde De Clercq erin om verdeelde Vlaams-nationalistische facties te verenigen onder de vlag van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Om dit te bewerkstelligen, moest hij concessies doen en de Groot-Nederlandse gedachte wijzigen naar een afhankelijk Vlaanderen binnen een Belgische federale structuur. Vanaf 1919 nam De Clercq deel aan Vlaamsgezinde bijeenkomsten, zoals processies naar het calvariekruis op de Kesterheide. In de vroege jaren '30 verwierf hij een groot stuk weiland op de Kesterheuvel, waar later de Landdagen van het VNV in mei van de jaren '30 werden gehouden. De Kesterheide werd het toneel van vurige toespraken die nationale aandacht trokken.

Collaboratie en Einde van het VNV[bewerken | brontekst bewerken]

In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog kreeg De Clercq's beweging steun van Nazi-Duitsland. Tijdens de Duitse bezetting omarmde Staf De Clercq voluit samenwerking met de Duitse bezetter en het nationaal socialisme. Na zijn overlijden aan kanker in 1942, werd hij oorspronkelijk begraven op het kerkhof van Kester. Later werd zijn lichaam verplaatst naar een praalgraf op de Kesterheide.

Naoorlogse Onrust en Herdenking[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Tweede Wereldoorlog daalde de steun voor De Clercq's beweging, mede door de onderwerping aan Nazi-Duitsland. Het einde van de oorlog leidde tot de illegale status van het VNV.

Het praalgraf van De Clercq werd vernietigd in oktober 1944 en opnieuw in mei 1945. Zijn stoffelijke resten werden verplaatst naar het kerkhof van Leerbeek en later naar Asse, waar zijn lichaam werd begraven door leden van de Vlaamse Militanten Orde (VMO). De huidige betonplaat op de Kesterheide dateert uit 1990, maar De Clercq ligt hier niet begraven.

De rol en betekenis van Staf De Clercq in de strijd voor de Vlaamse ontvoogding blijven tot op heden controversieel. Zijn motivatie werd beïnvloed door de verfransingsdruk en minachting van Franstaligen jegens Vlamingen, vooral gezien zijn opgroeien aan de taalgrens. Hoewel hij bijdroeg aan het bewustzijn van de Vlaamse identiteit, nam zijn keuze voor samenwerking met het nazisme en het VNV een schadelijke wending aan de zaak. Dit werpt een open vraag op over de uiteindelijke impact van Staf De Clercq op de Vlaamse zaak en symbolen.

Ontbreken van duiding aan het graf[bewerken | brontekst bewerken]

Het praalgraf van de voormalige collaborateur ontbreekt momenteel een informatiebord. De interesse in de identiteit van De Clercq en het doel van het graf heeft geleid tot toenemende vragen aan het gemeentebestuur van Gooik. Deze vragen werden ook voorgelegd aan Vlaams minister Bart Somers (Open VLD), die het gemeentebestuur heeft geadviseerd om de mogelijkheid van een informatiebord te overwegen. Burgemeester Simon De Boeck (CD&V) verklaarde: "We zullen deskundigen raadplegen bij dit initiatief."


De oude plaats (Oetingen)[bewerken | brontekst bewerken]

De Oude Plaats (D’aa Plosj), eens een bruisende plek van activiteit, heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot de middeleeuwen. Gelegen aan de Romeinse heerbaan Halle-Ninove op het grondgebied van de Morsebeek, vormde deze locatie het startpunt van het middeleeuwse Oetingen. Hier werd een kasteel opgericht in de 12e tot 13e eeuw, omringd door een kleine woonkern met een kapel die later zou uitgroeien tot de parochiekerk.

Echter, aan het einde van de 17e eeuw leidden politieke en territoriale factoren tot de vernietiging van de middeleeuwse dorpskern. Deze lag precies op de grens van het graafschap Henegouwen en het hertogdom Brabant. Deze situatie creëerde het vraagstuk van de kerklocatie. Na verdeeldheid binnen de Oetingse parochie, resulteerde 1858 in de bouw van de Sint-Ursmaruskerk op haar huidige locatie in het huidige centrum, dankzij de inspanningen van burgemeester J.B. Seghers en pastoor Egidius Puyenbroeck.

De Oude Plaats, een historisch kruispunt van gebeurtenissen, blijft verbonden met de Sint-Ursmaruskerk als een herinnering aan de evoluerende geschiedenis en identiteit van de regio.

{{Appendix}}

Dr.P.Diriken, Geogids centraal Pajottenland (Gooik – Lennik – Sint-Pieters-Leeuw)

Eddie Niesten et al., Uitgelicht. Het Pajottenland historisch-geografisch bekeken, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven (2004).

https://www.heemkunde-gooik.be/index.php/over-gooik/bezienswaardigheden/plaats/12

[[Categorie:Gooik]]