Gebruiker:Evil berry/Notities/Marcus Vipsanius Agrippa

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een portret van Agrippa, vermoedelijk gebaseerd op het verloren gegane bronzen beeld van het Pantheon (ca. 25-24 v. Chr., Louvre, Ma 1208 (MR 402)).

Marcus Vipsanius Agrippa (63 v. Chr.12 v. Chr.; PIR1 V 457), meestal kortweg Agrippa genoemd, was een van de belangrijkste Romeinse generaals in de overgangsperiode van republiek naar principaat en de beste vriend en rechterhand van de princeps Caesar Augustus.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Afkomst[bewerken | brontekst bewerken]

Hij werd rond 63 v. Chr.[1] geboren als de zoon van Lucius Vipsanius Agrippa. Hij was afkomstig uit een heel obscure familia uit de gens Vipsania (Vell. Pat., II 96.1, 127.1.). Agrippa zou al zeer vroeg in zijn carriere zijn nomen gentile (d.i. Vipsanius) laten vallen en zich simpelweg Marcus Agrippa noemen, zodat men niet constant zou worden herinnerd aan zijn nederige afkomst uit de stand van de equites.

Jeugd & burgeroorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Buste van Agrippa uit Magnesia (Altes Museum).

Toen hij twintig was, studeerde hij te Apollonia in Illyria, samen met jonge Gaius Octavius, nadien Octavianus en Augustus genoemd (Nicolaus van Damascus, Vita Augusti = FGrH F 127.7.). Zijn oudere broer, Lucius Vipsanius, die aan de kant van Cato had gestreden, werd door Caesar vergeven nadat Octavius dit hem had gevraagd (idem). Na de moord op Julius Caesar in 44 v. Chr., was Agrippa samen met Quintus Salvidienus Rufus een van die intieme vrienden van Octavius, die hem aanried om onmiddelijk door te gaan naar Rome (Vell. Pat., II 59.5.). Octavius nam Agrippa met zich mee naar Rome. Hij stelde hem aan om de eed van trouw af te nemen van verscheidene legioenen die zich ten gunste van Octavius hadden uitgesproken. Gekozen als consul in 43 v. Chr., gaf Octavius aan zijn vriend Agrippa de delicate opdracht om Gaius Cassius Longinus, een van de moordenaars van Caesar, te achtervolgen (Vell. Pat., II 69.5, Plut., Brutus 27.4.). Het is mogelijk dat Agrippa in dit jaar ook zijn politieke carrière begon met het ambt van tribunus plebis, waardoor hij kon worden opgenomen in de senaat.[2]

Bij het uitbreken van de oorlog van Perusia in 41 v. Chr. tussen Octavius, nu Octavianus genoemd, en Lucius Antonius, had Agrippa, die toen praetor was, een deel van de strijdmachten van Octavianus onder zijn bevel. Na zich te hebben onderscheiden door zijn bekwame manoeuvers, belegerde hij Lucius Antonius in Perusia. Hij nam de stad in 40 v. Chr. in. Aan het einde van datzelfde jaar heroverde hij Sipontum, dat in de handen van Marcus Antonius was gevallen. In 38 v. Chr. behaalde Agrippa nieuwe successen in Gallië, waar hij een opstand van de inheemse leiders onderdrukte. Hij drong in Germania ook door tot in het land van de Catti en liet de Ubii naar de linkeroever van de Rijn verhuizen. Daarna zette hij zijn troepen in tegen de opstandige Aquitani, die hij spoedig onderwierp. Zijn overwinningen, vooral die in Aquitania, droegen erg bij om de macht van Octavi­anus te consolideren. Hij werd vervolgens door Octavianus teruggeroepen om het bevel in de oorlog tegen Sextus Pompeius, die in 37 v. Chr. op het punt stond uit te breken, over te nemen. Hij trouwde in datzelfde jaar voor het eerst met Pomponia Caecilia Attica, dochter van Cicero's vriend Titus Pomponius Atticus. Dit huwelijk was gesmeed door Marcus Antonius (Cornelius Nepos, Atticus 19.4, 22.3.) en had ook een financieel kantje daar Pomponia's vader Atticus onmetelijk rijk was. Octavianus bood hem een triomftocht aan, die Agrippa afwees, maar hij aanvaarde het consulaat, tot welk ambt hij door Octavianus in 37 v. Chr. was bevorderd. Cassius Dio (XLVIII 49.) schijnt te sugereren dat hij con­sul was toen hij naar Gallië ging, maar de woorden "ὑπάτευε δὲ μετὰ Λουκίου Γάλλου" ("was consul met Lucius Gallus") schijnen verdacht te zijn, tenzij zij een weinig hoger moeten worden ingevoegd, na de passage, "τῷ δ' Ἀγρίππᾳ τὴν τοῦ ναυτικοῦ παρασκευὴν ἐγχειρίσας" ("Agrippa gaf hij het oprichten van de vloot in handen"), die naar een gebeurtenis verwijst die plaats vond onder het consulaat van Agrippa. Want, onmiddellijk na zijn aanstelling in dit ambt, werd hij door Octavianus opgedragen een vloot uit te bouwen, die meer dan noodzakelijk was, daar Sextus Pompeius de zee beheerste.

Afbeelding van Agrippa met de corona navalis op een bronzen medaille.

Agrippa, bij wie denken en doen nooit gescheiden waren (Vell. Pat., II 79.), voerde deze opdracht met de nodige energie uit. De Lucrinus Lacus nabij Baiae werd door hem tot veilige haven getransformeerd, die hij ter ere van Octavianus de Julische haven (Porticus Iulius) noemde en waar hij zijn zeelieden en mariniers oefende tot zij in staat waren de confrontatie aan te gaan met de ervaren zeelui van Pompeius. In 36 v. Chr. versloeg Agrippa Sextus Pompeius eerst bij Mylae en nadien bij Naulochus voor de kust van Sicilië. Deze laatste overwinning brak de maritieme suprematie van Pompeius. Agrippa ontving voor zijn overwinning een corona navalis, die voor het eerst aan hem werd verleend. Hoewel, volgens andere autoriteiten, het Marcus Terentius Varro was die als eerst deze corana ontving uit handen van Gnaius Pompeius Magnus maior (Vell., II 81 ; Liv., Epit. 129 ; Cass. Dio, XLIX 14; Plin., N.H. XVI 3 § 4; Verg., Aen. VIII 684.).

Een portret van Agrippa, teruggevonden in Nikopolis, de stad die werd gesticht na de overwinning bij Actium (museum van Nikopolis).

Toen in 32 v. Chr. de oorlog tussen Octavianus en Marcus Antonius uitbrak, werd Agrippa als bevelhebber van de vloot aangesteld. Hij nam Methone in de Peloponnesus, Leucas, Patrae en Korinthe in. In de slag bij Actium (31 v. Chr.), waarbij hij de troepen van zijn vriend aanvoerde, was de overwinning hoofdzakelijk te danken aan zijn vaardigheid. Bij zijn terugkeer naar Rome in 30 v. Chr., beloonde Octavianus, nu Augustus genoemd, hem met een vexillum caeruleum of zeegroene vlag.

Rechterhand van Augustus[bewerken | brontekst bewerken]

Een as geslagen tijdens Agrippa's derde consulaat.

In 28 v. Chr. werd Agrippa voor de tweede maal consul, met Augustus als zijn collega. Hij trouwde rond deze tijd met Claudia Marcella maior, de nicht van Augustus en de dochter van zijn zus Octavia Thurina minor, wat hem wat hoger in de rang bracht als mogelijk opvolger. Zijn eerste vrouw, Caecilia Attica, was ofwel dood ofwel gescheiden. In 27 v. Chr. was hij voor de derde keer opnieuw consul, met Augustus als collega. Dat jaar zou hij ook het Pantheon laten bouwen, die als meest indrukwekkende tempel van Rome geldt. In 25 v. Chr. vergezelde Agrippa Augustus in de oorlog tegen de Cantabriërs. Rond deze tijd ontstond de jaloersheid tussen hem en zijn zwager Marcellus, de neef van Augustus die scheen voorbestemd te zijn als zijn opvolger. Augustus, die geschillen wilde vermijden die misschien ernstige gevolgen voor hem konden hebben, stuurde Agrippa als pro­consul naar Syria. Agrippa verliet natuurlijk Rome, maar hij hield halt in Mitylene op het eiland Lesbos, en liet de regering van Syria over aan zijn legatus. De vrees van Augustus werd door de dood van Marcellus in 23 v. Chr. weggenomen en Agrippa keerde onmiddellijk terug naar Rome, waar men in spanning op hem wachtte, daar er problemen waren ontstaan tijdens de verkiezing van de consuls in 21 v. Chr. Augustus besloot zijn trouwe vriend in zijn eigen familie op te nemen en overhaalde hem dienovereenkomstig om van zijn vrouw Marcella te scheiden en te trouwen met Iulia, de weduwe van Marcellus en de dochter van Augustus bij zijn derde vrouw, Scribonia (21 v. Chr.).

In 19 v. Chr. ging Agrippa naar Gallië. Hij paci­ficeerde de turbulente inwoners en bouwde vier grote viae en een aquaduct bij Nemausus (Nimes). Datzelfde jaar bouwde hij voor zijn zonen Gaius en Lucius een tempel in Nemausus, die bekend staat als het Maison Carrée. Van daaruit ging hij door naar Hispania en onderwierp de Cantabriërs na een korte, maar bloedige en hardnekkige strijd. Maar, in overeenstemming­ met zijn gebruikelijke voorzichtigheid, kondigde hij zijn overwinningen noch in pompeuze brieven aan de senaat aan noch aanvaarde hij een triomftocht die Augustus hem aanbood. In 18 v. Chr. werd hij samen met Augustus bekleed met de tribunica potestas voor vijf jaren; en in het volgende jaar (17 v. Chr.), werden zijn twee zonen, Gaius en Lucius, door hun grootvader Augustus geadopteerd. Aan het eind van het jaar nam hij een uitnodiging Herodes de Grote aan en ging naar Jeruza­lem. Hij stichtte de militaire colonia Berytus (Beiroet), van daaruit ging hij in 16 v. Chr. door naar de Zwarte Zee en dwong de Bosporani om Polemo als hun koning te aanvaarden en om de Romeinse adelaars terug te geven die door Mithridates VI van Pontus had veroverd. Bij zijn terugkeer bleef hij enige tijd in Ionië hangen, waar hij privileges toestond aan de Joden wiens zaak was bepleit door Herodes (Joseph., Antiq. Jud. XVI 2.) en ging dan naar Rome door, waar hij in 13 v. Chr. aankwam. Nadat zijn tribunica potestas voor vijf jaren was verlengd, ging hij naar Pannonia om de rust te herstellen in die provincia. Hij keerde in 12 v. Chr. terug, nadat hij zoals gewoonlijk zijn opdracht tot een goed einde had gebracht, en trok zich terug in Campanië. Daar stierf hij in maart 12 v. Chr. onverwacht op eenvijftigjarige leeftijd. Zijn lichaam werd naar Rome gedragen en werd in het mausoleum van Augustus bijgelegd, die zelf een lijkrede uitsprak voor zijn vriend.

De dood van Agrippa bracht heel wat teweeg in het Imperium Romanum want Tiberius moest de zwangere weduwe huwen en zijn eigen zwangere vrouw scheiden, maar bovendien braken er in Pannonia weer onlusten uit bij het nieuws van Agrippa's dood: Tiberius zou ze moeten neerslaan.

De rol van Agrippa[bewerken | brontekst bewerken]

Een portret van Agrippa (Ny Carlsberg Glyptotek, IN 1807).

Cassius Dio vertelt ons (LII 1, &c.) dat Augustus in 29 v. Chr. zijn vrienden en raadslieden, Agrippa en Maecenas, bij zich riep, om hun mening te horen of het wenselijk was voor hem om de monarchale macht te usurperen of om voor de natie haar voormalige republikeinse regering te herstellen. Dit wordt door Suetonius (Aug. 28.) bevestigd, die zegt dat Augustus tweemaal over dit onderwerp overleg heeft gepleegd. De speeches die Agrippa en Maecenas bij deze gelegenheid hielden, worden door Cassius Dio weergegeven, maar het artificiële karakter ervan maakt ze verdacht. Het schijnt echter weinig waarschijnlijk dat - rekening houdend met het karakter van Cassius Dio als historicus - deze toespraken door hem zijn uitgevonden. En het is niet onwaarschijnlijk en zo'n veronerstelling komt helemaal overeen met het karakter van Augustus, dat die toespraken echt werden gehouden, hoewel eerst besproken tussen Augustus en zijn raadgevers om de Romeinse natie te doen geloven dat het lot van de republiek nog steeds ter bespreking voorlag en dat Augustus de monarchale macht niet zou aannemen tenzij hij was overtuigd dat het noodzakelijk was voor het welzijn van de natie. Bovendien was Agrippa, die volgens Cassius Dio, Augustus adviseerde om de republiek te herstellen, een man wiens politieke opvattingen monarchale trekken hadden.


Agrippa was een van de voornaamste en belangrijke mannen van de Augusteïsche periode. Hij moet beschouwd worden als een voorname supporter van de opkomende monarchale constitutie en zonder Agrippa had Augustus er nauwelijks in kunnen slagen zich absoluut meester van het Romeinse rijk te maken. Cassius Dio (LIV 29, &c.), Velleius Paterculus (II 79.), Seneca (Ep. 94.) en Horatius (Od. I 6.), spreken met gelijke bewondering over zijn verdiensten.

Plinius verwijst constant naar de Commentarii van Agrippa als een autoriteit (Elenchus III, IV, V, VI, cf. II 2.), die mogelijk officiële lijsten waren die door hem waren opgesteld voor de meting van de Romeinse wereld onder Augustus, waaraan hij misschien zelf zijn steentje heeft bijgedragen.


Agrippa liet verscheidene kinderen na. Bij zijn eerste vrouw Pomponia had hij Vipsania Agrippina, die met Tiberius was getrouwd. Bij zijn tweede vrouw Marcella, had hij verscheidene kinderen die zelden vermeld worden. En bij zijn derde vrouw, Julia, had hij twee dochters, Vipsania Iulia Agrippina, getrouwd met Lucius Aemilius Paullus en Vipsania Agrippina maior, getrouwd met Germanicus en drie zonen, Gaius, Lucius en Agrippa Postumus (postuum geboren).

Een as met een buste van Agrippa aan de voorzijde en Neptunus (verwijzend naar Agrippa's zeeslagen) met drietand aan de keerzijde, geslagen door zijn kleinzoon Caligula.
Bron: CNG Coins.

Ook zijn kleinkinderen namen een prominente plaats in binnen de Julisch-Claudische dynastie. Zo was zijn kleinzoon Drusus Claudius Nero een tijdlang de beoogde opvolger onder Tiberius. En na de dood van deze laatste waren Caligula, een kleinzoon van Agrippa, en Tiberius Gemellus, een achterkleinzoon van Agrippa, de erfgenamen. Ook de laatste princeps van de Julisch-Claudische dynastie, Nero, was door zijn moeder Iulia Agrippina minor een achterkleinzoon van Agrippa.

Antieke bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Appianus, Bell. Civ. V.
  • Cassius Dio, XLV-LIV; LIV, Epit. 117-136.
  • Cornelius Nepos, Atticus 19.4, 22.3.
  • Flavius Josephus, Antiq. Jud. XII 125-127; XIV 487; XV 318, 350-361; XVI 2, 5-6, 12-62, 86, 141, 157, 167-173.
  • Horatius, Od. I 6.
  • Livius, Epit. 129.
  • Nicolaus van Damascus, Vita Augusti = FGrH F 127.7, 130.30.
  • Plinius, N.H. XVI 3 § 4, XXXVI 24; Elenchus III, IV, V, VI, cf. II 2.
  • Plutarchus, Brutus 27.4.
  • Seneca, Ep. 94.
  • Suetonius, Aug. 16.2, 25.3, 29.5, 35.1, 42.1, 63, 64.1, 66.3, 94.12, Tib. 7.2, 10.1, Cal. 7, 23.1.
  • Velleius Paterculus, II 59.5, 69.5, 79, 81.3, 84.2, 85.2, 88.2, 90.1, 93, 96.1-2, 127.1.
  • Vergilius, Aen. VIII 684.

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Cassius Dio (LIV 28.3.) plaatst Agrippa's dood eind maart 12 v. Chr., terwijl Plinius maior (VII 46.) stelt dat hij stierf "in zijn eenenvijftigste jaar". Afhankelijk of Plinius hiermee bedoelde dat Agrippa 50 of 51 jaar oud was, moet Agrippa zijn tussen maart 64 en maart 62 v. Chr. In een kalender uit Cyprus of Syria heeft men een maand aangetroffen die is vernoemd naar Agrippa en begin op 1 november, wat mogelijk zou kunnen wijzen op zijn geboortemaand (zie R. Meyer, pp. 2–4, J.-M. Roddaz, pp. 23–26, cf. A. von Domaszewski, Abhandlungen Zur Römischen Religion, Leipzig, 1909, pp. 234-236.).
  2. Dit wordt enkel vermeld door Servius (ad Verg., Aen. VIII 682), maar het zou wel noodzakelijk geweest zijn voor zijn functie als praetor urbanus in 40 v. Chr. J.-M. Roddaz (p. 41) verkiest 43 v. Chr. als datum voor Agrippa's tribunaat.

Referentie[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]