Gebruiker:Goodness Shamrock/todo/W.H. James Weale

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
W.H. James Weale in 1904

William Henry James Weale (Marylebone (Londen), 8 maart 1832 - Clapham (Londen), 28 april 1917) was een Engels kunsthistoricus. Gedurende de drieëntwintig jaar dat Weale in Brugge woonde, deed hij uitgebreid archiefonderzoek, voornamelijk naar de Vlaamse Primitieven. Hij legde hierbij de basis voor het moderne onderzoek naar deze schildersschool. Een van zijn meest aansprekende prestaties is de herontdekking van de schilder Gerard David.

Een voormalig collega van Weale bij het South Kensington Museum herinnerde zich in zijn necrologie diens voorkomen als volgt:

Een mager, lang postuur met brede en toch kromme schouders, gekleed in een grijze jas van onmodieuze snit, voortbewegend met een schuifelgangetje en naar buiten gekeerde voeten; een volle grijze baard en bijziende ogen turend door brillenglazen vanonder de breedst mogelijke rand van een zwarte vilten hoed - zo is beeld van dhr. Weale in mijn herinnering, precies zoals men zich een oudheidkundige voor zou stellen.

— John Mitchell[1]

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugd in Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

W.H. James Weale werd geboren in de Londense wijk Marylebone als zoon van James Weale senior en Susan Caroline Ellis Vezian. Uit dit huwelijk waren vier kinderen geboren; James Weale junior had een oudere en een jongere zus en een jongere broer. Het gezin behoorde tot de gegoede middenklasse. James Weale senior was een hoge ambtenaar bij de nationale overheid en vervulde onder andere de functie van bibliothecaris van John Baker-Holroyd, 1e graaf van Sheffield. Toen zijn vader in 1838 overleed, was W.H. James Weale pas zes jaar. Hij doorliep tussen 1842 en 1848 de King's College School, een vooraanstaande Londense public school. Deze school zou hem moeten voorbereiden op een studie aan de universiteit van Oxford maar omdat Weale zich op zeventienjarige leeftijd tot het Rooms-Katholicisme bekeerde, werd toelating tot dit Anglicaans instituut voor hem onmogelijk. In plaats daarvan ging hij als klerk aan de slag. Met enkele andere jonge bekeerlingen kwam Weale in mei 1849 voor het eerst in Brugge om de inwijding van de nieuwe bisschop Joannes-Baptista Malou bij te wonen. Het rijke Roomse leven in deze stad vol middeleeuwse monumenten maakte grote indruk op hen.

In 1851 begon Weale te werken als onderwijzer in één van de armste buurten van Londen, Islington. Hier woonden als gevolg van de Grote Hongersnood zeer veel Ierse vluchtelingen. Speciaal voor hen werd er een katholieke armenschool opgezet. Al na twee weken raakt Weale op de school in de problemen. Een beschuldiging dat hij een van zijn leerlingen geslagen zou hebben, wordt breed uitgemeten en komt hem op drie maanden celstraf te staan. Toch zou Weale hier tot 1855 werkzaam blijven. Op 30 augustus 1854 treedt hij in het huwelijk met Helena Amelia Walton. De katholieke Walton is van Ierse afkomst en in 1854 pas zestien jaar oud. Samen kreeg het paar elf kinderen. Toen in 1855 Weales moeder overleed kwam er een dermate ruime erfenis beschikbaar dat het voor het jonge gezin tot op zekere hoogte mogelijk werd te gaan rentenieren. Weale vatte toen het plan op om de middeleeuwse kunst in België te gaan bestuderen.

De Rozenhoedkaai in Brugge anno 1864. Foto van Albéric Goethals

In Brugge (1855-1878)[bewerken | brontekst bewerken]

Als verblijfplaats koos hij voor Brugge, waar op dat moment een aanzienlijke Engelse minderheid woonde, zoals bijvoorbeeld de architect Thomas Harper King. In 1856 voegden zijn vrouw en hun eerste zoontje zich bij hem. Het gezin betrok in 1860 het huis Ter Balie op de hoek van de Sint-Jorisstraat en de Sint-Clarastraat. Weale vond snel aansluiting bij het Brugse culturele leven en sloot vriendschappen met ander anderen de dichter Guido Gezelle, de schilder Adolphe Siret en met Felix Bethune, professor aan het Grootseminarie van Brugge. Ook kwam hij in contact met Nederlandse gelijkgezinden, zoals Joseph Alberdingk Thijm en Pierre Cuypers. In 1860 kreeg Weale de toezegging van een subsidie om het openbaar kunstbezit in Brugge en omstreken te inventariseren. Het resultaat, Bruges et ses environs, verscheen in 1862. In 1861 werd hij corresponderend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, de voorloper van het huidige Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Onroerend Erfgoed. Weale begon zich steeds meer te profileren als kenner van de Brugse oudheden en vooral van de oude Vlaamse schilderkunst. Toch heeft hij nooit een officiele betrekking verworven, noch bij een archief, noch bij een museum. Toen in 1868 de positie van stadsarchivaris beschikaar kwam, heeft Weale gesolliciteerd maar de positie ging naar Louis Gilliodts-Van Severen. Ondanks zijn vliegende start bleef Weale feitelijk een buitenstaander in de gesloten wereld van de Brugse oudheidkundigen. Veel van zijn onderzoek ging in tegen eerdere publicaties van de lokale historische vereniging, de Société d’Emulation, het tegenwoordige Genootschap voor Geschiedenis. Hierdoor joeg hij een groot aantal van hen tegen zich in het harnas.

Het werd in de loop van de jaren zestig ook steeds duidelijker dat de erfenis niet meer kostendekkend kon zijn voor het steeds verder uitdijende gezin. Weale werd broodschrijver. Hij leverde bijdragen aan vele verschillende tijdschriften tegen vergoeding en verkocht ook de eventuele overdrukken die hij ontving. Hij werd de vertegenwoordiger van de Engelse glasfabrikant Chance Brothers in België, Duitsland en Nederland. Ook begon hij op te treden als tussenpersoon voor vele Engelse kunstverzamelaars en verrichte hij betaald genealogisch onderzoek.

Terug naar Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

Brugge 1902

Eugeen Van Oye

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

De bibliografie van W.H. James Weale loopt van een brochure van 19 pagina's over de symboliek van de bloemen binnen de kerk uit 1849 tot een recensie van een boek over de kunstenaarsfamilie Mostaert in The Burlington Magazine in 1913 en telt maar liefst 502 items die tijdens het leven van de kunsthistoricus verschenen.[2] Na 1917 verschenen postuum nog enkele gewijzigde heruitgaves van zijn werk. Hier volgt een chronologische selectie van zijn voornaamste werken:

  • Belgium, Aix-la-Chapelle and Cologne: An entirely new guide book for travellers, Londen 1859.
  • 'Ivoires sculptés de Genoels-Elderen, près de Tongres', Messager des sciences historiques ou archives des arts et de bibliographie de Belgique (1859), pp. 2-5. online
  • Catalogue du Musée de l'Académie de Bruges: Notices et descriptions avec monogrammes, etc, Brugge en Londen 1861. online
  • Notes sur Jean van Eyck: Réfutation des erreurs de M. l'Abbé Carton et des théories de M. le Comte de Laborde, suivie de nouveaux documents découverts dans les archives de Bruges, Londen, Brussel en Leipzig 1861. online
  • Bruges et ses environs: Déscription des Monuments, Objects d'Art et Antiquités, précédée d'une notice historique, Brugge en Londen 1862. (herdrukt in 1864, 1875 en 1884) online
  • Restauration des monuments publics en Belgique. Mémoire par W.H. James Weale, suivi d'une correspondance avec M. Jean Dugniolle et de nombreux documents, Brugge 1862. online
  • Catalogue des objets d'art religieux du Moyen Âge, de la Renaissance et des temps modernes, exposées à l'hôtel Liedekerke à Malines, Septembre 1864, Mechelen 1864.
  • 'Généalogie de la famille Moreel', Le Beffroi 2 (1864-65), pp. 179-196. online
  • Tableaux de l'ancienne école néerlandaise exposés à Bruges dans la grande salle des Halles. Septembre 1867. Catalogue Notices et descriptions avec monogrammes, etc. Brugge 1867. online
  • Gerard David, painter and illuminator, Londen en New York 1895.
  • Hans Memlinc, Londen 1901. online
  • Exposition des Primitifs flamands et d'art ancien. Bruges 15 Juin au 15 Septembre 1902. Catalogue. Première section: Tableaux, Brugge 1902.
  • Hubert and John Van Eyck. Their life and work, Londen en New York 1908. online

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]