Gebruiker:Scarafax/Kladblok/AEStoove

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Albert Eduard Stoové
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Bijnaam Ed
Geboren 26 december 1920
Yogyakarta
Overleden 23 september 2010
Delft
Land/zijde Nederlands-Indië
Onderdeel Militaire Luchtvaart
Dienstjaren 1939 - 1946
1954 - 1976
Rang Sergeant
Eenheid 2-VLG-V
334 Squadron
Slagen/oorlogen Tweede Wereldoorlog
Onderscheidingen Vliegerkruis
Ander werk Autoverkoper, Garagemonteur, Verzekeringsagent

Albert Eduard Stoové (Yogyakarta (Nederlands-Indië), 26 december 1920Delft, 23 september 2010) was sergeant-kortverband-vlieger der Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (ML-KNIL) tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog. Voor zijn bewezen diensten bij de 2-VLG-V onder leiding van Kapt. Jacob Pieter van Helsdingen ontving hij op 24 februari 1942 het vliegerkruis.

Voor de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Stoové werd geboren als het derde van de in totaal acht kinderen van Jozeph Leophinus Gaillard Stoové en Louise Caroline Françoise Manz. Zijn vader was van Nederlandse en Duitse afkomst, en zijn moeder was van Zwitserse afkomst. Zijn vader was eigenaar van een melkerij genaamd "Louise" te Djetis. Tevens had hij renpaarden en jockies en leverde renpaarden aan Sultan Hamengkoeboewono VIII van Djokjakarta. Mede hierdoor had Ed een redelijk makkelijke en fijne jeugd.[1]


Opleiding tot vlieger[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat Stoové eind december 1938 zijn 18e verjaardag gevierd had moest hij zich in januari 1939 melden voor zijn dienstplicht. Na zijn algemene basisopleiding werd hij ingedeeld bij de marine. Hij wilde niet langere periodes op een schip moeten doorbrengen en vroeg om overplaatsing naar de luchtmacht, wat hem werd toegekend. Al snel mocht hij beginnen met opleiding tot vlieger op vliegbasis Kalidjati, Bandoeng-Java. Hier trainde hij in een Koolhoven FK 51. In december 1939 behaalde Stoové zijn vliegers opleiding. Na zijn opleiding vloog Stoové in de Glenn Martin 139, echter maakte hij al binnen een half jaar de overstap naar jachtvliegtuigen. Op 1 juli 1941 werd Stoové na een re-organisatie toegevoegd aan het nieuwe opgerichte tweede afdeling van vliegtuiggroep vijf, kortweg 2-VLG-V, alwaar hij voor het eerst zijn eigen vaste jachtvliegtuig kreeg: de B-3117.[2]

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Slag om Malaya[bewerken | brontekst bewerken]

De Nederlandse hulp aan Singapore was al voor aanvang van de vijandigheden overeengekomen. Al vanaf oktober 1940 wisselden de Britten en Nederlanders militaire informatie aan elkaar uit. In november van dat jaar hadden de eerste besprekingen plaatsgevonden tussen de Britten, Australiërs en de Nederlanders, over een gezamenlijke verdediging van het gehele gebied. Op 9 december 1941 vertrokken meerdere vliegtuiggroepen, inclusief 2-VLG-V, de groep waarbij sergeant Stoové was ingedeeld, naar Singapore. In totaal werden er 27 Glenn Martin 139 bommenwerpers en 12 Brewster 339 jagers naar Singapore gestuurd. Deze werden gestationeerd op Kallang Airfield in Kallang.

Vanaf dit vliegveld vloog Stoové meerdere missies ter verdediging van Singapore. Tijdens één van deze missies bracht zijn groep onder andere een Japanse torpedobootjager tot zinken, en werden vier Japanse vliegtuigen neergehaald. Bij deze actie kwam de Nederlandse piloot sergeant Groot om. De groep keerde op 18 januari 1942 terug naar Java. Samen met zeven andere Brewster Buffalo piloten vloog Stoové naar Semplak, terwijl 23 andere piloten uitweken naar Andir en Tjilitian. Doordat ze de 18e terugvlogen ter verdediging van Java, misten de vliegers op een haar na het einde van de Slag om Singapore.

Slag om Balikpapan[bewerken | brontekst bewerken]

Op 23 januari was Stoové één van de betrokken vliegers die bombardementen uitvoerde op Japanse schepen in de Straat Makassar. In totaal vlogen er 20 Brewster 339's, van 1-VLG-V en 2-VLG-V, met elk 2 bommen van 50 kg. In totaal werden er 8 'hits' (waaronder één hit door Stoové)[3] geregistreerd op 4 schepen. Tijdens deze actie kwam de koppelgenoot van Stoové, Vdg. Robert Adolf Rothkrans om het leven. Deze werd door vijandelijk vuur neergeschoten. Voor deze aanval werd Stoové onderscheiden met het Vliegerkruis.

Slag om Java[bewerken | brontekst bewerken]

Op 1 maart 1942 moest kapitein Van Helsdingen een aanval op de Japanse landingen op Eretan Wetan leiden. Hij koos Stoové uit als zijn koppelgenoot. Om ongeveer 05.30 uur startten de zeven inzetbare jagers (vijf van 1-VLG-V en twee van 2-VLG-V). Het achtste ingedeelde toestel (van 2-VLG-V) kon niet mee, omdat tijdens het proefdraaien eerder op de ochtend de motor in brand vloog. De vliegers van 1-VLG-V die meededen aan deze aanval waren: kapitein Van Rest, de eerste-luitenants Tideman en Benjamins, en de sergeants Adam en Van Kempen.[4] Onder hevig luchtafweervuur gooiden ze hun bommen af boven schepen, en beschoten ze de landingsvaartuigen die vol zaten met Japanse militairen in drie aparte runs. Hierna keerden ze terug naar hun vliegbasis. Bij een tweede aanval werden troepenformaties gemitrailleerd door Benjamins en Stoové. Op de terugweg kreeg Stoové nog wel motorproblemen, maar hij haalde het vliegveld zonder kleerscheuren.

Krijgsgevangene[bewerken | brontekst bewerken]

Na de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942 werd Stoové in de navolgende drie en een halve jaren naar verschillende jappenkampen gestuurd. Zo werd hij onder andere ter werk gesteld in een jappenkamp op het eiland Flores, waar hij met andere gevangenen onder andere landingsbanen moest aanleggen voor de Japanse luchtmacht.

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Emigratie[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de oorlog afgelopen was, en Stoové uit het jappenkamp bevrijd was, kreeg hij eervol ontslag en ging aan de slag bij een auto-dealer. Nadat Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië erkende, was het er voor bewoners van Europese afkomst zeer gevaarlijk. Velen werden opgejaagd, mishandeld, en soms zelfs vermoord. Vooral (ex-)militairen en inheemse bevolkingen die samengewerkt hadden met de Nederlanders waren het slachtoffer. Nadat Stoové via een kennis te horen kreeg dat men hem op het oog had besloot hij het land te ontvluchten. In 1954 emigreerde Stoové tezamen met zijn vrouw, Janet Edith van Handenhove, naar Nederland. Op 12 mei 1954 begon hun bootreis op de MS Willem Ruys vanuit Nederlands-Indië naar Rotterdam, dat drie weken duurde, waarna ze zich vestigden in Bloemendaal.

Terug in dienst[bewerken | brontekst bewerken]

Via een oude kennis uit Nederlands-Indië hoorde Stoové dat de Nederlandse luchtmacht oude vliegers van de ML-Knil aan nam. Hierop besloot hij te solliciteren, waarna hij werd aangenomen en gestationeerd op vliegbasis Soesterberg bij 334 Squadron. Het gezin verhuisde daarom naar Delft. Stoové vloog in Nederland geen jachtvliegtuigen meer, enkel transportvliegtuigen. Dit ging om zowel goederen en personeel van de luchtmacht, als om goederen en leden van de koninklijke familie. Eind 1975 ging Stoové, vanwege zijn 55ste verjaardag, met vervroegd pensioen, waarna hij tot zijn 70ste nog bij een autogarage in Delft aan het werk was. Stoové is een van de weinige luchtmachtpiloten die 10.000+ vlieguren op zijn naam schreef. Op 23 september 2010 overleed Stoové in verpleeghuis Bieslandhof te Delft.[bron?]

Onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]