Overleg gebruiker:Robert Prummel/Bewerkingsruimte Robert Prummel1

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Leninorde
De Orde van de Oktoberrevolutie

Nina Vasiljevna Popova (Russisch: Нина Васильевна Попова, 9 of 22 januari 1908 in Novochopjorsk in de oblast Voronezj -1994) was een vooraanstaande Russische politica. zij was draagster van de Internationale Stalinprijs "Voor de consolidatie van vrede tussen volkeren".

Nina Vasiljevna Popova was actief in de Opperste Sovjet van de Russische Federatie, de Sovjet-vakbonden en Russische vrouwenorganisaties. Daarnaast was er haar werk in internationale organisaties als de Wereldvredesraad , de Sovjet variant van de internationale vredesbeweging.

Zij was van 1956 tot 1961 een van de kandidaat-leden van het Centraal Comité van de Communistische Partij en werd in 1961 gekozen tot lid. Dat bleef zij tot 1976. Voor haar werk werd zij meerdere malen onderscheiden, waaronder tweemaal met de Orde van Lenin en eenmaal met de Orde van de Oktoberrevolutie en de Orde van de Rode Ster[1].

  • Portret op [[4]]

Externe link[brontekst bewerken]

  1. (ru) kroniek van het Lipetsk-land op [1]

Popova ___________________________

Deze gegevens zijn kennelijk omstreden:

  • Geboortedatum 9 (22), 1908
  • Geboorteplaats Yelets Russische rijk,
  • Datum van overlijden 30 mei 1994 Moskou (86 jaar oud)

____________________________________________________

De eerste (dubbele) datum is gebruikelijk Russisch, tijdens de tsarentijd gebruikte men een andere kalender. Haar geboorteplaats is door haarzelf opgegeven

Alles hier wordt door de bron bevestigd,













Een voor een dame opgemaakt portret in diamanten van Gustaaf V van Zweden aan het lint van de Serafijnenorde.
Een voor een dame opgemaakt portret in diamanten van Gustaaf V van Zweden aan het lint van de Serafijnenorde.
Een voor een dame opgemaakt portret in diamanten van Gustaaf V van Zweden aan het lint van de Serafijnenorde.
Een voor een dame opgemaakt portret in diamanten van Gustaaf V van Zweden aan het lint van de Serafijnenorde.

Een portret in diamanten, dat wil zeggen een portret van een vorst in een omlijsting met diamanten, is door sommige vorsten ten geschenke gegeven aan andere personen om hun waardering uit te drukken. Het wordt tegenwoordig nog door familieleden van Europese koningen gedragen.

Voorbeelden[brontekst bewerken]

De gewoonte om portretten van de heerser te dragen bestond in ieder geval in Rusland. Op verschillende portretten zijn hooggeplaatste bestuurders en militairen met een op een lint van de Hoge Orde van Sint-Andreas gemonteerd portret van de Tsaar afgebeeld. Zo droeg Aleksej Bestoezjev-Rjoemin in de vroege 18e eeuw het portret van Peter de Grote en Alexander Mikhailovich Gorchakov droeg een dergelijk in diamanten gevat portret aan het hemelsblauwe lint van de Orde van Sint-Andreas van tsaar Alexander II van Rusland[1].

Aan het Pruisische hof werden op 31 augustus 1810 aan grootmeesteres Gravin v. Voß geb. von Pannwitz twee in diamanten gevat portretten van de Pruisische koning en koningin uitgereikt. Beide waren gemonteerd op het oranje lint van de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar[2].

De Franse koning Lodewijk XVI gaf zijn portret, omringd door 408 diamanten, in 1784 uit dankbaarheid aan de Amerikaan Benjamin Franklin, die destijds als diplomaat in Frankrijk was. [3]

In Turkije was het mogen dragen van het portret van de regerende sultan een eerbewijs die aan de hoogste functionarissen en aan de vazallen van de sultan werd gegund. Zo zien we de Servische vorst Miloš Obrenović nog met het portret van de sultan aan een rood lint om de hals.[4]

Ook in Zweden[5], Denemarken [6] en Noorwegen[7] worden dergelijke portretten gedragen. De Deense, Noorse en Zweedse prinsessen dragen het portret van de regerende koning of koningin steeds aan het lint van een ridderorde. In het Zweeds wordt gesproken van een Kungens miniatyrporträtt. De vrouwelijke leden van de Zweedse Koninklijke Familie dragen de portretten van de koning tijdens galadiners en belangrijke ceremoniën zoals het uitreiken van de Nobelprijzen[8]. Het portret van de koning aan een lint van zijn Serafijnenorde worsdt beschreven als een "fina utmärkelsen" (een bijzondere onderscheiding)[9].



Een Britse Koninklijke Familieorde van na 1953 aan een chartreusekleurig lint.

Een in diamanten gevat portret als Koninklijke Familieorde[brontekst bewerken]

Het gebruik om dergelijke portretten te dragen is bij heren uitgestorven, maar Britse koninginnen en prinsessen dragen nog kleine op ivoor geschilderde en met diamanten versierde portretten van de monarchen als Koninklijke Familieorde (Engels:Royal Family Order) aan een lint op de linkerschouder. Het gaat om miniatuurportretten van de regerende koning of koningin. De kleur van het lint varieert per regeringsperiode[10]. Vrouwelijke leden van de Brite koninklijke familie dragen of droegen soms meerdere van deze portretten bevestigd aan linten op hun linkerschouder. Hier is het portret dus een ordeteken al heeft deze huisorde geen statuten of graden.

Afbeeldingen[brontekst bewerken]

~

Zie ook:[brontekst bewerken]

Organisatie[brontekst bewerken]

In de middeleeuwen heeft de Duitse Orde zich organisatorisch georriënteerd op de Orde van Sint-Jan {De Johanniters) en de Orde van de Tempel {de Tempeliers}. Net als in deze orden waren de ridders en geestelijke leden absolute gehoorzaamheid verschuldigd aan de Grootmeester. De Grootmeester zelf was alleen onderworpen aan het gezag van de Paus. De Duitse Orde moest vanwege de zeer uitgestrekte bezittingen en de grote afstanden gebruik maken van drie bestuurslagen.

  • De orde als geheel werd door de Grootmeester bestuurd. Hij resideerde eerst in ... , later in de Mariënburg in de Ordensstaat aan de Oostzee. Eenmaal per jaae werd een Generaal Kapittel van de Duitse Orde bijeengeroepen waarin de statuten, het beleid en benoemingen werden besproken.
  • In de Duitse en Waalse landen was de eerstverantwoordelijke bestuurder de Duitsmeester die in de burcht Horneck aan de Neckar en later in Mergentheim resideerde. Ook de Duitsmeester hield met de aan hem ondergeschikte landcommandeurs een jaarlijks Generaal Kapittel.
  • De Duitse Orde was regionaal georganiseerd in balijen. Aan het hoofd van deze balijen stond een landcommandeur.
  • Een balije bestond uit een hoofdhuis zoals Alden Biesen of het Duitse Huis in Utrecht en een aantal huizen. De landscommandeur riep als overste van zijn balije zijn commandeurs geregeld bijeen voor een kapittel. Als rechterhand en vervanger van de landcommandeur kon uit het kapittel een opvolgingsgerechtigde Coadjutor worden gekozen.
  • Een commanderij van de Duitse Orde omvatte verschillende huizen. Daarin woonden de leden die te verdelen zijn in ridderbroeders (de meest talrijke groep), priesterbroeders en serjanten of lekebroeders. De priesters die de kerken van de Duitse Orde bedienden waren niet altijd lid van de Duitse Orde omdat het aantal priesterbroeders daarvoor onvoldoende was.

Verder waren er nog geheime broeders, halfbroeders, halfzusters en proveniers. Vanaf hun veertiende jaar konden ook, soms al als klein kind ingeschreven, jonge riddermatige edelen als toekomstige leden van de Duitse Orde aantreden. Deze edelexpectanten of ridderecpectanten, ook wel jonkheren genoemd, moesten dan tenminste twee jaar in het buitenland een christelijke heerser of een andere landcommandeur dienen. Pas wanneer een commanderij beschikbaar was kon de recruut de accolade of ridderslag ontvangen[1].

De ridders en commandeurs legden in de middeleeuwen, zoals in een kruisridderorde gebruikelijk, een gelofte van armoede , een gelofte van kuisheid en een gelofte van gehoorzaamheid af. Men kon dus spreken van ridder-monniken. De reformatie maakte geleidelijk een einde aan de naleving van deze geloften. Tenminste een van de landcommandeurs van de Utrechtse Balije[2] woonde op het terrein van het Duitse Huis samen met zijn concubine en zijn bastaardkinderen. In strijd met de gelofte bezaten commandeurs een eigen vermogen waarover zij ook testamentair beschikten zodat hun bezit niet langer automatisch toeviel aan hun orde. De officiële opheffing van het celibaat in 1637 wordt gezien als de definitieve breuk tussen de protestants geworden Utrechtse Balije en de katholiek gebleven balijen die onder het gezag van de Duitsmeester als katholiek instituut bleven voortbestaan.

De landcommandeurs tussen 1620 en heden[brontekst bewerken]

De portrettenreeks van de landcommandeurs opent met de ten tijde van de aanvang van het eerste Duitse Huis in Utrecht regerende groot- en duitsmeesters, daarop volgt het (eveneens fictieve) portret van Anthonis van Printhagen (1231 - 1266) Anthonis wordt in de tekst onder zijn portret "deerste landcomen duer van der balijen van utrecht" genoemd, maar dat was de uit de Balije Biessen afkomstige formeel Anthonis van Printhagen niet. Hij stond sinds 1231 wel aan het hoofd van een convent dat later het hoofdhuis van alle commanderijen van de Duitse Orde in het bisdom Utrecht zou worden. De balije van Utrecht met een hoofdhuis en verschillende commanderijen groeide immers pas geleidelijk uit wat een alliantie met Alden Biesen was[3] [4]. De hieronder gegeven jaartallen zijn ontleend aan twee bronnen; de "jongere grootmeesterkroniek" en de "balijekroniek" en betreffen de daar genoemde ambtsperiode[5].

(1) Anthonis van Printhagen,(1231 - 1266).

(2) Sieger van der Sluse van Huesde, (1266 - rond 1279).

(3) Dirk van der Horst,(rond 1279 - 1283 ).

(4) Gijsbert van der Goije,(rond 1283 - 1286).

(5) Ludolf van Bun,(rond 1286 - 1288).

(6) Dirck van Holland,(1288 - 1312).

(7) Herbaren van Drongelen,(rond 1312 - 1325) .

(8) Johan van Hoenhorst,(rond 1325 - 1340).

(9) Gosen van der Gernaer,(1340 - 1358).

(10) Lodewijk van Kenswielre,(1358 - 1360).

(11) Rutger van Vlimershem,(1360 - 1361).

(12) Rainaer Hoen,(1361 - 1371).

(13) Hendrik van Alckemade,(1371 - 1375).

(14) Hendrik van Hoenhorst,(1375 - 1379).

(15) Gerrit Splinter van der Enge,(1379 - 1405).

(16) Reinier van Opburen,(1405 - 1407).

(17) Johan van der Sande,(1407 - 1418).

(18) Sweder Kubbing,(1418 - 1421).

(19) Herman van Keppel,(1421 - 1442).

(20) Albert Vorst,(1442 - 1444).

(20) Dirk van Enghuizen,(1444 - 1454).

(21) Johan van Haeften,(1455 - 1463).

(22) Nicolaas van der Dussen,(1463 - 1466).

(23) Hendrik van Hackfort,(1466 - 1469).

(23) Johan van Drongelen,(1469 - 1492).

(24) Gossen van Rossum,(1492 - 1496).

(25) Wouter van Amstel van Mynden,(1527 - 1536).

(25) Albert van Egmont van Merestein,(1536 - 1560).

(26) Frans van Loo,(1560 - 1579).

(27) Jacob Taets van Amerongen,(1579 - 1612). Hij was de opdrachtgeven van de portrettenreeks van zijn veronderstelde 26 voorgangers. Van hem is door de Utrechtse meester Roelof Willemsz. van Culemborg ook het eerste naar het leven geschilderde landscommandeursportret gemaakt.

(28) Diederik Bloys van Treslong,(1612 - 1619).

(29) Jasper van Lynden,(1619 - 1620).

(30) Hendrik Casimir graaf van Nassau, Katzenellenbogen en Diez. Stadhouder van Groningen, Friesland en Drenthe,(1620 -1640).

(31) Willem Frederik vorst van Nassau-Diez,(1640 - 1664).

(32) [[]],( - ) .

(33) [[]],( - ) .

(34) [[]],( - ) .

(35) Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz, 1620-1640.