Artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 248bis van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht was in 1911 als onderdeel van de Zedelijkheidswet ingevoerd en in 1971 vervallen.
Betekenis[bewerken]
Het artikel 248bis luidde:
![]() |
De meerderjarige, die met een minderjarige van hetzelfde geslacht wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar. |
![]() |
De toenmalige grens voor meerderjarigheid was 21 jaar, terwijl de minimumleeftijd voor heteroseksuele contacten 16 jaar was en is.
Doel van deze wetgeving was volgens de toenmalige Nederlandse minister van Justitie E.R.H. Regout het beschermen van jongens en meisjes van 16 t/m 20 jaar tegen homoseksuele verleiding, en daarmee de verspreiding van homoseksualiteit tegen te gaan.
Een consequentie was dat een jong vriendenpaar tijdelijk geen seks met elkaar mocht hebben tussen het moment dat de oudste 21 werd en het moment dat de jongste deze leeftijd bereikte (althans, als deze seks als ontucht werd gezien). Een ander gevolg was dat de politie gemakkelijk ook bijeenkomsten van volwassen homoseksuelen kon verbieden, met als reden dat die konden leiden tot strafbare verleiding van minderjarigen.
Bestrijding[bewerken]
Om te strijden tegen art. 248bis werd al in 1912 door jhr.dr. Jacob Schorer het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK) opgericht. Het NWHK werd opgeheven toen in 1940 de Duitsers binnenvielen. Na de oorlog zette de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC de strijd voor afschaffing van art. 248bis voort.
Op 21 januari 1969 werd er een grote demonstratie gehouden tegen artikel 248bis. Deze demonstratie (de eerste demonstratie voor homorechten in Nederland) was georganiseerd door de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit en Stichting Ruimte.
De in 1969 door de Gezondheidsraad ingestelde commissie-Speijer kwam eenstemmig tot de conclusie dat er geen bezwaren van medisch-hygiënische en psychosociale aard bestonden tegen een laten vervallen van het artikel en dat er integendeel vele voordelen van een vervallen van dit artikel aanwijsbaar waren.
Ten aanzien van het mogelijke nut van het artikel als "stok achter de deur" stelt de minister:
In 1971 werd het artikel geschrapt (Kamerstuk 10347).[1] In totaal zijn ongeveer 5000 homoseksuelen vervolgd op basis van dit artikel. Sinds 1971 is er in de zedenwetgeving geen onderscheid meer tussen heteroseksuele en homoseksuele handelingen.
Zie ook[bewerken]
- Paragraaf 175 (Duitsland)
- Section 28 (Verenigd Koninkrijk)
- Seksuele meerderjarigheid
- Homo-emancipatie in Nederland
Literatuur[bewerken]
- Gert Hekma & Theo van der Meer, Bewaar me voor de waanzin van het recht, Uitgeverij AMB, Diemen 2011. ISBN 97890 79700 39 4
Externe link[bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|