Alfons Olterdissen
Alphonse (Fons) Victor Olterdissen (Maastricht, 12 december 1865 - aldaar, 24 februari 1923) was een Nederlands schrijver, dichter en regisseur. Zijn werk, dat bestaat uit verhalen, toneelstukken en operettes, behoort tot het bekendste dat in het Maastrichts geschreven werd. Het slotkoor van zijn komische opera Trijn de Begijn is sinds 2002 officieel het Maastrichtse volkslied.
Leven en werk
Olterdissen werd in Maastricht geboren in een Protestants gezin. Omdat hij een Duitse vader en een Zeeuwse moeder had, was Nederlands zijn moedertaal; het Maastrichtse dialect leerde hij op straat. In 1883 ging hij in Amsterdam naar de Rijksschool voor de Kunstnijverheid om zich te bekwamen in de schilderkunst. Na zijn afstuderen was hij enige tijd leraar aan de School voor Maatschappelijk Werk in Sittard. Van 1906 tot 1919 was hij gemeenteraadslid in Maastricht.[1]
Maatschappelijke verdiensten
Samen met kapelaan Rutten richtte hij in Maastricht de Patronaatstekenschool op, die echter geen succes werd. In de jaren 1890 zette hij zich in voor de promotie van het Maastrichtse toerisme met de vereniging Maastricht Vooruit. Hij werd befaamd als ontwerper en regisseur van historische stoeten, maar zijn gebrek aan zakelijkheid leverde hem grote schulden op.
Die schulden probeerde hij af te lossen met toneelstukken en operettes. Na een paar flops had hij in 1907 succes met De kaptein vaan Köpenick, een stuk in Maastrichts dialect over een in die dagen populaire figuur: de nep-kapitein Wilhelm Voigt (zie Hauptmann von Köpenick). De recettes leverden meer dan genoeg op om zijn schuld af te lossen. De tweede kemikke opera, het bovengenoemde Trijn de Begijn, werd ook een hit. Voor beide stukken verzorgde zijn broer Gustave Olterdissen (1860-1942) de muziek, die vooral uit arrangementen van bekende aria's en (kinder)liedjes bestond.
In 1909 schreef hij samen met zijn broer de kinderoperette Het prinsenkind, ter gelegenheid van de geboort van prinses Juliana.[1] Voor de heiligdomsvaart van Maastricht regisseerde hij in hetzelfde jaar het Sint-Servaasspel, een muzikaal toneelstuk op rijm over het leven van Sint-Servaas. Het stuk was geschreven door de priester Chrétien Mertz en van muziek voorzien door Philip Loots, en werd door circa 600 acteurs en figuranten diverse malen opgevoerd op het Vrijthof.[2]
Vanaf 1916 hield hij zich bezig met het schrijven van schetsen, ook in het Maastrichts. Kort voor zijn dood ontwierp hij de grote missieoprocht (1921).[1]
Zijn begrafenis bracht heel Maastricht op de been.
Nalatenschap
Bibliografie
- Prozawerken in Maastrichtsch dialect - bundel met schetsen, postuum verschenen in 1926; in 1975 heruitgegeven onder de titel Mestreechter vertelsels van Alfons Olterdissen.[3]
Monumenten
Aan de gevel van het geboortehuis van Fons Olterdissen (Boschstraat 107) bevindt zich een gedenksteen. Op de Algemene Begraafplaats Tongerseweg is zijn grafmonument bewaard gebleven. In 1962 werd in de middenberm van de Grote Looiersstraat een beeldengroep geplaatst naar ontwerp van Willem Hofhuizen. Het stelt Olterdissen voor als verteller met een groep luisterende kinderen, zittend op een hardstenen bank. Op een bronzen reliëf daar tegenover is een scène uit Trijn de Begijn te zien.[1]
-
Geboortehuis
-
Grafmonument
-
Beeldengroep
-
Idem, reliëf
Voetnoten
- ↑ a b c d P.J.H. Ubachs en I.M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht, pp. 381-382: 'Olterdissen, Fons'. Walburg Pers, Zutphen. ISBN 90-5730-399-X.
- ↑ J. Koreman (1983): 'Oude afbeeldingen', p. 82. In: De Sint Servaas, restauratie-informatie bulletin #10. Stichting Restauratie De Sint Servaas, Maastricht.
- ↑ Prozawerken 1926 online beschikbaar in dbnl.