Arocatus melanocephalus

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Arocatus melanocephalus
Arocatus melanocephalus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hemiptera (Halfvleugeligen)
Onderorde:Heteroptera (Wantsen)
Familie:Lygaeidae (Bodemwantsen)
Onderfamilie:Lygaeinae (Ridderwantsen)
Geslacht:Arocatus
Soort
Arocatus melanocephalus
(Fabricius, 1798)
Arocatus melanocephalus tegen het raam
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Arocatus melanocephalus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

Arocatus melanocephalus is een wants uit de familie van de bodemwantsen (Lygaeidae). In het Nederlands soortenregister is voor deze soort geen Nederlandse naam aangegeven[1]. Op Waarneming.nl en Waarnemingen.be staat de soort beschreven onder de Nederlandse naam Iepenridderwants.[2][3]

Uiterlijk[bewerken | brontekst bewerken]

Deze soort is aan de bovenkant zwart en rood, maar hij is niet fel gekleurd en heeft een zwart-rood connexivum (aan de zijkant zichtbare deel achterlijf). De kop en het schildje (scutellum) zijn zwart, het halsschild is rood met een zwart deel in het midden. Van het hemi-elytrum (de deels verharde voorvleugel) is de bovenste helft rood en de onderste helft zwart tot aan het donkerbruine membraan (doorzichtig deel van de voorvleugel). De tekening van de poten kan variëren. Vaak zijn de dijen zwart en het overige deel van de poten voor het grootste deel rood. De lengte is 6 – 6,6 mm.

Verspreiding en habitat[bewerken | brontekst bewerken]

Hij komt voor in Zuid-Europa en Midden-Europa, naar het oosten is hij verspreid naar Zuid-Rusland en de Kaukasus. De laatste jaren wordt hij steeds noordelijker waargenomen. In Nederland is hij zeldzaam, aanvankelijk kwam hij vooral voor in de omgeving van Apeldoorn maar vanaf omstreeks 2017 worden er waarnemingen door een groot deel van Zuid- en Midden-Nederland gedaan.[4] In 2020 zijn ook enkele exemplaren aangetroffen in België.[5]

Leefwijze[bewerken | brontekst bewerken]

Hij leeft in iep (Ulmus). maar ook in els (Alnus) en eik (Quercus). De imago’s overwinteren en paring vindt plaats in mei. De imago’s van de nieuwe generatie komen dan al in juni. Overwinterende wantsen worden ook in woningen aangetroffen.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]