Naar inhoud springen

Beelddenken

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 143.176.64.188 (overleg) op 27 feb 2020 om 21:34. (→‎Wetenschappelijke opvatting)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Beelddenken is een term die wetenschappers, onderwijzers, psychologen, specialisten en andere betrokkenen hanteren voor het denken, het herinneren, het vooruitdenken en het leren in beelden en gebeurtenissen. Een beelddenker ziet in één opslag het geheel. Het wordt ook wel het 'visueel leersysteem' genoemd. Internationaal worden de volgende begrippen gehanteerd: 'visuospatial memory', 'visuospatial thinking' en 'visuospatial learning'. Onderzoeken op dit terrein zijn gepubliceerd door onder andere Robert J. Sternberg[1], Xiao Zhang[2], Jaap Murre[3], Sharon Thompson-Schill[4]. Beelddenken is een alledaags, gangbaar begrip – het wordt gebruikt door psychologen, onderwijzers, orthopedagen en anderen die betrokken zijn bij onderzoek en begeleiding van kinderen en volwassenen met deze vorm van denken en leren.

Oorsprong

In het Nederlandse taalgebied is het begrip geïntroduceerd door de logopedist Maria Krabbe in 1951. Zij werkte met kinderen met leerproblemen, zoals dyslexie, stotteren en schrijfproblemen. Deze kinderen bleken volgens haar te denken in beelden en zij noemde hen beelddenkers. Haar theorie is dat het lezen van woorden bij deze mensen eerst in beelden omgezet zal worden, en ook het uitleggen van de eigen denkbeelden in taal zal veelal een beknopte uitleg zijn. Nel Ojemann[5] heeft beelddenken in 1987 nader beschreven als "een vorm van denken die iedereen gebruikt zolang men jong is". Volgens Ojemann gaat het om denken in beelden en handelingen, een beweeglijk omgaan met de werkelijkheid, dat de meeste mensen rond hun vijfde, zesde jaar loslaten ten gunste van het begripsdenken of woorddenken. Beelddenkers laten dit volgens haar echter niet los en maken er juist gebruik van.

Beschrijving van de theorie

Beelddenken plaatst zichzelf tegenover taaldenken of woorddenken, een vorm van denken in taal, maar ook tegenover begripsdenken en abstractie. mensen van wie wordt verondersteld dat zij voornamelijk en primair in beelden denken. Dat wil zeggen dat nieuwe informatie in beeld wordt opgeslagen en verwerkt.

Begripsdenkers (woordelijk redenerende denkers) maken volgens de theorie meer gebruik van het bewust denken (bewuste gedachtegangen) en beelddenkers maken meer gebruik van intuïtief denken via het onbewuste. Het onbewuste verwerkt, en maakt (voor)bewust, met veel grotere snelheid dan het bewuste denken. 'Beelden, gevoelens, bewegingen, verhoudingen en eerdere ervaringen' kunnen dan achtereenvolgens door het hoofd flitsen, al dan niet met woorden (auditief denkend). Veelal zijn het gedachtegangen die onderdeel zijn van een geheel en als zodanig de 'beelden' ondersteunen.[6][7] Dat alles gebeurt binnen honderdsten van seconden (door het onbewuste). Doordat het bewuste minder wordt gebruikt, kan het ook eerder overbelast raken. Er kan dan behoefte aan een rustmoment ontstaan, waarin vaak voor zich uit gestaard wordt en er achtereenvolgens allerlei waarnemingen tot het bewuste komen, die worden verwerkt binnen het denkbeeld. Beelddenken kan ook begrijpend denken (niet te verwarren met begripsdenken) genoemd worden, waarbij alle denkbeelden worden begrepen ('zo is het') of juist niet. De denkbeelden passen dan wél, of juist niet in het denkbeeld (perspectief) als geheel. Vanwege die begrijpende manier van denken kan iemand zeer stellig zijn. In een discussie tussen een woorddenker en een beelddenker treedt vaak onderling onbegrip op. Veelal is er bij beelddenken ook sprake van een fotografisch geheugen. Zo kunnen vanuit het niets 'antwoorden' of oplossingen opkomen zoals bij de wiskundigen/theoretische natuurkundigen Carl Friedrich Gauss, Hermann von Hemholtz en Henri Poncaré [8]. Ook maakt het grote 'ruimtelijk inzicht' het mogelijk om al lopend (door straten), een 'plattegrond' voor zich te zien (van boven). Zelfs kunnen beelden twee- of driedimensionaal zijn, bijvoorbeeld de binnenkant van een woning, ook als ze nog gebouwd moet worden (architect, aannemer, timmerman). Ook in het academisch denken is ruimte voor de 'beelddenker'. Van Albert Einstein is bekend dat hij een grote mate van visueel ruimtelijk inzicht had. Een beelddenker kan een rijke verbeelding hebben, waardoor deze sneller, associatief en divergent (een snelle manier van verbanden leggen) tot inzichten kan komen.

Er zijn onderzoekers die menen dat veel beelddenkers mensen met autisme, syndroom van Asperger en ADHD zijn; dat hoeft zeker niet het geval te zijn. Veel hoogbegaafden en getalenteerden hebben bijvoorbeeld een voorkeur voor beelddenken. Hierdoor kunnen door niet-gespecialiseerde psychologen misdiagnoses opgesteld worden, met alle gevolgen van dien. De beelddenker zou een samenwerking van het snelle beelddenken en de zintuigen hebben, waardoor ze bijvoorbeeld verfijnd en méér waarnemen. Een beelddenker ziet in het hoofd ongeveer 32 beelden per seconde, wat niet lukt met 'het bewuste waarnemen', maar alleen door middel van het onderbewustzijn.[9] Een woorddenker denkt in twee woorden per seconde.

Vanwege de onbekendheid van het beelddenken in Nederland en België is er nog veel onbegrip in het onderwijs. Toch komt er steeds meer bekendheid, omdat het beelddenken herkenbaar is. Daar waar de begripsdenker of woorddenker in stapjes van gemakkelijk naar moeilijk leert, leert een beelddenker vanuit een 'totaalbeeld'. De beelddenker heeft een helikopterview en begripsdenkers denken in details. Veel beelddenkende kinderen hebben baat bij top-down-onderwijs. Top-down-onderwijs is onderwijs dat letterlijk het tegenovergestelde is van bottom-up. Bottom-up-onderwijs is de 'normale' manier van lesgeven in het reguliere onderwijs. Regulier onderwijs kenmerkt zich door kleine stapjes, waarmee naar een begrip toe gewerkt wordt – bij top-down-onderwijs wordt het begrip door middel van overzichten en samenvattingen als eerste gegeven.

In Nederland organiseert het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO al jaren congressen over beelddenken. In opdracht van het Nederlandse ministerie van OCW (onderwijs) heeft het SLO een kernleerplan opgesteld. 'Dit kernleerplan bevat een richtinggevend kader om bestaande onderwijsmaterialen en -werkvormen te beoordelen en nieuwe te ontwikkelen', bron: SLO. Op deze congressen worden beelddenk-experts uit binnen en buitenland uitgenodigd, om het beelddenken een grotere bekendheid onder leraren te geven.[10]

Toch verloopt de bewustwording traag, doordat op lerarenopleidingen niet of nauwelijks aandacht is voor beelddenken. In Nederland en België zijn de leraren verantwoordelijk voor onderwijs aan kinderen. De meeste leraren zijn niet in staat een beelddenkend kind te herkennen. Daardoor kan het kind de erkenning missen dat het op een andere manier denkt en dus een andere onderwijsvorm nodig heeft die aansluit op zijn/haar manier van denken ('top-down')[11] De meest ideale manier om het visueel-ruimtelijke leerstijl bij een kind vast te stellen, is gebruik te maken van de subtest blokpatronen van de WISC-III (Wechsler Intelligence Scale for Children).[11] Andere internationale testen zijn: het onderdeel The Abstract Visual Reasoning van de Stanford Binet Fourth Edition en The Raven's Progressive Matrices. In Nederland wordt het Wereldspel van Nel Ojemann gebruikt, met een didactisch onderzoek, waaraan ook een visueel-ruimtelijke intelligentietest is toegevoegd. Erkende bureaus kunnen een beelddenk-verklaring voor een kind afgeven. Hiermee kan het kind waarvoor de verklaring is afgegeven, aangepast top-down onderwijs krijgen. De reguliere manier van lesgeven is eenduidig en gericht op kinderen die in woorden denken (of een algemenere manier van auditief sequentieel denken hebben), dat wil zeggen: door middel van denken in 'woorden', met een plaatje hooguit als ondersteuning. Hierdoor kan een volledig beelddenkend kind vastlopen. Als het kind geen aansluiting in de klaslokalen krijgt, kan het verveeld raken en doorslaan in negatief gedrag. De informatieverwerking in het hoofd verloopt op een andere manier. Hoewel het kind sneller kan denken, verloopt de verwerking vooral in communicatie trager. Het kind kan meer tijd nodig hebben voor een toets om alle opdrachten volledig af te maken; verbaal kan zich hetzelfde probleem voordoen. Een beelddenkend kind kan heel veel tijdsdruk ervaren, waardoor een toets niet kan worden afgemaakt. Het kind kan ook besluiten om opdrachten over te slaan. Reden hiervoor is dat het kind onder woorden moet brengen wat het in het hoofd 'ziet'. Het kind kan ook energieker zijn en beweging nodig hebben bij informatieverwerking in het hoofd (veel naar de WC gaan terwijl het niet hoeft). Normaal gesproken past lichaamsbeweging niet bij stilzitten in een klaslokaal. Herkenbaar is ook het kind dat door onderwijzers als 'dromerig' wordt gezien, perioden voor zich uit zit te staren of naar de vlindertjes buiten kijkt. Door dit gedrag kunnen prestatieresultaten achterblijven en kan het door de onderwijzer als minder intelligent en 'moeilijk' worden beschouwd, of als een minder theoretisch, praktisch ingesteld kind. Het tegendeel kan juist het geval zijn. Er zijn meer negatieve gedragskenmerken bekend. Het reguliere onderwijs biedt op dit moment weinig faciliteiten voor een andere denkwijze; het zou volgens vele onderwijzers tot onrust leiden, niet kunnen omdat de klassen te vol zijn of omdat er twijfel bestaat over het bestaan van beelddenken.

Buiten Nederland en België is veel meer oog voor beelddenken in het onderwijs. Het Mind Research Institute in de Verenigde Staten heeft een nieuwe manier van visueel rekenonderwijs ontwikkeld. Het Mind Research Institute doet onderzoek en werkt samen met meer dan dertien universiteiten in de Verenigde Staten en daarbuiten, zoals Harvard University, Johns Hopkins University, University of Montreal, UCLA, East China Normal University, University of Victoria, UC Irvine, Medical University of South Carolina, North Carolina State University, University of Pittsburgh, University of California en University of Victoria. De methode 'ST Math', kenmerkt zich door rekenonderwijs zonder woorden. De 'ST' staat voor 'Spatial Temporal Reasoning', kwantitatief redeneren in tijd en ruimte, dit wordt gevonden in het 'hogere' denken. De methode is gebaseerd op toegepast neurologisch onderzoek en maakt gebruik van software. De software maakt gebruik van bewegende beelden, waarbij de leerling interactief gevraagd wordt rekenkundige vragen op te lossen. Inmiddels maken 1.285.000 leerlingen en studenten gebruik van deze methode. 'ST Math' is op 5000 scholen (55000 onderwijzers maken gebruik van St. Math) in 48 staten ingevoerd. Samen met onderzoeksbureau WestED(Non-profit)[12] werd onderzocht wat de schoolresultaten van de scholen waren na invoering van St. Math. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de scholen met de St Math methode aanzienlijk beter scoorden op rekengebied dan de scholen die de standaard rekenmethoden hanteerden. Het onderzoek werd geëvalueerd door SRI Education[13].

Wetenschappelijke opvatting

Op veel universiteiten en onderzoeksinstituten wordt beelddenken onderzocht, het is stevig verankerd in de wetenschap. Sommige wetenschappers menen dat denken in beelden niet mogelijk is.[14] T. Braams (kinder- en jeugdpsycholoog) zegt hierover: "Hoewel het zeker zo is dat de ene persoon sterker visueel is ingesteld dan de andere, is het voor wetenschappers onmogelijk zich een volkomen niet-talige vorm van denken voor te stellen." En: "De taal is een enorm krachtig gereedschap om ingewikkelde zaken te overdenken. In de vorm van beelden is dat helemaal niet mogelijk." Braams' uitspraken zijn uitspraken die naar een persoonlijke mening neigen. Of een wetenschapper zich kan voorstellen dat er een niet-talige vorm van denken bestaat, hangt helemaal van de wetenschapper af, het soort onderzoek dat gedaan wordt en de manier waarop de conclusies getrokken en geformuleerd worden. Er zijn wetenschappers die denken dat er geen beeldende manier van denken bestaat – dat zijn voornamelijk wetenschappers vanuit linguïstische hoek[15] – maar er zijn ook wetenschappers die deze linguïstische mening niet delen. Met name uit neuro-wetenschappelijke hoek is al sinds de vorige eeuw bekend, dat denken in beelden en top-down denken en redeneren bestaat. Ieder mens maakt gebruik van top-down en bottom-up-processing, maar sommige mensen maken juist meer gebruik van top-down denken dan van bottom-up denken. Dat taal een krachtig gereedschap is om ingewikkelde zaken te overdenken, is nog steeds twijfelachtig. Taal kan een krachtig wapen zijn om ingewikkelde zaken te overdenken, maar dat hoeft niet. Onderzoek naar taal en cognitie wordt op toonaangevende universiteiten en instituten gedaan, in Nederland op het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen. Wetenschappers wereldwijd zijn het er niet over eens of taal de cognitie kan beïnvloeden. Top-down denken, denken vanuit het geheel naar de delen en beelddenken wordt al meer dan een eeuw onderzocht, er is over gepubliceerd en het onderwerp is in veel universitaire handboeken opgenomen.[16][17]. Toch lijkt in het Nederlandse onderwijs nog veel onbegrip te zijn. Er zijn onderwijzers die ervan uitgaan dat beelddenken een theorie is wat op aannames berust en dat onderzoekers, universiteiten en andere instituten zich niet met beelddenken bezighouden, het tegendeel is waar. Vaak wordt "beelddenken" in het onderwijs gezien als een vorm van pseudo-wetenschap, welke wordt beoefend door een amateur- of pseudo-wetenschapper. Dat beelddenken een pseudo-wetenschap is, is een mythe. Het wordt aangenomen dat beelddenken niet bestaat, terwijl wetenschappelijke ontdekkingen en doorbraken reeds in het buitenland zijn gedaan. Het beelddenken lijkt in het onderwijs nog steeds een wetenschappelijke underdogpositie in te nemen. Toch wordt dat onbegrip steeds kleiner, al kost dat veel tijd. In 1987 voerden Professor Kim Vicente en zijn collega's een reeks cognitieve tests uit op een groep deelnemers en bepaalden vervolgens welke cognitieve vaardigheden verband hielden met de prestaties van een zoekopdracht in een geautomatiseerd archiefsysteem. Zij vonden dat de enige significante voorspellers van de prestaties taal en visueel-ruimtelijke denkvermogens waren, en dat degenen met een visueel-ruimtelijk denkvermogen twee keer zo snel waren om de taak uit te voeren dan degenen die meer een taal-denkend vermogen hadden.[18][19] Een grote tegenstander van het gelijkstellen van taal en begrip was Albert Einstein. Hij had een duidelijke mening over zijn eigen denken. Al in 1949, twee jaar eerder dan de introductie van het begrip 'beelddenken' door Maria Krabbe in Nederland, verschenen in het boek Albert Einstein Autobiographical Notes [20] diens gedachten over taal en het denkproces. Albert Einstein stelt de vraag wat 'denken' precies is en wat de rol van taal is tijdens het denkproces. Hij sluit af: "Het is absoluut niet nodig dat een concept (idee of gedachte) wordt gekoppeld aan een sensorisch en reproduceerbaar teken (woorden); maar wanneer dit het geval is, kan het denken daardoor worden gecommuniceerd". Oftewel, woorden zijn nodig om overdachte concepten en gedachten over te brengen, maar woorden worden zeker niet in ieder denkproces gebruikt. Dit bevestigde Jacques S. Hadamard (Frans wiskundige)[21]– hij benaderde Einstein met vragen over diens manier van denken. Hadamard, beschouwde zichzelf een beelddenker, benaderde de grote wiskundigen en natuurkundigen van zijn tijd om aan te tonen dat denken in kleuren en beelden belangrijk is voor het wetenschappelijk denken in natuur- en wiskunde. Hadamard stond recht tegenover de wetenschappers die taal en begrip als hetzelfde beschouwden. Zelf beschreef Hadamard zijn eigen denken als woordeloos, vaak vergezeld van beelden die een globale idee van een bewijs samenvatte. Einstein schreef in een brief gericht aan Hadamard:

"(A) De woorden of de taal, zoals ze geschreven of gesproken zijn, lijken geen enkele rol te spelen in mijn denkmechanisme. De psychische entiteiten die als elementen in het denken lijken te dienen, zijn bepaalde tekens en min of meer duidelijke beelden die "vrijwillig" kunnen worden gereproduceerd en gecombineerd. Er is natuurlijk een zekere verbinding tussen die elementen en relevante logische concepten. Het is ook duidelijk dat er een wens is om uiteindelijk te komen tot logisch verbonden concepten, wat de emotionele basis is van dit nogal vage spel met de bovengenoemde elementen. Maar vanuit een psychologisch oogpunt lijkt dit combinatorisch spel het essentiële kenmerk van het productieve denken te zijn - voordat er enige connectie is met logische constructies in woorden of andere soorten tekens die aan anderen kunnen worden doorgegeven.

(B) De bovengenoemde elementen zijn, in mijn geval, visueel en sommige van het gespierde soort. Conventionele woorden of andere tekens moeten slechts omslachtig worden gezocht in een secundaire fase, wanneer het genoemde associatieve spel voldoende is vastgelegd en naar wens kan worden gereproduceerd.

(C) Volgens wat is gezegd, is het spelen met de genoemde elementen bedoeld om analoog te zijn aan bepaalde logische verbindingen waarnaar men op zoek is.

(D) Visueel en motorisch (bewegende beelden). In een stadium waarin woorden überhaupt tussenbeide komen, zijn ze in mijn geval puur auditief, maar ze bemoeien zich alleen in een secundaire fase, zoals hiervoor vermeld."

Einstein was ervan overtuigd dat conceptueel denken gebaseerd is op visueel begrip (Anschauung) en niet op woordelijk begrip. Hij plaatste het ABC van het visueel begrip voor het ABC van de letters.[22] Einstein heeft dit ook vanaf 1916 in een aantal gesprekken met Max Wertheimer aangevoerd. Wertheimer was een vriend van Einstein en een van de grondleggers van de Gestalt-psychologie. Onderzoek doen naar denken is lastig. Feit is wel dat woorddenkers zich niet kunnen voorstellen dat er mensen zijn die uitsluitend in beelden denken, dat geldt ook andersom. Wanneer men tot de ontdekking komt dat er mensen zijn die op een andere manier denken, kan er een zekere verwarring ontstaan. Zeker is, dat niet iedere beelddenker een genie is, maar dat beelddenkers die uitsluitend in beelden denken niet zouden bestaan, is wetenschappelijk zeer twijfelachtig en niet bewezen. Bovendien, dat taal de cognitie en gedachten zou beïnvloeden is wetenschappelijk gezien nog niet zeker.

Literatuur over beelddenken

  • Werkboek, Ik leer anders - Agnes Oosterveen, Beelddenken op de basisschool ISBN 9081613510
  • Beelddenken, visueel leren en werken - Marion van de Coolwijk, uitgeverij Instituut Kind in Beeld
  • Beelddenken, visueel leren en werken WERKBOEK voor kinderen- Marion van de Coolwijk, uitgeverij Instituut Kind in Beeld
  • Ben ik in beeld? - kinderboek - Marion van de Coolwijk, uitgeverij LANNOO
  • Ben jij een beelddenker? - Kinderboek. Herdruk van Tom Poes en de Waggelgedachten van Marten Toonder.
  • De Kracht van Beelddenken - Ghislaine Bromberger. Uitgeverij Nelissen, ISBN 90-244-1664-7.
  • The Gift of Dyslexia - Ronald D. Davis. (vert: De Gave van Dyslexie)
  • Thinking in Pictures - Temple Grandin. Over beelddenken bij autisme.
  • Denkbeelden over Beelddenken - Roel de Groot, Cees Paagman. Uitgeverij Agiel, ISBN 90-807726-3-1.
  • Beelddenken en Begripsdenken: een Paradox? - Maarten In 't Veld, Roel de Groot. Uitgeverij Agiel, ISBN 90-77834-04-4.
  • Beelddenken in de praktijk - Anneke Bezem, Marion van de Coolwijk. Uitgeverij Instituut Kind in Beeld, ISBN 90-808-754-1-4.
  • Beelden in je hoofd. Handleiding voor beelddenkers - Lot Blom. AnkhHermes, ISBN 97890-202-08184
  • Denken in beelden - Tineke Verdoes, Uitgeverij SWP ISBN 97890-856-06536.
  • De gids over beelddenkende kids - Sandra Kleipas, Uitgeverij Scrivo Media ISBN 9789491687129.
  • De survivalgids beelddenken - Sandra Kleipas, Uitgeverij Abimo ISBN 9789462346307.
  • Misdiagnose van hoogbegaafden, handreikingen voor passende hulp - James T. Webb, Koninklijke van Gorcum ISBN 9789023250333.
  • Cambridge Handbook of visuospatial thinking - Priti Shah en Akira Miyake, Cambridge University Press ISBN 131645049X, ISBN 9781316450499.
  • Upside-Down Brilliance - The visual spatial learner - L.K. Kreger Silverman, The Institute for the Study of Advanced Development (Gifted Development Center) ISBN 978-1932186000.
  • Slim 2.0 - Facetten van hoogbegaafdheid - Eindredactie Frouke I, Welling, Koepel Hoogbegaafdheid ISBN 9789081659802.
  • Einstein, Albert autobiographical notes, Paul Arthur Schilpp, Open Court Publishing Co ISBN 9780812691795.
  • Thematic origins of scientific thought, Kepler to Einstein, Gerald Holton, Harvard University Press ISBN 9780674877481.
  • The Oxford Handbook of Neuroscience, Volume 1, Edited by K. N. Ochsner and S. M. Kosslyn, Oxford University Press ISBN 019062986X.
  • The Human Factor: Revolutionizing the Way People Live with Technology, K. J. Vincente, Routledge, Taylor & Francis Group, New York ISBN 9780415978910
  • A mathematician's mind, testimonial for an essay on the psychology of invention in the mathematical field (in Idea's and Opinions), Jacques S. Hadamard, Princeton University Press ISBN 0691 029318
  • Language, Cognition and Human Nature, Steven Pinker, Oxford University Press ISBN 0190259280
  • Wetenschappelijke publicaties van diverse wetenschappers verbonden aan het Mind Research Institute[23]