Benitoiet
Benitoiet | ||||
---|---|---|---|---|
Mineraal | ||||
Chemische formule | BaTi(Si3O9) | |||
Kleur | blauw, glauwgrijs, kleurloos | |||
Streepkleur | wit | |||
Hardheid | 6 - 7 | |||
Glans | glasglans | |||
Kristaloptiek | ||||
Kristalstelsel | Hexagonaal | |||
Brekingsindices | Ne 1,800 tot 1,804, No 1,756 - 1,757 | |||
Dubbele breking | 0,047 | |||
Dispersie | 0,044 | |||
Fluorescentie | sterk blauw | |||
Luminescentie | intensief blauw | |||
Pleochroïsme | sterk dichroisme | |||
Overige eigenschappen | ||||
Veredeling | niet bekend | |||
Vergelijkbare mineralen | saffier, cordieriet, indigoliet | |||
Bijzondere kenmerken | geen | |||
Lijst van mineralen | ||||
|
Het mineraal benitoiet is een barium-titaniumsilicaat met de chemische formule BaTiSi3O9. Het behoort tot de cyclosilicaten.
Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]
Het mineraal benitoiet is genoemd naar de eerste vindplaats in 1907 in het gebied van San Benito Country Californië, waar het mineraal voor het eerst beschreven werd.
Eigenschappen[bewerken | brontekst bewerken]
Het doorzichtig tot doorschijnend kleurloze, witte, roze, paarse of blauwe benitoiet heeft een glasglans, een witte streepkleur en een slechte splijting volgens het kristalvlak [1011]. De gemiddelde dichtheid is 3,6 en de hardheid is 6 tot 6,5. Het kristalstelsel is hexagonaal en het mineraal is niet radioactief.
Voorkomen[bewerken | brontekst bewerken]
Het zeldzame benitoiet komt voor in natrolietaders die serpentijnhoudende groenschisten doorsnijden. De typelocatie is de Benitoiet edelsteenmijn langs de San Benito rivier in Californië, Verenigde Staten, het vormt 1 cm grote kristallen. Een andere vindplaats van benitoieten van edelsteenkwaliteit is Nieuw-Zeeland. In de collectie van het Smithsonian Institute in Washington D.C. bevindt zich een geslepen steen van 7,80 karaat.