Caracal (dier)
Caracal IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2008) | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Caracal caracal (Schreber, 1776) | |||||||||||||
Leefgebied caracal | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Caracal op Wikispecies | |||||||||||||
|
De caracal (Caracal caracal, syn. Felis caracal, Profelis caracal) is een middelgrote katachtige uit Afrika en Zuidwest-Azië. Hij wordt soms ook woestijnlynx genoemd, vanwege de pluimpjes aan de oren. De caracal is waarschijnlijk echter meer verwant aan de Afrikaanse goudkat en (in mindere mate) de serval, dan aan de lynxen.
Kenmerken
De caracal wordt 60 tot 91 cm lang.[2] De staart is 18 tot 34 cm lang. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes worden 8 tot 13 kg zwaar, mannetjes 12 tot 19 kg. Het is een slanke katachtige met een kort staartje. De achterpoten zijn langer dan zijn voorpoten en zeer gespierd, een aanpassing aan het jagen met sprongen. De brede, ronde kop heeft een korte snuit, grote ogen en driehoekige oren met lange zwarte haarpluimpjes op de toppen. Deze pluimpjes dienen waarschijnlijk om het gehoor te versterken, maar zouden ook kunnen dienen voor communicatie met andere caracals. De achterzijde van de oren zijn zwart, de binnenzijde wit met een zwarte rand. De caracal heeft over het algemeen een gelig roodbruine vacht, alhoewel er ook donkerdere tot zelfs bijna zwarte dieren bestaan. De borst, buik en binnenzijde van de poten zijn wit.
Leefwijze
De caracal is voornamelijk 's nachts actief. Overdag schuilt hij meestal tussen rotsen, in een holle boom, een grot of het verlaten hol van een aardvarken. Hij leeft voornamelijk solitair in een territorium van enkele km²s. Enkel in de paartijd leeft hij in een paartje. Tijdens de paartijd laat hij een kenmerkende kuchende roep horen.
Voortplanting
De caracal krijgt tot vier jongen per worp na een draagtijd van 62 tot 81 dagen. Deze jongen worden geboren in een hol, struikgewas of een grot. Na negen dagen gaan de ogen open. Het eerste vlees wordt gegeten als de jongen een maand oud zijn, en na vier maanden worden de jongen gespeend. Na een jaar zijn ze zelfstandig.
Prooidieren
De caracal is een snel roofdier. Middelgrote zoogdieren vormen zijn voornaamste prooi. Belangrijke prooidieren zijn onder andere hazen, kleinere apen, knaagdieren als ratten, kleine antilopen als gazellen, en klipdassen. Ook vogels, van duiven en patrijzen tot zelfs arenden worden gegrepen. Hij bespringt zijn prooi met een snelle, krachtige sprong. Met deze sprong kan hij enkele meters hoog komen en vogels uit de lucht slaan. Ook vruchten en reptielen worden soms gegeten. De caracal vangt soms ook geiten, schapen en pluimvee, waardoor hij in conflict kan komen met veehouders.
Verspreiding
Hij komt voor van Afrika en Arabië tot Pakistan en Noordwest-India, in alle drogere bossen, savannes, steppen en halfwoestijnen. De caracal heeft een voorkeur voor drogere vlakten en rotsachtige heuvels met kort gras en voldoende schuilplaatsen, zoals struikgewas. Hij ontbreekt in hete woestijnen als de Sahara en de Arabische woestijn, evenals in de regenwoudgordel van Afrika, maar komt algemeen voor in drogere gebieden als de Sahel, de Kalahari en de Hoorn van Afrika. Hij komt ook ten noorden van de Sahara voor, in Noord-Marokko en -Algerije, Tunesië en Noord-Libië en -Egypte.
- ↑ (en) Caracal op de IUCN Red List of Threatened Species.
- ↑ Charlotte Uhlenbroek (2008) - Animal Life, Tirion Uitgevers BV, Baarn. ISBN 978-90-5210-774-5