Coesiet

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Coesiet
Coesiet
Mineraal
Chemische formule SiO2
Kleur kleurloos, wit
Streepkleur kleurloos, wit
Hardheid 7,5 tot 8
Gemiddelde dichtheid 2,93 kg/dm3
Glans Glasglans
Breuk Schelpvormig
Splijting geen
Kristaloptiek
Kristalstelsel Monoklien
Eenheidscel a = 7.17, b = 12.38, c = 7.17, Z = 16; β = 120°
Brekingsindices 1,59
Lijst van mineralen
Portaal  Portaalicoon   Aardwetenschappen

Het mineraal coesiet (spreek uit coësiet) bestaat uit siliciumdioxide (SiO2). Het is een hoge-druk-polymorf van kwarts, dat ontstaat bij een temperaturen boven de 700°C en drukken hoger dan 3 GPa. Zulke omstandigheden komen in de Aarde normaal gesproken alleen voor op dieptes van meer dan 80 km, in de mantel. Het mineraal wordt daarom gebruikt als een indicator voor ultrahogedrukomstandigheden in gesteente.

Coesiet werd voor het eerst synthetisch geproduceerd in 1953 door Loring Coes Jr, naar wie het mineraal genoemd is. In 1960 vond de geoloog Eugene Shoemaker coesiet in gesteente uit de Barringerkrater, waardoor hij kon bewijzen dat de krater gevormd was door een meteorietinslag. Coesiet kan ook gevormd worden bij kernproeven.

Coesiet komt voor in ultrahogedruk-terreinen die door obductie aan de oppervlakte zijn komen te liggen. Het is ook gevonden in eclogiet-xenolieten in kimberlieten. Aan het oppervlak is coesiet metastabiel, het reageert naar kwarts.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Coesite van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.