Medeklinkermutatie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Torvalu4 (overleg | bijdragen) op 28 nov 2016 om 11:42. (→‎Bretons)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Een consonantmutatie is elke klankverschuiving waarbij een medeklinker verandert als gevolg van zijn morfologische en/of syntactische omgeving. De meest voorkomende vormen van consonantmutatie zijn lenitie en nasalisatie. Ook fortitie komt af en toe voor.

Oorspronkelijk was lenitie een puur fonetisch verschijnsel; zo treedt het op in een situatie waarin een medeklinker oorspronkelijk volgde op een klinker, terwijl nasaleringen optreden in een situatie waar het voorgaande woord van oorsprong op een nasaal eindigde. Met het analytischer worden van de talen met consonantmutatie vielen gaandeweg veel uitgangen weg, waardoor het verschijnsel er een grammaticale functie bijkreeg.

Mutaties kunnen daardoor als een vorm van sandhi gezien worden: verandering aan de grens van twee woorden of morfemen. Weliswaar is de context veelal verdwenen: een van de aangrenzende elementen is dan weggesleten, waardoor de mutatie niet meer direct als grensverschijnsel wordt opgemerkt.

Medeklinkergradatie

Een aparte vorm van consonantmutatie is medeklinkergradatie, waarbij de vorm van medeklinkers varieert binnen een vast patroon. Dit is bijvoorbeeld het geval in het Fins, Estisch en Samisch. Dit verschijnsel wordt beschouwd als een vorm van lenitie en is zowel kwantitatief als kwalitatief van aard; zo geldt het in het Fins voor plosieven [p t k] in de laatste lettergreep van een woordstam en voor een suffix. Geminaten veranderen hier door degeminatie in korte medeklinkers: (tukki : tukin), en korte medeklinkers worden zachter uitgesproken of verdwijnen helemaal (tuki : tuen).

Medeklinkergradatie in deze talen is niet (meer) uitsluitend fonologisch maar ook grammaticaal van aard.

Keltische talen

In de Keltische talen heeft de mutatie van de initiale consonant een syntactische functie. Ze geven in veel gevallen aan wat het geslacht en de grammaticale functie van een woord is. Deze mutaties zijn niet in alle Keltische talen hetzelfde en ook de omstandigheden waarin ze optreden, verschillen per taal.

Een voorbeeld van een situatie waarin mutaties optreden in alle Keltische talen die tegenwoordig gesproken worden, is bij het gebruik van bepaalde persoonlijk voornaamwoorden.

Bretons Iers Welsh Betekenis
kazh cat cath een kat
e gazh a chat ei gath zijn kat
he c'hazh a cat ei chath haar kat
o c'hazh a gcat eu cath hun kat

Een ander voorbeeld zijn de mutaties die optreden bij het lidwoord en bijvoeglijk naamwoord in combinatie met een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.

Bretons Iers Welsh Nederlands
ar an y de
gwreg bean gwraig vrouw
bras mór mawr groot
ar wreg vras an bhean mhór y wraig fawr de grote vrouw

Deze consonantmutaties zijn ontstaan doordat de beginconsonant van een vroegere vorm van het woord oorspronkelijk beïnvloed werd door de eindklank van het voorafgaande woord. Die eindklank is afgesleten, maar de gemuteerde beginconsonant is gebleven. Een voorbeeld van de historische ontwikkeling is het volgende:

Proto-Keltisch Oudiers Nieuwiers Nederlands Mutatie
*(s)indosxwiros ind fer an fear de man geen mutatie
*(s)inda‿bena ind ḃen an bhean de vrouw lenitie

Iers

Het Iers kent twee mutaties: aspiratie (deze vorm van lenitie wordt ook wel lenitie of in het Engels soft mutation genoemd) en nasalering (of eclipsis). Daarnaast ondergaat de s een klankmutatie die binnen de fonetiek fortitie wordt genoemd, namelijk /s/ wordt /t/ (geschreven als ts-), maar die doorgaans bij lenitie wordt weergegeven, omdat het zich in dezelfde grammaticale context voordoet.

Bij lenitie in het Iers worden stops fricatieven. In de orthografie van het Oudiers wordt dit aangegeven met een puntje boven de letter (sí buailte). In het Nieuwiers wordt een h toegevoegd na de betreffende medeklinker.

Bij eclipsis wordt de werkelijke klank geschreven vóór de oorspronkelijke letter.

Ongemuteerd Geleneerd Genasaleerd
p /p/ ph /f/ bp /b/
t /t/ th /h/ dt /d/
c /k/ ch /x/ gc /g/
f /f/ fh (stil) bhf /w/
b /b/ bh /w/ mb /m/
d /d/ dh /j/ nd /n/
g /g/ gh /ɣ/ ng /ŋ/
s /s/ sh /h/ (soms ts /t/)
m /m/ mh /w/

Welsh

Het Welsh kent drie intitiële consonantmutaties: lenitie (treiglad meddal, soft mutation), nasalering (treiglad trwynol, nasal mutation) en spirantmutatie (treiglad llaes, aspirant mutation). Daarnaast treedt er bij de negatie van vervoegde werkwoorden een zogenaamde gemengde mutatie (mixed mutation) op.

Ongemuteerd Geleneerd Genasaleerd Gespirantiseerd
p b mh /m h/ ph /f/
t d nh /n h/ th /θ/
c /k/ g ngh /ŋ h/ ch /x/
b f /v/ m
d dd /ð/ n
g verdwijnt ng /ŋ/
m f /v/
ll /ɬ/ l
rh r

Bretons

Het Bretons kent vier verschillende mutaties (kemmadurioù): lenitie (of verzachting; blotadur), spirantie (c'hwezhadur), fortitie (of verharding; kaletadur) en gemengde mutaties (kemmadurioù kemmesket). De nasalering is tegenwoordig zeldzaam.

Geleneerd Gespirantiseerd Verhard Gemengde
mutatie
p b /b̥/ f /v̥/
t d /d̥/ z /h/ (< */θ/)
k g /ɡ̊/ c'h /x/
b v p /p̎/ v
d z (< */ð/) t /t͈/ t /t͈/
g c'h /h/ k /k͈/ c'h /h/
gw w kw w
m v v
f f /v̥/
s s /z/
ch ch [ʒ]
c'h c'h /h/

Gronings-Oostfries

Dit fenomeen komt ook in bepaalde Nederduitse dialecten voor, namelijk het Gronings en het Oost-Fries. Het woord kaant 'kant, zijde' kan veranderen in kaante, waarbij de t-uitspraak in een d verandert, waardoor men krijgt kaande. Dit verschijnsel komt onder andere voor in het Veenkoloniaals en het Reiderlands. In het westelijke Reiderlands, dus in Nederland, vindt deze mutatie niet plaats. Daar zegt men (zoals in onderstaande voorbeelden) klompe, tìnte en kìrke, maar wel schaanze.

Ongemuteerd Gemuteerd Voorbeeld
p b klomp-klombe
t d tìnt-tìnde
k g (Duitse uitspraak) kìrk-kìrge
s z schaans-schaanze

Zie ook