Naar inhoud springen

De Hachelbouten

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Toth (overleg | bijdragen) op 26 nov 2019 om 21:17. (→‎Het verhaal)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Heer Bommel en de Hachelbouten (in boekuitgaven/spraakgebruik verkort tot De Hachelbouten)[1][2] is een verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Het verhaal verscheen voor het eerst op 16 april 1960 en liep tot 4 juli van dat jaar. Thema: Het tweelingduo angst en verzekeren.

Verhaalaankondiging

Deze stripstrook[3] bevat drie portretten. De tweeling Hobbel&Hup Hachelbout en heer Bommel. Hobbel is een somber en zwartgallig figuur, die overal onheil en boze voortekenen ziet. Na het uitspreken van zijn lijfspreuk: “Het is hachelijk” , laat hij vervolgens een spoor van verslagenheid achter. Hup Hachelbout ging dientengevolge in zijn jeugd gebukt onder angst en onzekerheid. Hij vond ten slotte zekerheid in het verzekeringswezen. Hij loopt nu achter Hobbel aan met een tas vol polissen, die zekerheid kunnen geven van het wieg tot het graf. Het portret van heer Bommel toont een oppervlakkige glimlach. Maar de tweelingbroers zullen hem wel anders leren kijken, zoals het verloop van het verhaal zal leren.

Het verhaal

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Heer Ollie wordt in de lente geconfronteerd met slechte voortekenen, zoals een heksenkring, een ravennest en de toekenning van huisnummer 13 aan zijn kasteel Bommelstein. Heer Bommel ziet een gemeentewerker "13" verven op zijn beuk aan de Distellaan. Het is een nieuwe gemeenteverordening en gemakkelijker voor de postbode. Een zwartkijkend heerschap, Hobbel Hachelbout[4] geheten, tracht hem ervan te overtuigen dat alleen berusting hem kan helpen. De voortekenen duiden nu eenmaal op ‘’kommer en kwel’’. Maar diens broer, Hup Hachelbout, heeft een heel andere insteek, die probeert heer Ollie tegen alle rampspoed te verzekeren.[5] Tom Poes treft bij zijn bezoek aan het slot Bommelstein later die dag een zenuwachtige situatie aan. Bediende Joost loopt met een geweer rond en vertelt dat de voortekens op onheil duiden. Tom Poes weet nog maar net een begin van brand in de keuken te blussen, omdat bediende en werkgever op elkaars zenuwen werken. Vervolgens legt heer Bommel aan Tom Poes uit dat verzekeringen ijdelheid zijn volgens Hobbel Hachelbout. Een heksenkring in het gazon en een huisnummer Distellaan 13, dat doet de deur dicht. Tom Poes vindt het lachend allemaal onzin. Maar zijn vriend meent nu dat hij zijn vriend niet meer is. Tom Poes weet niets anders te doen dan naar huis te gaan en te wachten tot de lucht is opgeklaard.

De tegenslagen blijven echter maar komen. Zo stelen Super en Hieper nog diezelfde nacht[6] het klaargelegde belastinggeld. De andere morgen komen commissaris Bulle Bas en ambtenaar eerste klasse Dorknoper samen naar het kasteel om de belastinggelden te innen. Heer Bommel vertelt zenuwachtig van een inbraak door Super en Hieper en verzoekt Hup de verzekering uit te betalen. Die heeft nog wat tijd nodig om het geld uit te keren. “Want er zullen vragen rijzen: Diefstal daags na de afsluitdag van de verzekering. Het geld lag niet in een kluis. Geen aangifte gedaan.” Ambtenaar Dorknoper gaat de boedel beschrijven en verzegelen waarop de commissaris zijn notitieboekje trekt. Hij noteert dat vanwege de voortekens heer Bommel een inbraak verwachtte. De commissaris vindt dit een soort van bekentenis waarop de kasteelheer Bulle Bas de pet over de ogen slaat. Hup Hachelbout stelt jammerend dat deze actie verboden is en ook niet te verzekeren. Er zit voor heer Bommel nu niets anders op dan om vluchtend onder leiding van Hobbel Hachelbout berusting te gaan leren. Of een uit een hoefijzer groeiend klavertjevier te gaan vinden. Tom Poes en Hup Hachelbout hebben inmiddels samen de achtervolging van hun vriend en hun tweelingbroer in gezet. Hup verkoopt heer Bommel terloops nog een allriskverzekering.

Heer Ollie en Hobbel volgen verplicht de weg die de wind hun wijst. De kasteelheer neemt daartoe de Oude Schicht mee uit de garage, die de overheid slordig vergeten heeft te verzegelen. Maar onbegrip en armoede worden heer Ollies deel, terwijl van berusting geen sprake is en er almaar zesbladerig duivelskruid op zijn pad groeit. Hup gaat door met uitbreiden van het verzekeringspakket,een Hach verzekering en een Hach verzekering met hondenbeetuitbreiding. Het plantje duivelskruid brengt Tom Poes wel op een idee: door twee van de zes blaadjes weg te halen lijkt duivelskruid net op een klavertjevier en hoewel het moeite kost hem erheen te lokken, vindt heer Ollie het door zijn jonge vriend uiteindelijk neergelegde hoefijzer. De vondst geeft hem groot zelfvertrouwen en zo weet hij zijn kwelgeest Hobbel ervan te overtuigen dat hij als heer van stand geen vrees heeft. De kastelein haalt zijn ruitjesjas terug die hij in onderpand had gegeven aan een herbergier. En een boerin, die hem onheus had behandeld, leent hem haar landbouwtrekker. Hij weet beiden te overtuigen dat de onkosten achteraf vergoed zullen worden. Nu volgt Hobbel de kasteelheer hoofdschuddend op hun tocht naar de stad Rommeldam.[7]

In Rommeldam zinnen Bulle Bas en Dorknoper samen op maatregelen tegen de kasteelheer wegens belastingontduiking en geweld tegen de politie. Dorknoper legt bij Hup Hachelbout beslag op de Oude Schicht[8] en de geïncasseerde verzekeringspremies. Heer Bommel is nu weer geheel onverzekerd. Maar teruggekeerd in Rommeldam weet Heer Bommel met een snelle hint aan burgemeester Dickerdack Bulle Bas op het spoor van Super en Hieper te zetten, zodat het met de belastingen en de verzegeling van Bommelstein ook goed komt. Met de praktijken van de Hachelbouten wil heer Ollie niets meer te maken hebben. Ze krijgen een afscheidsmaaltijd aangeboden en logies voor één nacht. Heer Bommel heeft het klavertjevier in zijn knoopsgat en Tom Poes laat Hobbel zien hoe duivelskruid te veranderen is in een klavertjevier. Het blijkt dat er dus geen betrouwbare voortekens zijn.[9] Heer Bommel is nu echt overtuigd geraakt van de voortekens, want alles kwam op zijn pootjes terecht toen hij zijn klavertjevier vond. Hij maakt tijdens de slotmaaltijd Tom Poes verwijten omdat hij hem in de steek had gelaten. De tweelingbroers zien echter nu in dat de wereld niet zo zwart-wit is als dat zij het zich voorstelden. De andere dag vertrekt de tweeling Hup&Hobbel om gezamenlijk in het loterijwezen te gaan. Want Bommelstein was niet door het getal 13 getekend. Ze hoorden het ambtenaar Dorknoper zeggen, die de kasteelheer kwam meedelen dat het huisnummer 13 aan de Distellaan ambtshalve is doorgehaald.

Varia

In dit verhaal wordt de uitdrukking kommer en kwel voor het eerst gebruikt.

Voetnoot

  1. Marten Toonder 13 juli 1994:"De naam hachelbouten kreeg ik van Annie M.G. Schmidt in een aardig briefje toegestuurd als suggestie."
  2. https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/je-kunt-me-de-bout-hachelen
  3. stripstrook 3982, in het NRC Handelsblad
  4. Zijn opvattingen vallen samen met die van De Zwarte Zwadderneel.
  5. “Met een verzekering van Hachelbout, laat het ongeluk u koud.”
  6. “Sommige lui betalen meer belasting dan een eerlijk zakenman in een jaar verdienen kan.”
  7. Hoogmoed komt voor de val.
  8. Dat was hij vergeten, zodat Heer Bommel aan zijn tocht kon beginnen met zijn vertrouwde automobiel.
  9. In het eerste deel van zijn autobiografie: Vroeger was de aarde plat (autobiografie deel I, 1912-1939) (1992) maakt de auteur op pagina 40 melding van een soortgelijke scène uit zijn jeugd.
Voorganger:
De herenopstand
Bommelsaga
16 april 1960 - 4 juli 1960
Opvolger:
De Bommellegende